DE MAN VAN EIKEN POËZIE

De Vlaamse meubelmaker Casimir stelt bij Valerie Traan tentoon met vijftien nieuwe stukken. Kasten, tafels, dressoirs, een lamp, allemaal van eik. Telkens geldt : wat je ziet, is wat je krijgt.

Eik, dat gebruik ik het liefst. Omdat dat het dichtst aanleunt bij mijn eigen DNA”, zegt de meubelmaker meteen. “Eik is schoon, het is sterk, degelijk. En het is van hier. Ik heb ooit met tropisch hout gewerkt, maar splinters van wengé of padoek gaan snel zweren. Ik had ook longproblemen als ik ermee gewerkt had. Mijn lichaam was daar niet blij mee.” Enkel ambachtsmannen laten hun werk zo dicht bij hun lichaam komen. Meubelmaker Casimir is 25 jaar geleden afgestudeerd als industrieel designer. Maar hij richtte zich meteen op handwerk. Hij is de man van het hout : schalen, forse meubelen, stevige stoelen en pure vormen. Met een smetteloze afwerking, dat ook. Hij werd ervoor in de bloemen gezet met verscheidene awards, hij verkocht in winkels en stelde tentoon in musea. Hij richtte ook zijn eigen label op, Vlaemsch (), waarmee hij wel industrieel ging produceren. Maar dat hoofdstuk moest hij noodgedwongen afsluiten.

Even leek Casimir verdwenen. Maar zijn naam dook weer op : kleine expo’s, maatwerk of gigantisch moeilijke huzarenstukjes uit massief hout voor kunstenaars. Acht maanden geleden kreeg hij ineens een vraag van Veerle Wenes, van Galerie Valerie Traan. Of hij klaar was voor een expo ? Zo opent op 12 februari de expo Casimir. Als ik de galeriste vraag wat er te zien zal zijn, zegt ze : “Ga zelf maar kijken. Je kent zijn soort werk, dat kun je beter met je eigen ogen zien.” De rit gaat richting de Kempen.

Het moet zo’n zes jaar geleden zijn dat ik uw atelier in Houthalen bezocht. Vandaag moest ik in de gps ‘Zagerijstraat’ intikken. Zoekt u altijd toepasselijke plaatsnamen voor uw houtatelier ?

Casimir : Grappig, dat was me nog nooit opgevallen. Neen, dus.

Waar hebt u gezeten nadat u het atelier in Houthalen een paar jaar geleden sloot ?

In de zomer van 2010 ben ik met alles gestopt. Tussen 2004 en 2010 heb ik heel hard aan mijn designlabel Vlaemsch () getrokken, waar ik meubelen, kleinmeubelen en accessoires van verscheidene Belgische en internationale ontwerpers uitbracht. Dat label is van bij de start financieel een moeilijke kwestie geweest. Ik zat met een kind dat iedereen mooi vond, maar de investeerders kwamen hun beloften niet na. Ik hinkte achterop, hield vol tot 2009 en startte dan een tweede investeringsronde, met overheidsinstellingen. Maar ook daar liep het fout. Het trekken en sleuren aan Vlaemsch () had gevolgen voor mijn eigen werk, omdat ik daar geen tijd meer voor had. Ik was geen maker meer, maar manager. Waar ik echt lol in had, meubelen bouwen met mijn handen en bezig zijn met vormen, kon ik niet meer doen. Ik was het beu. Ik zag de meubelen graag, maar liefde heeft ook haar grenzen. Ik ben verhuisd uit Limburg en wilde een aantal maanden niets doen. Ik nam mezelf voor : “Als ik herbegin, dan met een frietkot of fruitkraam of iets anders wat heel ver van het meubel staat.” De sabbat van drie maanden werd anderhalf jaar. Toen begon het te jeuken. Ik wilde opnieuw iets met mijn handen doen. Ik mocht in een atelier in Limburg een hoekje gebruiken en daar ben ik weer de ambachtsman geworden. In 2012 opende ik hier mijn eigen houtatelier. Hier wil ik kleinschalig met mooie dingen bezig zijn, de hele dag in het atelier. Ik werk alleen met massief hout : mijn eigen kleine series, beperkte oplagen van meubelen en de productie van ouder werk. Of puur uitvoerend werk in opdracht van kunstenaars, architecten en interieurarchitecten.

Nu is er dus de expo bij Valerie Traan. Dat zijn allemaal meubelen, maar daar permitteer ik me veel vrijheid. Ik vond dat die expo een logisch vervolg moest tonen op mijn bestaand werk. Vanuit vier concepten heb ik de tentoonstelling opgebouwd (zie kader). Er komen vijftien stukken. Dat is ongewoon veel, normaal maak ik maar een paar nieuwe ontwerpen per jaar.

Hoe gaat u gewoonlijk te werk ?

Ik ben een conceptueel vormgever. Je hebt ontwerpers die vertrekken van nieuwe productietechnieken, zoals bijvoorbeeld 3D-printing. Die ontwerpers maken vormpjes voor de machine. Je hebt ook ontwerpers die vanuit een trend of mode starten. Zij kiezen bijvoorbeeld voor koper en marmer. Ik vind dat mooie materialen en ik zou er ook weleens iets mee willen doen, maar niet nu. Ik zou het zonde vinden om iets te maken wat kan dateren. Ik wil dingen bouwen die vrij neutraal zijn en waarvan ik hoop dat ze in schoonheid bewaren. Ik ben 25 jaar meubelmaker. Schaal nummer 1, onze klassieker, maak ik nog altijd. Het is een neutraal, schoon ding. Als ik een stoel maak, moet er een reden zijn waarom die er zo uitziet en waarom ik die maak.

Er zijn ook ontwerpers die louter met vorm bezig zijn. Philippe Starck. Die kakt stoelen. Als je uit de losse pols ontwerpt, zomaar, zoals hij doet, ja dan is iedereen vormgever, he ? Ik snap zijn manier van denken. Ik zie hem binnenkort perfect een app ontwikkelen waarbij hij bij een kopje twintig voetjes en twintig oortjes voorstelt. De klant kan dan thuis een paar dingen aan elkaar plakken en in 3D afprinten. Dan is iedereen ontwerper. Na 25 jaar kan ik perfect in dat soort gasten hun hoofd kijken. Maar hij verwondert mij niet. Waar ik persoonlijk warm van word, dat is een zieltje. Een beetje poëzie, een idee.

Een zieltje in een object leggen, lijkt moeilijk. Hoe doet u dat in uw eigen werk ?

Ik ben geen ontwerper die eerst een idee heeft, dat op de computer uittekent en dan bouwt. Neen, ik ben een beeldhouwer. Ik heb een idee, ga het atelier in, zoek wat materiaal samen, maak een setting, kijk en voel. Dat is zwaar, dat is licht, dat moet anders… Zo groeit dat ding. Het is constant wikken en afwegen, combineren, bijplakken, afzagen. Mijn werk is samengaan van ratio en van emotie. Een concept bedenken is natuurlijk iets rationeels. Ik ontleed graag. Deconstructie heeft altijd in mijn werk gezeten. Waarom heeft de geschiedenis dit meubel zo gemaakt ? Waarom is het onderweg niet een andere weg ingeslagen ? Wat is de basis van iets ? Hout wordt bijvoorbeeld in veel sectoren gebruikt, naast de meubelsector. Ook in interieur, bouw, publieke plekken, boten… Toch zijn makers in al die sectoren door de eeuwen heen tot een andere conclusie en een eigen vormentaal gekomen. Een slotje, een scharnier of een klink is in de botenbouw of in de industrie helemaal verschillend. Je herkent een klink als zijnde voor een boot, een meubel, een deur. In feite kun je perfect een deurklink op een keukenkastje zetten. Toch doen we dat niet. We lezen dat anders. Ik vind dat fascinerend. Met dit soort semiotiek speel ik graag in mijn werk. Ook in deze expo.

Parallel aan dat rationele ontleden speelt er de emotie. Mijn buikgevoel. Dat zorgt voor schoonheid, gelaagdheid en poëzie. Een goede balans tussen emotie en ratio zorgt ervoor dat het meubel kan spreken en een verhaal vertellen. Ik ben geen schrijver, maar ik vertel wel verhalen. Mijn taal is vorm en die vorm moet dat zelf vertellen. Als ik er te veel bij moet uitleggen of toelichten, dan ben ik niet geslaagd.

www.casimir.be

DOOR LEEN CREVE & FOTO’S JEAN VAN CLEEMPUT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content