Modescenograaf Bob Verhelst: ‘In Parijs zat niemand op ons te wachten’

© foto Joris Casaer
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Bob Verhelst (63) is scenograaf van modetentoonstellingen in binnen- en buitenland. Hij verzorgde de expo PiKANT! in Moorsel (tot 30 september), het Musée Delvaux in Brussel (vanaf 5 september) en de gasttentoonstelling van Wouters & Hendrix in het Antwerpse Diamantmuseum (vanaf 13 september).

Ik ben aan de Modeacademie gestart zonder medeweten van mijn vader. Die had kennissen bij het Mercatorfonds en dacht vooral aan werkzekerheid. Ik heb in 1975 dus eerst een jaar grafiek gevolgd, maar na enkele lessen drapage ben ik in het geniep overgeschakeld. Hoe Hieron Pessers haast als een beeldhouwer volumes creëerde, maar dan met stof – ik wist niet wat ik zag. Gelukkig kwamen er snel na onze opleiding middelen en aandacht voor de Belgische modesector en hebben mijn ouders dat nog meegemaakt.

In Parijs zat niemand op ons te wachten. Als je je daar voorstelde als een student van de Antwerpse Modeacademie, werd je uitgelachen: ‘Heeft België dan een modescene?’ Een geweldige stimulans, want nadien waren we dubbel zo vastberaden om de wereld te veroveren.

Je hoort mij niet zeggen dat het vroeger beter was. Wie dat denkt, moet maar met een huifkar gaan rijden.

Mijn parcours was geen rechte lijn. Mensen als Dries Van Noten en Ann Demeulemeester droomden al vroeg van hun eigen modehuis, maar ik hield ook van architectuur, design en theater. Ik volgde na de Modeacademie theaterkostuum- en decorontwerp in Warschau en Rome en werkte de eerste jaren voor Walter Tillemans en het Weense Burgtheater. Daarnaast tekende ik commerciële collecties en was ik acht jaar assistent van Martin Margiela in Parijs. Mijn roeping vond ik pas in 1999, toen Linda Loppa me vroeg voor de eerste tentoonstelling van het MoMu. Daarmee kwamen al mijn passies samen in één opdracht. Toch heb ik nooit het gevoel gehad dat ik iets miste, en combineer ik tentoonstellingen nog altijd met special events, de artistieke leiding van Graanmarkt 13 en andere uitdagingen. Als ik opnieuw mocht beginnen, zou ik dus precies dezelfde weg volgen, met alle omzwervingen erbij.

Een scenograaf staat ten dienste van het onderwerp. Ik kan uit de bol gaan en de gekste dingen bedenken, maar dan zien mensen alleen nog het decor, en niet de stukken die je toont of het verhaal dat je wilt vertellen. Sowieso zijn tentoonstellingen altijd groepswerk. Er komt veel overleg bij kijken, maar zo haal ik het beste uit mezelf.

Zet me in een ruimte en ik zie meteen wat ik ermee wil doen. Met foto’s van tentoonstellingszalen en theoretische beschouwingen kan ik weinig: ik moet de plek zelf verkennen, uitzoeken wat haar karakter en de mogelijkheden zijn en dan begin ik de dag zelf nog te schetsen. Achteraf zijn gedetailleerde plannen nodig, maar in eerste instantie volg ik enkel mijn buikgevoel.

Tegenwoordig ben ik meer geu0026#xEF;nteresseerd in moderne architectuur en jonge kunstenaars dan in mode.

De eerste show van Martin Margiela in Parijs was een bom. We waren al vrienden aan de academie, maar dat defilé in het Café de la Gare in 1988 brak met elke gangbare trend in de modewereld. What the fuck was dat, dacht iedereen. (lacht) Ik besefte dat wat hij deed spannend en vernieuwend was en heb hem meteen gezegd dat hij op mijn hulp kon rekenen. Geld om me te betalen was er niet in het begin, maar dat was niet erg: bij Martin gebeurde er tenminste iets. Tegenwoordig ben ik meer geïnteresseerd in moderne architectuur en jonge kunstenaars dan in mode, die nu een keiharde business is, maar je hoort me niet zeggen dat het vroeger beter was. Wie dat denkt, moet maar met een huifkar gaan rijden.

‘We zijn de kunst van het samenleven verloren’, vertelde Audrey Hepburn me ooit. Een uitspraak die zo bleef hangen dat ik ze later vertaalde naar creatieve buurtprojecten in Antwerpen en Dakar, een stad waar ik vroeger vaak vrienden bezocht. Deze zomer maakte ik in het Zuid-Italiaanse Irsina nog een sculptuur met rommel uit de kelders van de bejaarde dorpsbewoners. Dat zulke projecten vooral gelijkgestemde zielen bereiken, is voor mij geen reden om het niet te doen – dan laat je de samenleving helemaal verrotten.

Voor mij telt mijn werk, niet hoeveel aandacht ik krijg. Vroeger werd me al gevraagd hoe het was om in de schaduw van Martin te staan, maar daar voelde ik me prima. Het was zijn huis, en ik was de assistent die onder meer voor de defilés, tentoonstellingen en het drukwerk zorgde. Verder ben ik nogal nuchter ingesteld. Musea, luxelabels en ontwerpers weten me te vinden, maar echte naamsbekendheid? Sommige mensen zullen nooit een modetentoonstelling bezoeken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content