Matthieu Blazy, de goochelaar van Bottega Veneta, over zijn traject: ‘Na mijn ontslag bij Calvin Klein, stond ik daar met een kartonnen doos onder de arm’
Zijn talent leverde hem de bijnaam ‘de magiër van Milaan’ op. Als artistiek directeur van het Italiaanse luxemerk Bottega Veneta is Matthieu Blazy er na een vlekkeloos parcours bij onder anderen Raf Simons en Martin Margiela eindelijk uit de schaduw getreden.
Stipt op het afgesproken uur is Matthieu Blazy daar, vanuit Milaan op mijn computerscherm. Hij zit in zijn kantoor bij Bottega Veneta, dat hij volledig naar zijn eigen smaak heeft ingericht. Hij pakt zijn computer, draait hem 360° rond, en wijst op de wand met houten lambrisering die hij heeft gekozen vanwege het hoge chaletgehalte. Er staat een vergadertafel, niet te groot, waar hij met zijn kleine team rond kan zitten. ‘Ik voel me niet echt op mijn gemak in een groot team. Ik wissel ideeën graag een-op-een uit. Het geeft me de kans om echt te begrijpen wat iemand voorstelt en helpt om de achtergrond van mijn medewerkers te leren kennen. Het maakt een gesprek zoveel rijker en daagt me meer uit.’
Op het moment van dit gesprek, eind januari, bereidt Matthieu Blazy de herfst-wintercollectie voor die een maand later, op 24 februari, onthuld zal worden. Hij lijkt geen stress te voelen, al zal hij in het weekend wel moeten doorwerken. ‘Er is nog veel te doen, maar ik word niet zo gauw door zenuwen verlamd. Het defilé is voor mij een spannend avontuur, maar het is ook niet meer dan een voorstelling, ik trek niet ten oorlog of zo… We werken door tot alles op zijn plaats valt. Ik wil op tijd klaar zijn uit respect voor de teams, maar ik geef mezelf wel de vrijheid om dingen tot op het laatste moment te veranderen, soms zelfs nog een paar ogenblikken voordat een model de catwalk opgaat.’
Als student aan La Cambre Mode(s) maakte Matthieu Blazy al indruk met zijn wens om te worden uitgedaagd. Hij viel op door zijn beheerste benadering van overdaad en door zijn kalme, heldere visie. Sindsdien heeft hij een lange weg afgelegd, van Raf Simons tot Bottega Veneta, via Martin Margiela, Celine en Calvin Klein. Hij was lange tijd de man in de schaduw, een plek die perfect bij hem paste. Tot hij er klaar voor was en hij in november 2021 bij Bottega Veneta de teugels overnam.
Vandaag is Matthieu Blazy een tevreden mens. Hij heeft geleerd om zichzelf af en toe wat tijd te gunnen. Dat doet hij door te gaan wandelen met zijn retriever John-John en er een vast ritueel op na te houden: ’s ochtends drinkt hij een koffie in de lokale bar en ’s avonds vind je hem op dezelfde plek: ‘Ik drink er dan een biertje, die ontspannen momenten zijn een cadeautje voor mezelf.’
Terugkijkend op je carrière zou je kunnen zeggen dat je een perfect parcours hebt afgelegd. Ben je het daarmee eens?
Matthieu Blazy: ‘Er waren momenten waarop ik vol twijfels en vragen zat. Maar dat ik dit geweldige parcours heb kunnen lopen, is toch vooral omdat ik heb kunnen werken met mensen die ik bewonderde en die me de ruimte gaven om mezelf uit te drukken. Zowel bij Raf Simons als bij Margiela heb ik veel vrijheid gekregen. En ik heb er ook risico’s genomen.’
Wat voor risico’s nam je?
‘De collecties die ik maakte bij Margiela waren behoorlijk riskant: ze vielen compleet buiten het kader van het traditionele haute-couturesysteem. Ik nam ook risico’s door bepaalde ideeën aan Raf Simons voor te leggen. Ik deed altijd waar ik in geloofde en speelde niemands spel mee. Ik werkte voor hen, maar ze gaven me de kans om me vrij te uiten en doordat ik geloofde in wat ik deed, heb ik weinig compromissen moeten sluiten. Ik werkte aan heel uiteenlopende projecten: bij Raf Simons was het mannenkleding, bij Margiela couture en de catwalk, bij Phoebe Philo voor Celine waren het de precollecties, bij Calvin Klein werkte ik op een meer globale schaal, en Sterling Ruby was dan weer eerder een artistiek project. De uitdagingen waren telkens anders, ook al zijn er natuurlijk altijd punten van overeenkomst: kleding en mode.’
