Is mode kunst? In het Louvre in Parijs opent deze week de eerste modetenoonstelling ooit

© Launchmetrics Spotlight

De discussie of mode wel of niet kunst is, wordt deze week definitief beslecht. Want vandaag opent het Louvre – toch het bekendste museum ter wereld – voor het eerst een modetentoonstelling. Logisch, volgens kunstkenners. ‘Zowat elke modeontwerper is beïnvloed door kunst.’

De komende zes maanden spot je in het Louvre niet alleen de Mona Lisa en de Venus van Milo. Maar ook creaties van Chanel, Gucci, Alexander McQueen, Azzedine Alaïa, Jacquemus, Rick Owens en – als enige Belg – Dries Van Noten. En dat is best bijzonder. Want in de afgelopen 232 jaar (het Louvre opende in 1793) werd er nog nooit mode getoond in het Parijse bastion. Hieruit kunnen we concluderen dat mode nu voorgoed behoort tot de canon van kunst met een grote K.

Deze grote stap voor de modewereld was slechts een kleine pas voor deze man: Olivier Gabet, de bedenker en maker van de expo. ‘Mode is een belangrijk creatief domein, dus vind ik het essentieel om het in een museum als het Louvre aan bod te laten komen’, pleit Gabet. Sinds hij ruim twee jaar geleden benoemd werd tot directeur van het departement kunstvoorwerpen lobbyde hij voor zijn plan. Met succes. Van 24 januari tot 21 juli ontdek je onder de noemer ‘Louvre Couture’ een honderdtal modesilhouetten en -accessoires uit de periode van 1960 tot nu, van 45 verschillende modehuizen. Niet in een apart zaaltje voor tijdelijke expo’s, maar verspreid tussen de vaste collectie in de meest prestigieuze zalen van het museum, zoals Galerie d’Apollon, waar je ook de Franse kroonjuwelen vindt, en in de Napoleon III-appartementen. Alles samen goed voor maar liefst negenduizend vierkante meter.

Met andere woorden: de modeontmaagding van het Louvre zal niet ongemerkt voorbijgaan. Ook al omdat Gabet niet kiest voor een doorsnee-expoconcept: ‘Ik wil niet alleen het onderwerp vernieuwen, maar ook de museumervaring. Geen standaardtentoonstelling – denk: een vaste route langs opeenvolgende zalen – maar een vrijere en intuïtievere beleving. Dus maakte ik van de expo een wandeling waarbij je door het museum flaneert en af en toe iets tegenkomt.’

Wedgwood en Louboutin

Hoe rijm je die oude objecten nu aan hedendaagse modesilhouetten, vragen we ons af. Laat dat nu net het uitgangspunt van de expo zijn. ‘Ik wil tonen hoe de objecten in het Louvre modeontwerpers kunnen inspireren. Wist je dat Karl Lagerfeld de collectie door en door kende? Ook Hubert de Givenchy kwam hier veel, net als de jonge generatie ontwerpers trouwens. De expo laat zien dat een hedendaagse modecreatie vaak wortels heeft in een historisch object. Zo keek Demna voor zijn op Jeanne d’Arc geïnspireerde metalen galajurk uit 2023 zeker naar een middeleeuws harnas, Iris van Herpen naar gotische architectuur en Marine Serre naar middeleeuwse wandtapijten. Er is een Louboutin-pump te zien naast een Wedgwood-servies en een plisséjurk van Rick Owens bij een Louis XVI-pendule. Maar ook een beige mantel die Louise Trotter tekende voor Carven naast een vergulde kandelaar in porselein. Daar is visueel geen link, maar wel inhoudelijk. Madame Carven, de oprichter van het modehuis, schonk haar collectie 17de- en 18de-eeuwse meubelen en objecten integraal aan het Louvre.’

Saillant detail: het Louvre heeft geen enkel mode-item in zijn eigen collectie zitten. ‘Door het strikte verzamelbeleid van de Franse overheid’, moppert Gabet. Gelukkig heeft hij dankzij zijn vorige job als directeur van het Musée des Arts Decoratifs (MAD, het zustermuseum van het Louvre dat focust op toegepaste kunst, red.) warme contacten in de modewereld en kreeg hij bij alle huizen bruiklenen los.

Gabet: ‘Mode in het museum is misschien nieuw, maar het is ook heel logisch en legitiem. Zowat elke modeontwerper is op de een of andere manier beïnvloed door kunst. Velen zijn niet alleen kunstliefhebber, maar ook kenner en zelfs collectioneur.

© Musée du Louvre – Nicolas Bousser

Blockbusters

Enerzijds is het revolutionair dat het Louvre mode toont, anderzijds is het rijkelijk laat. Want de afgelopen tien à vijftien jaar waren mode-expo’s de rijzende ster van het modelandschap. ‘Je kunt gerust spreken van een boom. Modetentoonstellingen werden talrijker, grootschaliger en populairder’, vertelt Kaat Debo, directeur van het MoMu, het Antwerpse ModeMuseum. ‘Het kantelmoment was de tentoonstelling Savage Beauty over wijlen Alexander McQueen in 2011 in het Metropolitan in New York. Toen de expo alle bezoekersrecords brak, gingen de ogen van veel kunstmusea open. Plots zagen ze iets lucratiefs in modetentoonstellingen.’

‘Een museum als het Louvre staat ver van vijftien- tot vijfentwintigjarigen af. Mode is een manier om die kloof te dichten’

Olivier Gabet, directeur van het departement kunstvoorwerpen Louvre

Gabet geeft toe dat zijn modetentoonstelling ook een nieuw publiek moet lokken naar het Louvre. ‘We zijn niet op zoek naar meer bezoekers – vorig jaar hadden we er 8,7 miljoen – maar wel naar een diverser publiek. De groep tussen 15 en 25 jaar kwam wel naar het MAD, maar een encyclopedisch museum als het Louvre staat ver van hen af. Mode is een manier om die kloof te dichten. Niet iedereen kent iets van kunstgeschiedenis, maar we dragen wel allemaal kleren’, analyseert Gabet. ‘Ik wil hen doen inzien dat een museum niet alleen een plaats is van kennis, maar ook van plezier. Het is niet mijn bedoeling om aan het basisidee van het Louvre te morrelen. Maar door nieuwe elementen toe te voegen hoop ik jongeren naar binnen te lokken. Of die opzet slaagt, zullen we evalueren na de expo.’

Wellicht wel, want mode-expo’s zijn doorgaans blockbusters. Dat zegt ook Margriet Schavemaker, directeur van het Kunstmuseum Den Haag, waar momenteel de expo Dior – A New Look loopt die wegens succes is verlengd. ‘Elk najaar organiseren we traditiegetrouw een modetentoonstelling. Daarmee trekken we echt een ander publiek naar het museum en daar zijn we heel blij mee. Ook omdat mensen, eenmaal binnen, vaak ook de andere tentoonstellingen nog bezoeken.’

© Musée du Louvre – Nicolas Bousser

Potentiële klanten

Terwijl de soms elitaire museumwereld de toegankelijkere modesector gebruikt om hun publiek te verjongen en te verbreden, doet de fashionwereld juist het omgekeerde. Zij vrijen de kunstwereld op in een queeste naar een intellectueler en serieuzer imago. Zo zijn modehuizen de laatste tijd aanwezig op hedendaagse kunstbeurzen à la Frieze en Art Basel.

‘Dat zijn vruchtbare voedingsbodems voor luxemerken die hun klantenbestand willen verbreden’, schreef Vogue Business vorig jaar. Onder meer Chanel, Dior en Poiret waren al sponsor van de beurs en hadden er een eigen stand. Prada organiseerde er een lezingenreeks, terwijl andere merken meesurfen in de slipstream en pop-ups, productlanceringen of cocktails organiseren buiten de beurs. Het doel: de aandacht en de portemonnee lokken van de kapitaalkrachtige kunstliefhebbers die op de beurs afkomen.

‘Wie geïnteresseerd is in kunst, houdt vaak ook van mode. En als je vaak naar beurzen of vernissages gaat, heb je kleren nodig om daar te dragen. Dus dat zijn allemaal potentiële klanten. Bovendien is een aanwezigheid op een beurs een pak goedkoper dan een defilé’, zegt kunsthistorica Sarah Hoover in het stuk. Volgens de commercieel directeur van Frieze krijgt ze ‘veel meer aanvragen van modehuizen dan dat er plaatsen te verdelen zijn’.

Opvallend is dat niet alleen high-fashionmerken hier aanwezig zijn, maar bijvoorbeeld ook sportlabel Nike of schoenenmerk Ecco, dat vooral bekendstaat als comfortabel. Dat Deense merk gaat door een rebranding en wilde hier vooral op de radar van creatives komen.

De installatie van Frank Gehry voor Louis Vuitton op Art Basel Parijs, 2024. © Louis Vuitton

Intellectueel aura

Sommige modemerken gaan nog een stap verder en openen eigen musea. En dan hebben we het niet over archiefachtige instellingen genre Musée YSL, Armani/Silos, Fondation Alaïa, Gucci Museum en Museo Balenciaga, maar wel over kunstmusea gebaseerd op privécollecties. Zo heeft François Pinault (oprichter van luxeconglomeraat Kering met merken als Gucci en Saint Laurent, red.) met Palazzo Grassi, Punta Della Dogana en Bourse de la Commerce musea in Venetië en Parijs. Zijn tegenstrever Bernard Arnauld van LVHM (met onder andere Vuitton en Dior, red.) opende Fondation Louis Vuitton. Maar denk ook aan Fondazione Prada en kleinere initiatieven als Lab van Agnès b. en Fondazione Maramotti van de familie achter Max Mara.

Opvallend: op de programmaties vind je zelden tot nooit modetentoonstellingen, enkel beeldende kunst. Er is natuurlijk wel een duidelijke link: het geld dat verdiend is met mode, wordt geïnvesteerd in kunst. Al is het wel een feit dat vooral de grotere musea erg ver afstaan van de modeontwerper die zijn collectie inspireert op beeldende kunst. Het is vooral branding: een marketingstunt die een merk een intellectueler aura bezorgd, een antigif tegen het oppervlakkige imago dat hardnekkig aan de mode blijft kleven.

MoMu-directeur Kaat Debo vraagt wel om niet alle initiatieven over één kam te scheren. ‘Er is een groot verschil tussen een luxeconglomeraat dat een privémuseum opent en een initiatief van een onafhankelijke designer.’

Prada Rong Zhai, een cultureel centrum dat Prada in 2017 opende in Shanghai. © Prada

Van collab naar collab

Een ander voorbeeld van hoe de modebranche meelift op de intellectuelere kunstwereld is natuurlijk de collab. Een fenomeen dat niet meer weg te denken is uit de fashion. Het is zoeken naar een modemerk dat zich nog níét waagde aan een artistieke collab. We zouden er – zonder overdrijven – een heel magazine mee kunnen vullen. Zo werkte Stella McCartney al met Yoshitomo Nara en Ed Ruscha. Alexander McQueen deed het met Damien Hirst en Longchamp met Tracey Emin. Een atypisch voorbeeld is de Belgische designer Raf Simons, die jarenlang samenwerkte met de Amerikaanse artiest Sterling Ruby. De twee smeedden een artistiek broederschap en creëerden samen winkels, stofdessins en campagnes voor Simons eigen mannenlabel, maar ook voor Dior en Calvin Klein.

Dat verschilt van de meeste artistieke collabs waarbij een kunstenaar een laagje toevoegt aan een bestaand mode-item. Meester hierin is Louis Vuitton. Het begon in 2001, toen creatief directeur Marc Jacobs het lef had om te doen wat zijn werkgever hem uitdrukkelijk had verboden: prutsen aan het logo. Dat liet hij over aan kunstenaar Stephen Sprouse, die er een graffitiversie van maakte. Die rebelse logomania is bijna 25 jaar na datum nog altijd iconisch. Velen volgden in Sprouses voetstappen, de ene nóg beroemder dan de andere: Takashi Murakami (voor de 20ste verjaardag lanceerde LV zopas enkele re-edities), Yayoi Kusama, Jeff Koons, Richard Prince en Cindy Sherman.

Alle ‘collab-ers’ zouden dankjewel moeten zeggen tegen Elsa Schiaparelli. Zij vond in 1937 de kunst-modecollab uit toen ze samen met artiest Salvador Dalí haar Lobster Dress maakte. Later creëerden ze samen nog de Tears Dress, Skeleton Dress en Shoe Hat.

Van Gogh-T-shirts in de lente-zomer 2025 collectie van Loewe. © Loewe

Oerdiscussie

Even terug naar de oerdiscussie: verdient mode het etiket kunst? Menige ontwerper sprak zich al over die vete uit. Rei Kawakubo en Miuccia Prada zitten in kamp ‘nee’. Net als Karl Lagerfeld die zei: ‘Art is art. Fashion is fashion.’ Yves Saint Laurent was een fervent kunstverzamelaar en maakte met zijn collectie Mondriaan-jurken wandelende schilderijen, maar toch meende hij: ‘La mode est un métier qui n’est pas tout à fait un art, mais qui a besoin d’un artiste pour exister.’

‘Musea durven vandaag meer af te wijken van hun specialisme. De muur tussen schone en toegepaste kunsten staat er nog, maar hij gaat wel langzaam naar beneden’

Kaat Debo, directeur van het MoMu

Maar tijden veranderen en de kloof tussen schone of beeldende kunsten enerzijds en toegepaste kunsten anderzijds wordt gevoelig kleiner. Dat bevestigt Kaat Debo, die al sinds 2001 aan het roer van het MoMu staat. ‘Ik zie een duidelijke trend waarbij musea meer durven af te wijken van hun specialisme en over het muurtje kijken naar andere domeinen. De muur tussen schone en toegepaste kunsten staat er nog, maar hij gaat wel langzaam naar beneden.’

Een belangrijke bedenking van Debo is de financiering van die modetentoonstellingen. ‘Soms zijn het niet de musea, maar grote modehuizen zelf die het initiatief nemen voor een expo, zoals Dior Designer of Dreams en Gabrielle Chanel. Fashion Manifesto. Ze maken die tentoonstelling samen met een museum, respectievelijk Musée des Arts Décoratifs en Palais Galliera. Maar achteraf laten ze de expo rondreizen naar plekken waar hun (potentiële) klanten zitten. Dit soort samenwerkingen stelt het spanningsveld tussen publieke en private instellingen op scherp. Ik vind dat musea het verschil moeten blijven maken door hun maatschappelijke doel nog sterker af te lijnen. Ook al moeten ze dat doen met kleinere budgetten.’

En zo lanceert Debo een nieuwe discussie: zijn mode-expo’s van maatschappelijk belang of veeleer marketing? Benieuwd hoe ze daar in het Louvre naar kijken.

Lees ook:

De favoriet van prinses Diana: het verhaal achter de Lady Dior-handtas
Kan kleding huren een groen alternatief zijn? Een stappenplan voor de bewuste modefan
Na alle racistische en seksistische uitschuivers: is Dolce&Gabbana weer salonfähig?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content