Tussen feit en fictie: Charlotte Van den Broeck bundelt verhalen over zelfdoding bij architecten
Een brug die instort of een scheve toren: als een architect een fout maakt, heeft dat soms grote gevolgen. Ook voor de architecten zelf. Soms is het de druppel die de emmer doet overlopen en beslissen ze om uit het leven te stappen. In haar essays in het boek ‘Waagstukken’ behandelt dichteres Charlotte Van den Broeck deze materie, tussen feit en fictie.
Suïcide en architecten, is dat eigenlijk een gekend probleem? Prof. dr. Gwendolyn Portzky, dé autoriteit op vlak van suïcidepreventie is voorzichtig met dat soort uitspraken: ‘In Vlaanderen hebben we weinig gegevens over het beroep van mensen die uit het leven stappen omdat dit niet op het overlijdenscertificaat staat.’ Uit een Amerikaans onderzoek van de Centers for Disease Control and Prevention van 2016 blijkt echter wel dat architecten samen met ingenieurs op de vijfde plaats staan van beroepen die het meest vatbaar zijn voor zelfdoding.
Als mensen er voor kiezen om een verhaal door te vertellen, wordt het meer waarheid dan de echte feiten
Een Brits onderzoek bij architectuurstudenten maakte een paar jaar voordien al melding van de onrustwekkende mentale gezondheidsproblemen bij architecten in spe. ‘Internationale cijfers zijn helaas niet altijd representatief,’ vindt Portzky. ‘Een beroep wordt anders ingevuld per land. Zo zal een arts in Amerika zijn carrière beginnen met de druk van een hoge studieschuld, iets wat wij in België niet kennen.’
Turnhout en Wenen
Hoe komt Charlotte Van den Broeck dan bij die suïcidale architecten als onderwerp voor haar boek? ‘Ik ben opgegroeid in Turnhout,’ zegt ze. ‘Daar circuleerde het verhaal dat de architect van het Stedelijk Zwembad zich had opgehangen in de kelder van het zwembad. Sinds de opening in 2005 moest het zwembad immers heel regelmatig sluiten omwille van constructiefouten, zes jaar later ging het zelfs permanent dicht. Hij zou niet hebben kunnen leven met zijn mislukking. Wat me intrigeerde was het vergeldingsmechanisme, typisch voor een kleine stad. Mensen voelden zich tekort gedaan omdat ze niet konden zwemmen, dus zochten ze een zondebok: de architect die zichzelf uit schaamte om het leven had gebracht. Het verhaal dat de ronde deed, was bijna een legitimatie voor de zelfdoding.
Als je het eindpunt van een leven kent, ga je alles van daaruit interpreteren om tot een sluitend narratief te komen
Deze urban legend over het Turnhoutse zwembad kwam toevallig ter sprake toen ik in 2015 in Wenen was. Bleek dat de opera daar – omwille van dezelfde reden – ook wel de ‘Versunkene Kiste’ wordt genoemd. De Weense architect was eveneens uit het leven gestapt. Die overeenkomsten waren te bijzonder om te laten liggen, dus ben ik op zoek gegaan naar soortgelijke verhalen. Uiteindelijk heb ik er 24 gevonden, waarvan ik er 13 heb gekozen voor mijn boek.’
Waarheid en fictie
Voor alle duidelijkheid, de Turnhoutse case is een gerucht, het Weense verhaal is echt gebeurd. Misschien wat verwarrend, maar voor Charlotte is het een heel bewuste keuze. ‘Ik behandel de urban legends op dezelfde manier als de historische cases. Als mensen er voor kiezen om een verhaal door te vertellen, wordt het meer waarheid dan de echte feiten. Ook veel andere verhalen in Waagstukken bleken tijdens mijn research vol hiaten en onwaarheden te zitten. Vaak waren er niet veel details beschikbaar. Ik heb besloten om mezelf dat soort mislukking toe te laten. De ene keer heb ik dat opgelost met wat meer fictie, andere verhalen heb ik ‘onaf’ gelaten. Waagstukken is dus geen zuivere journalistiek. Soms leg ik mijn eigen woorden zelfs in de mond van een overleden architect. Toch is de werkelijkheid een dankbare bron van details. Zo ontmoette ik in Malta een blinde bibliothecaris. Zoiets verzin je niet. ‘
Nooit één reden
De ene architect uit Waagstukken maakte een einde aan zijn leven omdat de kritiek op zijn ontwerpen vernietigend was, een andere omdat het dak van het theater instortte of omdat hij vergeten was toiletten in de kazerne te voorzien. Hoe divers de verhalen ook zijn, toch stelt Charlotte vast dat faalangst vaak een rol heeft gespeeld. ‘Perfectionisme is inderdaad een risicofactor bij zelfdoding,’ zegt Portzky. ‘Mensen die de lat hoog leggen – of het nu een architect, een onderzoeker of een arts is – hebben sneller het gevoel dat ze falen en dat maakt hen kwetsbaar.’
Een zelfdoding roept zo veel vragen op. Voor de meeste mensen is die daad zo afwijkend van hun primaire levensdrift, dat ze een verklaring moeten vinden, maar vaak doet de verklaring geen recht aan de persoon
‘Toch is een dergelijk verhaal altijd erg complex,’ zegt Charlotte. ‘Zo kwam de socialistische Gaston Eysselinck, architect van de Grote Post in Oostende, regelmatig in dispuut met de stad. Hij wilde de architectuur toegankelijk houden, maar Oostende wilde de stad na WOII wederopbouwen met respect voor de grandeur van weleer. Het is echter te eenvoudig om hierin dé reden voor zijn zelfdoding te zien. Bij Eysselinck hadden zijn compromisloze karakter en een dramatische liefdesgeschiedenis wellicht ook een impact. Maar het blijft gevaarlijk om na de feiten op zoek te gaan naar oorzaken. Als je het eindpunt van een leven kent, ga je alles van daaruit interpreteren om tot een sluitend narratief te komen.’
Dat bevestigt ook Portzky: ‘Het gaat altijd om verschillende factoren. Iemands kwetsbaarheid hangt af van diens coping mechanismes. Maar retrospectief gaat de omgeving na een zelfdoding typisch op zoek naar één antwoord. Een zelfdoding roept zo veel vragen op. Voor de meeste mensen is die daad zo afwijkend van hun primaire levensdrift, dat ze een verklaring moeten vinden: in deze gevallen een mislukking… Als ze dat antwoord hebben gevonden, staken ze de zoektocht – wat begrijpelijk is – maar vaak is de verklaring te eenvoudig en doet ze geen recht aan de persoon.’
Een specifiek risico voor architecten is dat ze de openbare ruimte mogen vormgeven. Hun kunstwerk springt enorm in het oog
‘Een architect combineert sowieso al verschillende rollen’, zegt Charlotte nog. ‘Hun leven is professioneel altijd complex. Er is niet alleen het creatieve aspect maar ook het technische vakmanschap. Daarnaast is een architect een ondernemer, moet hij een diplomatische functie opnemen en komt er ook een financieel luik bij kijken. Het komt vaak voor dat niet alle betrokken partijen op dezelfde lijn liggen.’ Maar hebben andere zelfstandigen niet dezelfde problemen, zij combineren toch ook vaak verschillende (conflicterende) rollen? Volgens Portzky kampen veel ondernemers inderdaad met negatieve gedachten: ‘Zij dragen de verantwoordelijkheid over hun bedrijf en dat brengt vaak moeilijkheden en zorgen mee. En er is altijd het gevaar van een faillissement dat hen boven het hoofd hangt.’
‘Klopt,’ zegt Charlotte. ‘Maar een specifiek risico voor architecten is dat ze de openbare ruimte mogen vormgeven. Hun kunstwerk springt enorm in het oog. Als architect ben je dus voortdurend bezig met de receptie van je werk en dat zorgt voor druk. Een schrijver bijvoorbeeld werkt toch meer in de luwte. Sommige architecten krijgen al tijdens het bouwproces te maken met scherpe kritiek. Als mij dat zou overkomen, dan zou ik geen letter meer op papier krijgen.’
Op zaterdag 12 oktober stelt Charlotte Van den Broeck ‘Waagstukken’ (De Arbeiderspers) voor aan het grote publiek in de Singel, en dit in het gezelschap van onder meer Leo Van Broeck en Ilja Leonard Pfeijffer. Kaarten via www.begeerte.be.
Wie vragen heeft over zelfdoding, kan terecht op het gratis nummer 1813 en www.zelfmoord1813.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier