In memoriam: Kenzo Takada, de ontwerper die Oost en West samenbracht
Kenzo Takada (1939-2020), die overleed aan de gevolgen van covid-19, was de eerste Japanse ontwerper in Parijs. Hij was de pionier van de modeshow als spektakel.
‘Mode is niet voor de happy few’, zei Kenzo Takada in 1972, ‘mode is voor iedereen.’ De ontwerper, die 55 jaar in Parijs verbleef, hielp de mode minder elitair te maken. Als pionier van de prêt-à -porter was hij een van de belangrijkste ontwerpers van zijn generatie. Maar hij was los daarvan ook een graag geziene figuur in de Parijse modescène. Hij zat nog vaak op de eerste rij van de shows van het merk waar hij al twintig jaar officieel niets mee te maken had. Altijd vrolijk en ogenschijnlijk zorgeloos, net als zijn mode.
Takada werd geboren op 27 februari 1939 in de provinciestad Himeji. Zijn ouders, hoteluitbaters Kenji en Shizu Takada, hadden zeven kinderen. Hij was gepassioneerd door tekenen en een verwoed lezer van de modetijdschriften van zijn zussen. Aanvankelijk studeerde hij literatuur aan de universiteit van Kobe, maar switchte later naar de beroemde Bunka modeschool in Tokio, waar hij een van de eerste mannelijke studenten was. Hij schilderde muren om te overleven.
In 1960 won hij de So-En prijs, uitgereikt door het modemagazine met dezelfde naam. Hij begon zijn carrière als ontwerper voor Sanai, een grootwarenhuisketen, op de afdeling meisjeskleren. Toen het appartementsgebouw waar hij woonde werd afgebroken voor de Olympische Spelen van 1964 kreeg hij een aanzienlijke som geld ter compensatie. Daarmee maakte hij een wereldreis richting Frankrijk, per schip, via Hong Kong, Saigon, Singapore, Colombo, Mumbai, Djibouti, Alexandrië en Barcelona.
‘Ik had bijna het vliegtuig genomen,’ vertelde hij vorig jaar nog aan Isabelle Willot van zusterblad Le Vif Weekend. ‘De tickets in tweede klasse waren even duur.’ Zijn leven had er misschien heel anders uitgezien: de wereldreis van Kenzo opende zijn ogen. Ze gingen, tot gisteren, niet meer dicht.
Hij meerde aan in Marseille, en nam daar de trein naar Parijs. Voor een tijdelijk verblijf, dacht hij, maar het bleek voor altijd.
In Parijs huurde Takada, toen 21, een kamer in de buurt van Clichy, voor 9 Franse francs per dag. Toen zijn spaargeld op was, vond hij werk als freelance ontwerper en verkocht hij schetsen aan ontwerpers als Louis Feraud. In 1970 opende hij een eigen winkel in de statige Galerie Vivienne. Hij beschilderde de muren met exotische flora en fauna, als een jungle, en organizeerde er, in april van dat jaar, zijn eerste show, Jungle Jap.
Jap was de naam die hij zichzelf in die periode gaf. ‘Ik weet dat Jap pejoratief klinkt,’ vertelde hij aan The New York Times in 1972, ‘maar ik dacht dat dat misschien zou veranderen als ik iets goeds deed. En Jungle Jap klonk goed – er zat humor in – en dus heb ik dat op het winkelraam geschilderd.’
Hij was de eerste Japanner die het maakte in de Franse mode. Na enkele maanden was de winkel te klein en verhuisde hij naar de Passage Choiseul. De Amerikaanse buyers waren dol op hem: hij werd verkocht bij Bloomingdale’s, Bonwitt Teller, Saks Fifth Avenue en Bendel’s, een aantal van de belangrijkste department stores van die tijd. In 1972 had hij twee winkels in Parijs, een adres in Saint-Tropez, en drie zaken in Duitsland.
‘Zonder Kenzo zou er dit jaar geen mode zijn geweest,’ getuigde een Amerikaanse buyer in 1972 in WWD. ‘Alles wat je deze lente op straat ziet, en in de helft van de boetieks, is geïnspireerd door Jap.’
Maar toen hij voor het eerst naar de Verenigde Staten reisde, in 1971, werd hij gedagvaard door de Japanse American Citizens League. Die wou hem dwingen om de naam Jap niet langer te gebruiken, vanwege slechte herinneringen aan de Tweede Oorlog, toen de Japanners in Amerika na Pearl Harbor massaal in kampen werden opgesloten. De League verloor het proces, maar Takada besloot om voortaan toch maar als Kenzo door het leven te gaan.
Zijn shows waren fris en speels, heel anders dan de bloedserieuze défilés van de gevestigde Franse couturelabels. Hij behoort tot de eerste generatie ontwerpers die prêt-à -porter maakten, met Chantal Thomass en Dorothée Biss (ze showden soms samen).
Hij was een pionier van de modeshow als spektakel, nog voor ontwerpers als Jean Paul Gaultier of Thierry Mugler. ‘Zijn shows waren parties,’ zei Gaultier. Voormalig model Inès de la Fressange vertelde aan modevakblad WWD dat ze haar eerste show liep voor Kenzo. ‘Ik was verschrikkelijk verlegen en mensen vonden mij maar een rare, en hij was ook heel verlegen. De mensen zijn vergeten dat eind de jaren zeventig niemand een moer gaf om couturelabels, met uitzondering van Saint Laurent. Maar voor een plekje op een Kenzo-show werd er gevochten.’ Hij showde in een circustent, installeerde een boksring in de Bourse de la Commerce. Jerry Hall, Tokuie Smith, Grace Jones liepen mee.
En ook zijn kleren waren anders: oversized, vaak zonder ritsen of knopen. Hij zag zichzelf nooit als een Japanse ontwerper, wel als een ontwerper, tout court. ‘Ik heb Japanse wortels, zeker, en ik voel me met het ouder worden ook Japanser dan ooit, die cultuur is zo sterk,’ zei hij vorig jaar aan Weekend Le Vif. ‘Maar ik heb uiteindelijk 55 jaar in Parijs gewoond, heb hier heel mijn carrière gehad. Ik voel me Japans maar ook Parijzenaar en Europeaan. De basistechnieken van de mode heb ik in Japan geleerd, maar mijn stijl is Frans, soms misschien gekleurd met Japanse invloeden. Mijn invloeden komen van overal, van de reizen die ik heb gemaakt.’
Hij was een romantische zwerver en keek zowel naar Oost-Europese folklorejurken als matrozenuniformen en kimono’s. Zijn mode ging van Oost naar West en terug. En was altijd optimistisch, vol joie de vivre, net als de man zelf. Kenzo ging graag en veel uit, tot vroeg in de ochtend, in clubs als Le Sept of Le Palace, het Parijse equivalent van Studio 54 (waar hij in 1977 showde, het gouden discojaar). Karl Lagerfeld, Sonia Rykiel, Issey Miyake en Pierre Bergé gingen naar zijn shows. Saint Laurent noemde hem meer dan eens ‘een groot talent.’
Hij begon een mannenlijn in 1983, een goedkopere jeanslijn in 1986, en lanceerde zijn eerste parfum, King Kong, in 1988 – de parfums werden gigantisch populair, en dan vooral Kenzo Flower, gelanceerd in 2000.
In de nineties had hij het moeilijk. Zijn partner stierf en zijn zakenpartner kreeg zware gezondheidsproblemen. Hij verkocht zijn bedrijf aan luxegigant LVMH in 1993 voor 482 miljoen Franse frank, en bleef ontwerpen tot 1999.
Hij werd opgevolgd door achtereenvolgens Gilles Rosier en Roy Krejberg; de Italiaanse ontwerper Antonio Marras; en, in 2011, Humberto Leon en Carol Lim, het duo achter de trendy Amerikaanse zaak Opening Ceremony. Maras was onder meer verantwoordelijk voor een spectaculaire verjaardagshow in het Cirque d’Hiver, met een passage archiefstukken. Leon en Lim kregen de opdracht om Kenzo te heruitvinden als een – naar luxenormen – betaalbaar label. Ze maakten het merk opnieuw relevant. Hun tijger-sweatshirts zijn nog altijd populair.
‘Carol Lim en Humberto Leon hebben het merk echt verjongd,’ vond hij. ‘Toen ik in 1999 vertrok bij mijn merk vond de toenmalige directie het beter om de draad door te knippen, en werd ik zelfs niet uitgenodigd op de shows. Tegenwoordig is dat anders, en als het kan, dan ga ik. Het is dankzij Carol en Humberto dat Kenzo vandaag zo populair is, al komen sommige ontwerpen en prints, zoals de tijger, rechtstreeks uit de archieven.’
Sinds begin dit jaar is Felipe Oliveira Baptista aan zet. Hij tracht Kenzo opnieuw wat hoger in de markt te zetten. Net als Leon en Lim maakt hij veelvuldig gebruik van de archieven – de prints in het bijzonder.
Kenzo Takada zelf bleef niet stilzitten. Hij ontwierp operakostuums, sjaals en bikini’s, schilderde, en probeerde verschillende comebacks en collabs – onder meer met meubelfabrikant Roche Bobois, tapijtfabrikant Tai Ping en kristalspecialist Baccarat – en met eigen labels als Yumé en Gokan Koboo. In januari lanceerde hij K3, een lijn textiel, behangpapier en keramiek. Vorig jaar verscheen ook een lijvig boek met schetsen, dagboekuittreksels, brieven en archieffoto’s.
Sinds 2009 woonde Kenzo in een appartement aan de Seine. Zijn gigantisch huis op een binnenplaats in de buurt van place de la Bastille, met een traditionele Japanse tuin, had hij verkocht. ‘Ik denk dat het belangrijk is om voor jezelf gelukkig te zijn,’ zei hij. ‘Als je niet gelukkig bent, kun je niet creëren. Ik denk dat iedereen moet proberen kalm te blijven. Niet agressief zijn met de mensen die je omringen. Dat is de belangrijkste inbreng van elk individu om voor vrede te zorgen.’
In Le Vif Weekend vorig jaar sprak hij over de uitzonderlijke mensen waarvan hij al afscheid had moeten nemen: ‘Ik heb het geluk gehad om buitengewone mensen te leren kennen, niet alleen in de mode. Ik was onder de indruk van Yves Saint Laurent, natuurlijk, en ik was goed bevriend met Karl Lagerfeld, Sonia Rykiel, Azzedine Alaïa, Dorothée Biss… Ze zijn allemaal verdwenen. Er blijft bijna niemand over van mijn leeftijd.’
Hij overleed amper enkele dagen na de show van Kenzo, tijdens een modeweek die op zich al zwaar getekend is door het coronavirus. Hij werd 81. ‘His amazing energy, kindness, talent and smile were contagious,’ schreef Oliveira Baptista op de Instagramaccount van Kenzo. ‘His kindred spirit will be missed.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier