Pattie Maes, computerwetenschapper: ‘De slimste zijn is niet het belangrijkste in het leven’

© Foto Wouter Van Vaerenbergh, met dank aan het Atomium
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Pattie Maes (58) woont sinds 1989 in de Verenigde Staten, waar ze professor is aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Als topwetenschapper won ze vorig jaar de Insead Innovator Prize en adviseert ze de overheid over artificiële intelligentie.

Mijn geluk is dat ik durf te springen. Toen het MIT me na mijn doctoraat aan de VUB voorstelde om visiting professor te worden, heb ik geen moment getwijfeld. Verhuizen, jong en onervaren zijn, de eerste vrouw in mijn onderzoeksgroep bovendien – ik was nergens bang voor. Maar de slimste zijn is niet het belangrijkste in het leven: om iets mee te maken moet je soms een beetje naïef zijn en erop vertrouwen dat alles goed komt.

Ik erger me blauw aan computers. Voor mij zijn dat gebruiksonvriendelijke dingen die al je aandacht opeisen en enorm verstorend werken, en smartphones al helemaal. Tegelijk zit daar ook mijn drijfveer: onze relatie en interactie met digitale toestellen vergemakkelijken. Zodat ze niet alleen weten wat we willen en wanneer we het willen, maar ook dat we er niets voor moeten laten, onderbreken of missen. Informatie opzoeken en mails versturen door met je vingers op een keyboard te tikken of door spraakcommando’s te geven? Op een dag lachen we daarom.

Om iets mee te maken moet je soms een beetje nau0026#xEF;ef zijn en erop vertrouwen dat alles goed komt.

In Amerika mis ik het leven hier en omgekeerd. Verhuizen geeft je een andere blik op je eigen cultuur en gewoonten, maar als expat kijk je ook met een zekere afstand naar die nieuwe plek. Dus blijf ik heen en weer pendelen, goed wetende dat ik nergens helemaal thuis ben.

Een beetje angst voor technologie is nodig. Daardoor gaan we nadenken over de wenselijkheid en reglementering ervan, iets waar we door de snelheid van alles sowieso amper aan toekomen, ook computerwetenschappers niet altijd. We willen de wereld beter maken en mensen meer mogelijkheden geven, wat ons met nieuwe technologie ook lukt, maar alle consequenties daarvan voorspellen is onmogelijk. De verkiezing van Trump bijvoorbeeld, de vaststelling dat filterbubbels er mee voor zorgen dat mensen in verschillende realiteiten en met totaal andere waarheden leven: daar was ik dagen niet goed van.

Een job die ook een passie is stopt nooit. De eerste jaren in Cambridge verbaasde het me dat Amerikanen echt voor hun job leven en dat werk en vrienden er volledig door elkaar lopen. Maar al gauw kwamen collega’s en studenten ook bij ons op bezoek in ons vakantiehuisje in Cape Cod en werkte ik zelf zestig uur per week. Dat hoort ook bij gedrevenheid: het gevoel dat je altijd meer zou kunnen en willen doen.

Ik weet niet of ik een goed voorbeeld ben voor jonge vrouwen. Als moeder van drie zonen heb ik me toch vaak schuldig gevoeld omdat ik er niet altijd was voor hen en voortdurend aan het jongleren was. Anderzijds weet ik ook hoeveel moed ik dank aan mijn moeder, een sterke vrouw die na het overlijden van mijn papa alleen voor zes kinderen moest zorgen. Laat ik dan ook maar het volst mogelijke leven leiden, heb ik op een bepaald moment gezegd, zoveel mogelijk leren en meemaken: dan geef ik mijn kinderen alvast dat mee.

Bij meisjes gaat het zelden om de technologie zelf, maar om wat mensen eraan hebben.

Voortdurend twintigers mogen begeleiden is een luxe. Vooral omdat studenten bij ons ongebreideld creatief mogen zijn – hun ideeën moeten geen geld opbrengen. Die academische vrijheid houdt me ook tegen om in te gaan op jobaanbiedingen uit Silicon Valley of zelf fulltime ondernemer te worden. Ik heb enkele technologiebedrijven mee opgestart, maar het enige wat me daarin aantrekt is de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Zodra die klaar zijn en het alleen om verkoop en marketing gaat, ben ik weg.

Meisjes kunnen het verschil maken in de IT. Als een van de weinige vrouwelijke studenten computerwetenschappen had ik al snel door dat jongens meer zelfvertrouwen hebben en sneller hun plek opeisen, maar voor meisjes is het gemakkelijker om met originele en vernieuwende ideeën te komen. Omdat ze vanuit hun eigen leefwereld en ervaringen voorstellen doen waar jongens nooit aan zouden denken, maar ook omdat het meisjes zelden om de technologie zelf gaat, maar om wat mensen eraan hebben. Bij mij heeft het moederschap dat nog versterkt: als ik tijd maak voor iets anders dan de kinderen, dan alleen voor dingen die de moeite waard zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content