Je hebt ook mindere momenten gehad, daar maak je geen geheim van. Bij Calvin Klein viel je van de Amerikaanse droom in de Amerikaanse nachtmerrie.
‘Dat ontslag bij Calvin Klein, op de Amerikaanse manier, dat schud je niet zomaar van je af: dan sta je daar op straat met je kartonnen doos onder de arm. Maar het heeft me aan het denken gezet. Ik had op dat punt een afkeer van mode, ik wilde iets anders gaan doen, er helemaal mee stoppen. Ik had het gevoel dat ik aan het einde van een systeem was gekomen. Ik had geen zin meer om er nog in mee te draaien, want het was bijzonder destabiliserend geweest. We hadden zo hard gewerkt. Maar toen belandde ik bij kunstenaar Sterling Ruby en herontdekte ik het plezier van werken aan iets dat experimenteler en minder grootschalig was. Het was als het ware iets afleren om opnieuw te leren. Ik vond mezelf terug en dat maakte dat ik rechtkrabbelde. Die episode is dus niet alleen negatief geweest, al geef ik toe dat het op het moment zelf niet gemakkelijk was.’
Heb je het gevoel dat dit parcours jou definieert?
‘Ja, vooral omdat al die ervaringen ook momenten in je leven zijn. Het werkt een beetje als een gedicht dat door meerdere mensen is geschreven: je bouwt iets op en als je het overschouwt, blijkt het een soort geheel te vormen, dat soms weliswaar een beetje monsterlijk oogt. Maar ik zie een rode draad: ik ben altijd veeleisend geweest en heb altijd willen werken met mensen die ik bewonderde en die zelf ook veeleisend waren. Mijn werk vandaag is het resultaat van alles wat ik heb geleerd en alles wat ik nog niet heb geleerd, en ook van dingen waarmee we aan het experimenteren zijn, want ik rust niet op mijn lauweren. Bij Bottega Veneta leer ik nu van de ambachtslieden. Als ik naast iemand sta die veertig jaar ervaring heeft, moet ik me nederig opstellen, bereid zijn om te luisteren, te leren en af te leren.’
Je houdt van vakmanschap?
‘Ik heb altijd graag geknutseld. Als kind beleefde ik daar met mijn tweelingzus en mijn broer veel plezier aan. Ik hou van tekenen, ook al ben ik maar een amateur. Tegelijk heb ik het altijd leuk gevonden om met mijn handen te werken. Soms knutsel ik snel zelf iets in elkaar om de teams te laten zien wat ik in gedachten heb, wanneer we bijvoorbeeld aan een tas werken. Als kind heb ik veel gereisd en veel artisanale creaties gezien, maar als mensen ze niet voor mijn neus zetten en zeggen “dit is fantastisch”, zou ik het misschien niet zo benoemen. Mijn ouders hadden een verzameling Japanse lampen en manden die ik heel mooi vond, zonder dat ik kon zeggen dat het echt vakmanschap was.’
Wat voor kind was jij?
‘Ik was een grote dromer, heel idealistisch ook. Ik had veel energie, soms te veel. Ik was heel nieuwsgierig en creatief… en ik heb de carrière gevonden waar ik van hou, waarin ik me nooit verveel. Ik maak niet alleen kleding, maar ook tassen en schoenen. Als artistiek directeur zijn er nog andere uitdagingen: je moet interviews geven, een duidelijke visie hebben op marketing en het imago van het bedrijf, klanten ontmoeten, nadenken over de architectuur en de inrichting van de boetieks. Ik vind mijn job ook leuk omdat ik niet de hele dag met dezelfde mensen werk en voortdurend van het ene naar het andere switch. Bovendien heb ik nog andere passies, waardoor mijn energie volledig wordt opgeslorpt. Als ik ’s avonds thuiskom, ben ik echt moe.’
Gekke Belgische mode
Kun je je nog het exacte moment herinneren waarop je tegen jezelf zei dat je modeontwerper wilde worden?
‘Ik was veertien, vijftien jaar en mijn vader gaf me een boek van fotograaf Richard Avedon. Het was een kunstboek, het ging helemaal niet over mode, en ik vond het prachtig. Ik zag ook hoe mijn moeder zich kleedde – ze volgde de mode niet blindelings, maar kleedde zich op omdat ze daarvan genoot. Het is een combinatie van dat alles… Ik wist dat het een geweldige job zou zijn.’
Vanwaar je keuze voor Brussel en La Cambre Mode(s)?
‘Mijn moeder, die aan de ULB had gestudeerd, kende La Cambre en had me er al over verteld. Wat me in het programma vooral aansprak was het Bauhaus-systeem: multidisciplinair, met veel workshops… Ik wilde niet alleen mode studeren, ik hield van de aanpak van deze school, met hun grote keuze aan algemene vakken. Ik wilde ook graag in Brussel studeren. Antwerpen kende ik goed – mijn familie woont er – en ik kende ook Parijs, maar Brussel was me onbekend. Dat zag ik als een voordeel: Brussel zou een nieuwe speeltuin voor me kunnen worden. Ik ben naar de opendeurdag geweest en hield meteen van het gebouw. De abdij en de school deden me dromen. Het was de tijd dat Olivier Theyskens er deel uitmaakte van de nieuwe garde. Hij had al aan zijn eigen collecties gewerkt en begon toen bij Rochas.’
Wat heb je van die jaren geleerd?
‘Als je afgestudeerd bent aan La Cambre, heb je een “goed hoofd”: je bent nieuwsgierig, je hebt een grote kennis op het gebied van kleur, muziek en kunstgeschiedenis. Voor de modevakken werd er van ons verwacht dat we ook aan onszelf werkten. De school stimuleert je om je individualiteit te ontwikkelen, zodat je klaar bent om in een modehuis te gaan werken als je afstudeert. Sommige oud-studenten hebben met succes hun eigen modehuis opgezet, denk aan Ester Manas en Marine Serre, wat ik fantastisch vind. Anderen zijn bij grote studio’s gaan werken en geleidelijk aan artistiek directeur geworden, zoals Nico (Nicolas Di Felice bij Courrèges, red.), Anthony (Vaccarello bij Saint Laurent, red.) of ik. Ik vond mijn opleiding bij La Cambre geweldig, dat mag duidelijk zijn. En ik heb de manier van werken behouden die ik daar heb geleerd: ik werk veel op vorm, niet op platte tekeningen. Wat ik doe is heel fysiek.’
‘Dat ik dit geweldige parcours heb kunnen lopen, is toch vooral omdat ik kon werken met mensen die ik bewonderde en die me vrijheid gaven’
Je wordt vaak voorgesteld als een Belgische ontwerper. Wat vind je daar als Fransman van?
‘Ik bén een Belgische ontwerper: ik heb in Brussel gestudeerd en ben bij Raf Simons in Antwerpen begonnen. Mijn debuut ligt dus in België. Eigenlijk heb ik in beide werelden geleefd, aangezien ik in Parijs ben opgegroeid. Maar ik hou van mijn Belgische wortels.’
Hoe zou jij de Belgische mode omschrijven?
‘De Belgische mode heeft iets aparts, want ze kan niet bogen op de geschiedenis van grote huizen zoals je die in Frankrijk hebt. Daardoor is ze vrijer, heeft ze een minder burgerlijke kant. En zelfs met alle gekte en experimenten leeft er een gevoel van pragmatisme. Wat de grote Antwerpse ontwerpers als eersten bereikten, was dat ieder een heel eigen visie had: Ann Demeulemeester deed niet wat Dries Van Noten deed, die niet deed wat Walter Van Beirendonck deed, en Martin Margiela zat al helemaal in de marge… Ik weet niet of we de Belgische mode echt kunnen definiëren, want hier heeft elke ontwerper zijn eigen definitie.’
Hallo Matthieu Blazy!
Hoe belangrijk was je ontmoeting met Raf Simons?
‘Al mijn ontmoetingen zijn belangrijk, maar Raf Simons neemt een speciale plaats in omdat hij me mijn eerste kans gaf. Ik had La Cambre afgemaakt en drie maanden later werkte ik bij hem in de studio. Daar heb ik het vak geleerd, in 2007. Dat is lang geleden.’
Wat leerde je van hem?
‘Wat me zo beviel aan Raf, was dat hij je niet afremde. Je mocht met om het even wat komen aanzetten, zolang je er zelf maar in geloofde. De creatieve benadering was extreem vrij, maar ook erg veeleisend. Want hoe meer vrijheid je neemt, hoe meer je aan vereisten moet voldoen. Het is een kwestie van een balans vinden tussen totale creatieve vrijheid en uitmuntendheid in je werk.’
Toen Bottega Veneta je in 2021 de baan van artistiek directeur aanbood, antwoordde je dat je er klaar voor was.
‘Daarmee bedoelde ik dat ik het gevoel had dat ik een vorm van opleiding had afgerond, van Raf Simons tot Margiela, via Celine. Ik had couture en mannen- en vrouwenmode aangeraakt, ik was klaar om in het bad te springen en mijn eigen creatieve visie voor Bottega Veneta te ontwikkelen. Ik was al benaderd door andere huizen. In sommige was ik geïnteresseerd, in andere minder, maar ik had nog nooit eerder het gevoel dat ik er zo klaar voor was.’
‘Dat ontslag bij Calvin Klein, op de Amerikaanse manier, dat schud je niet zomaar van je af: daar sta je dan op straat, met je kartonnen doos onder de arm’
Dus stapte je uit de schaduw in de schijnwerpers. Hoe voelt dat?
‘Best goed. Het voegt druk toe, want je naam plakt op de creatieve visie van een huis, terwijl ik voordien, bij Margiela, in de anonimiteit werkte.’
De Britse journaliste Suzy Menkes onthulde daar je identiteit…
‘Inderdaad, en kort erna ben ik er weggegaan. Ik heb dus geen collectie gemaakt terwijl ik “uit de kast was”. Als je in de schijnwerpers staat, verandert er iets: als een collectie niet goed wordt ontvangen, krijg jij de negatieve commentaren. Ik ben geïnteresseerd in kritiek, zolang ze niet gratuit is. Opbouwende kritiek zet me aan het denken en doet me mezelf in vraag stellen. Ik hoef geen lof, maar als een collectie goed wordt ontvangen is dat natuurlijk plezieriger dan wanneer je een schop onder je kont krijgt.
Voor de rest is de manier waarop ik met mijn werknemers werk niet veranderd, ook al is hun aantal toegenomen, nu ik me ook buig over tassen, schoenen, marketing, imago… Ik heb meer verantwoordelijkheden. Wat echt is veranderd, is dat mensen me bij mijn voornaam aanspreken sinds ik een “gezicht” ben geworden. Het is vreemd om “hallo Matthieu!” te horen als ik mezelf nog niet eens heb voorgesteld.’
De lente-zomercollectie van Bottega Veneta bestaat uit archetypes die je eigentijds wilde maken: een badpak, een jeans, een pak, een trenchcoat… Ze zijn allemaal perfect herkenbaar.
‘Ik hou van het idee van je elke dag aankleden, maar het woord “garderobe” zegt tegenwoordig niets meer, omdat iedereen het voortdurend op allerlei manieren gebruikt. Maar de archetypes en de verhalen die we elkaar vertellen over de mensen die ze dragen – “een zakenman in kostuum, een vrouw in badpak, een backpacker…” – zijn in zekere zin het witte blad waarop je nieuwe ideeën kunt projecteren. Dat zijn de elementen waaruit een garderobe bestaat. Je kunt erop variëren met kleuren, met texturen, met een experiment. Het gaat ook over casting of om details: geef een model een andere tas in de hand, en ze gaat ergens anders heen! Dat geeft me veel vrijheid.’
Je zei bij je start dat je kleding zonder codes wilde creëren. Wat betekent dat?
‘Bij Bottega Veneta zit er niet per se een code in het silhouet of in de kleding, maar wel in de accessoires en in de hele geschiedenis van leer en vakmanschap. Je kunt er dus veel verschillende dingen en personages op projecteren en ze zien er niet per se allemaal hetzelfde uit. Voor deze lente-zomercollectie was het idee om verschillende mensen te laten reizen, alsof je in de hal van een luchthaven staat; de een komt uit Nairobi, de ander vertrekt naar Rio de Janeiro. Door die ontmoeting ontstaat er iets rijks.’
Dat de pers mij “de magiër van Milaan noemt” is natuurlijk vleiend. Ik doe gewoon mijn ding en abracadabra!
Matthieu Blazy
De pers noemt je ‘de magiër van Milaan’. Ben je dat?
‘Dat is natuurlijk vleiend. Het is mooi gezegd en het raakt me. Ik heb mezelf nooit als een goochelaar gezien, ik doe gewoon mijn ding en abracadabra! Misschien bedoelen ze dat ik anderen laat dromen, dat ik verras?’
Verras jij jezelf nog weleens?
‘Mode is altijd een bijzondere combinatie van de intentie en het resultaat nadat het door andermans handen is gegaan. Een idee wordt toegevoegd, ernaast gelegd, en zo ontstaat er iets anders. Dus hoop ik dat ik mezelf verras en dat mijn teams mij verrassen, en ik hoop dat ik nooit op de eerste dag weet wat het eindresultaat zal zijn. Anders is er geen reis en geen avontuur.’
Wat is de ultieme uitdaging?
‘Een balans vinden tussen werk en geluk, gelukkig zijn in het leven, in de liefde… Maar dat geldt toch voor iedereen?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier