Fashionista leest boek: literatuur op, naast en over de catwalk

Van ontwerper Kim Jones, die het manuscript van een cultroman tot catwalk transformeerde, tot schrijvers in campagnes, boekstylisten en de leesclub van topmodel Kaia Gerber: de mode beleeft een literair moment.
Kim Jones, die de mannencollecties van Dior ontwerpt en de vrouwencollecties van Fendi, is een zelfverklaarde bibliofiel. In zijn veel gefotografeerde huis in Londen heeft hij een gigantische bibliotheek met zeldzame eerste drukken, vooral van de Britse schrijvers van de Bloomsbury Group, uit het begin van de twintigste eeuw. Hij haalt daar regelmatig inspiratie uit voor beide werkgevers.
Zijn herfstcollectie voor Dior is gewijd aan Jack Kerouac, auteur van onder meer de Beat Generation-klassieker On the Road. Kerouac tikte die roman op een zesendertig meter lange rol papier en een opgeblazen kopie daarvan diende als catwalk voor de show, in december vorig jaar in Londen. Op de foto’s op de website van Dior staat de tekst van Kerouac overigens in spiegelschrift. Allicht een copyrightkwestie. Of zijn modemensen écht allemaal analfabeet?
Nee dus: nogal wat ontwerpers, en de mensen die hen omringen, kunnen lezen, blijkt uit recent onderzoek! De passie van vooral Franse ontwerpers voor het boek is overigens niet nieuw. Sonia Rykiel stond bekend als grote literatuurliefhebber. In de uitstalramen van haar vlaggenschip in Saint-Germain-des-Prés, vlak bij de kantoren van alle grote Franse uitgevers, lagen steevast exemplaren van haar favoriete romans. Na haar dood in 2016 werd de winkel voor een defilé getransformeerd tot een tweedehandsboekenwinkel, volgestouwd met duizenden boeken. Het bedrijf ging niet veel later failliet, en de boeken bleven staan. Enkele maanden geleden werden ze dan toch verkocht, de opbrengst ging naar een goed doel.
Karl Lagerfeld opende een boekenwinkel, 7L, in de rue de Lille, min of meer om de hoek van Rykiel, en had een eigen imprint bij Steidl, de Duitse uitgeverij van auteur Günter Grass en talloze prestigieuze fotoboeken, en jarenlang de vaste drukker van Chanel.
De relatie tussen Saint-Germain-des-Prés, het literaire hart van Parijs, en de luxesector, is overigens redelijk schizofreen: Louis Vuitton en Dior namen circa 1996 de plek in van een paar van de meest gewaardeerde boekenwinkels van de lichtstad, Le Divan en (later) La Hune. Andere geliefkoosde verzamelplekken van de Gauloises rokende intelligentsia, zoals de legendarische Le Drugstore Saint-Germain en een platenwinkel van Raoul Vidal, werden ongeveer tezelfdertijd vervangen door respectievelijk Emporio Armani en Cartier. De wijk stond op stelten. De invasie van de modelabels, zo werd gezegd, luidde het einde in van een tijdperk.
Toch bleven de fashionista’s gepassioneerd door het boek. Neem Olympia Le-Tan, dochter van de gereputeerde Franse illustrator en soms-ook-schrijver Pierre Le-Tan, die circa 2010 haar lijn met minaudières lanceerde, handtassen met in vilt uitgevoerde facsimiles van iconische boekomslagen. Le-Tan verloor in 2018 de rechten op haar naam, na een slecht afgelopen businessdeal, werkte een tijdlang voor Marc Jacobs, en heeft nu een capsulelijn met Maison Kitsuné en sinds kort een nieuw eigen label, Hotel Olympia. Haar zus Cléo Le-Tan, zelf schrijver (Une famille, verschenen bij Grasset), opende vorig jaar in New York een tweedehandsboekenwinkel, Pillow-Cat Books, die gespecialiseerd is in vintage boeken met en over dieren uit de hele wereld.
Er gaat geen fashion week voorbij zonder gastrollen voor de literatuur. Jonathan Anderson liet voor de show van Loewe van dit najaar een gedicht voorlezen van Sylvia Plath, Fever 103°. Voor de zomercollectie van zijn eigen merk, J.W. Anderson, liet hij zich voor een capsulecollectie inspireren door Oscar Wilde.
Boek onder de arm
Af en toe krijgen schrijvers zélf een iconenstatus – zoals de intussen overleden Joan Didion in een campagne van Céline, in 2015, of recenter de jonge Amerikaanse Amanda Gorman, die een gedicht schreef voor de inhuldiging van president Biden (gekleed in een gele mantel van Prada, dat tussen 2013 en 2017 een eigen literatuurprijs had) en sindsdien op handen wordt gedragen door de textielindustrie. Gorman was in mei vorig jaar de allereerste dichter op de cover van Vogue.
Ottessa Moshfegh, de auteur van My Year of Rest and Relaxation, liep enkele maanden geleden mee in de debuutshow van Maryam Nassir Zadeh in New York en schreef tijdens diezelfde modeweek een kortverhaal voor de show van Proenza Schouler.
In de tabloids van de wereld, digitaal of in print, verschijnt dan weer het ene seksistische verhaal na het andere over modellen die tijdens hun vrije tijd – slik – weleens een boek lezen. Al kan het, volgens de cynici, nog erger: Kaia Gerber, de dochter van Cindy Crawford en nachtclubondernemer Rande Gerber, begon tijdens de pandemie haar eigen boekenclub.
Toen Kendall Jenner enkele maanden geleden gespot werd met een exemplaar van Literally Show Me a Healthy Person, schreef Darcie Wilder, de auteur van dat boek, een essay met als titel How did Kendall Jenner get a copy of my book? Antwoord: ze kreeg, naar alle waarschijnlijkheid, gewoon een leestip van haar agent.
Sindsdien wordt er regelmatig bericht over een mysterieus nieuw beroep: de ‘book stylist’, die leeghoofdige schoonheden mag influisteren met welk boek ze kunnen scoren tijdens een loos moment op de frontrow. Als zulke book stylists écht bestaan – wat absoluut niet zeker is – is dat niet noodzakelijk iets om om te lachen. Ze kunnen de aandacht vestigen op verdienstelijke boeken van schrijvers die de steun van modellen of influencers goed kunnen gebruiken. Liever een gedreven book stylist dan een interieurontwerper die zo nodig boeken op kleur wil rangschikken.
De favoriete modeboeken van journalist en veellezer Jesse Brouns.
Van de rivaliteit tussen Karl Lagerfeld en Yves Saint Laurent tot het verhaal van hoe de Amerikaanse jeans Japan heeft veroverd: een keuze van tien favorieten uit de torenhoge stapel non-fictie in de categorie mode. Grotendeels in het Engels, lingua franca van de modeliteratuur, al zijn sommige titels wel vertaald.
De monsters van de mode
—Alicia Drake, The Beautiful Fall (2007)
‘Fashion Genius and Glorious Excess in 1970s Paris’, belooft de ondertitel. Kort samengevat: alles wat je graag wilde weten over Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld – seks, drugs, bodybuilding, pure jaloezie – maar nooit durfde te vragen. Lagerfeld slaagde erin het boek een tijdlang te laten verbieden in Frankrijk, maar intussen is er zelfs een Franse vertaling verkrijgbaar.
—Dana Thomas, Gods and Kings: The Rise and Fall of Alexander McQueen and John Galliano (2015)
Gods and Kings vervangt Saint Laurent en Lagerfeld uit The Beautiful Fall door Alexander McQueen en John Galliano, en Parijs (in eerste instantie) door Londen. Beide ontwerpers worden beschreven als een soort moderne Icarus. McQueen ging ten onder aan de mode, voor Galliano was het kantje boord.
Een omweg langs Japan
—David W. Marx, Ametora: How Japan Saved American Style (2015)
Ametora belicht hoe de Amerikaanse mode over een periode van 150 jaar door de Japanners is gekopieerd en daarna verbeterd. Bijzonder leerrijk, en het is bovendien fijn om ook eens een boek over mode te lezen waarin Parijs en Milaan grotendeels onvermeld blijven.
Vogue en co
Er bestaan heel wat boeken over Condé Nast, de uitgeverij van Vogue, over of door werknemers van dat bedrijf. Zo verscheen onlangs het levensverhaal van Anna Wintour, Anna: The Biography, door Amy Odell.
Wordt verwacht:
—Edward Enninful, A Visible Man (2022)
Edward Enninful – zwart, gay en gewezen vluchteling uit Ghana – is het levende bewijs dat de wereld veranderd is: tot zijn benoeming als hoofdredacteur van de Britse Vogue ging die baan altijd naar hele en halve aristocraten. In A Visible Man vertelt Enninful, die lang als stylist werkte, hoe hij de top heeft bereikt. Op de website van uitgever Penguin Books struikelt iedereen, van Donatella Versace tot Salman Rushdie, over elkaar met lof voor het boek. De kortste, en meest belovende quote is die van Kate Moss: ‘What fun!’
Gelezen en goedgekeurd:
—Joan Juliet Buck, The Price Of Illusion (2017)
‘For a brief time, I was the queen of French fashion.Then came the guillotine.’ Buck, dochter van een Amerikaanse filmproducer, zwierf haar hele leven tussen de Verenigde Staten en Europa, omringd door allerlei celebs. Acht jaar was ze hoofdredacteur van de Franse Vogue, waarna ze door de uitgeverij naar een ontwenningskliniek werd gestuurd, hoewel ze nergens aan verslaafd was, en werd opgevolgd door Carine Roitfeld. In The Price of Illusion geeft ze gastrollen aan iedereen die telt, maar schetst ze toch vooral een ontroerend portret van haar ouders.
—Penelope Rowlands, A Dash of Daring: Carmel Snow and Her Life in Fashion, Art, and Letters (2005)
Het hoeft niet altijd Vogue te zijn: Carmel Snow was hoofdredacteur van die andere legendarische glossy, Harper’s Bazaar, tussen 1934 en 1958. Ze ‘ontdekte’ Diana Vreeland, die later Vogue ging leiden, en bedacht de naam ‘New Look’ voor de eerste collectie van Christian Dior, net na de Tweede Wereldoorlog. Een fascinerend beeld van de trans-Atlantische modewereld voor, tijdens en na de twee wereldoorlogen.
Moord & doodslag
—Sara Gay Forden, The House of Gucci (2000)
De mode is een soap, en disfunctionele modedynastieën in het bijzonder zijn vaak een godsgeschenk voor schrijvers op zoek naar een pittig verhaal, en voor regisseurs op zoek naar onderwerpen met blockbusterpotentieel. Zoals het onlangs verfilmde The House of Gucci over de moord op Gucci-erfgenaam Maurizio Gucci.
—Stephen Fried, Thing of Beauty: The Tragedy of Supermodel Gia (1993)
Gia Carangi was een van de allereerste supermodellen. Ze werd in recordtempo wereldberoemd, raakte verslaafd aan heroïne en stierf in 1986 aan de gevolgen van aids. Het boek werd in 1988 verfilmd, met een jonge Angelina Jolie in de hoofdrol. Goed om te weten: Stephen Fried gebruikte in Thing of Beauty als allereerste het woord ‘fashionista’.
Twee absolute favorieten
—Viv Albertine, Clothes, Clothes, Clothes. Music, Music, Music. Boys, Boys, Boys (2014).
Albertine was gitarist van cultband The Slits en een van de belangrijkste figuren van de punkbeweging. Haar memoires gaan niet alleen over ‘music’ en ‘boys’, maar, zoals de titel suggereert, ook over kleren. Albertine stond dicht bij Vivienne Westwood en Malcolm McLaren, die de punkgarderobe hebben gecreëerd, en werkte een tijd in hun boetiek, Sex, langs King’s Road. Rauw en doodeerlijk, en een zeldzame autobiografie die zowel musico’s als fashionista’s kan bekoren.
—Tracy Tynan, Wear and Tear: The Threads of My Life (2016)
Stijl als overlevingsmechanisme. Tracy Peacock Tynan, enig kind van een voorname Amerikaanse theatercriticus en een schrijfster, groeide op in Londen in de fifties en sixties, ongeveer in hetzelfde milieu als Joan Juliet Buck hierboven. Ze werd kostuumontwerper in de filmindustrie. Geen boek over ontwerpers en labels, wel over kleren en wat ze kunnen teweegbrengen. Heel mooi.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier