Paniek in de tent? ‘Corona is als raketbrandstof voor angstproblemen’

© ILLUSTRATIE KLAAS VERPLANCKE

Angst is nodig, anders zouden we zomaar een wild dier gaan knuffelen. Maar als angst je leven beperkt, als paniekaanvallen je verlammen of als piekeren een fulltime bezigheid wordt, heb je hulp nodig. Het goede nieuws: een angstprobleem kun je aanpakken.

Angst is een emotie die we allemaal kennen, en die er bovendien voor zorgt dat we geen al te grote risico’s nemen, niet al ons geld vergokken in casino’s en naar de dokter gaan als we ons echt niet goed voelen. ‘Het is normaal en gezond, want het zet ons aan tot reflectie en actie’, legt hoogleraar psychiatrie aan de KU Leuven Koen Demyttenaere uit. ‘We sturen situaties bij, zodat onze angst vermindert of verdwijnt. Het komt en gaat dus, en wordt pas een probleem als het niet verdwijnt of contraproductief wordt. Als je zweethanden tot een paniekaanval leiden, als je bezorgdheid over wat anderen van je denken betekent dat je jezelf niet meer kunt zijn, als je zo hard piekert dat je niets meer durft te doen. Als angst ons verlamt en we niet in actie schieten, als we dingen gaan vermijden, als het ons goede functioneren belemmert en we eventueel naar inadequate oplossingen grijpen, zoals alcohol of kalmerende middelen, dan is angst niet langer angst, maar een angstprobleem.’ Soms klein, zoals bij Miek (45), die bang is van overgeven en daarom nooit mosselen eet omdat ze daar ooit ziek van geweest is. Soms groot, zoals bij Matthias (36), die drie jaar lang amper zijn huis uit kwam omdat hij hoopte zo zijn paniekaanvallen tot een minimum te beperken.’

Sommige mensen zijn gewoon angstiger aangelegd en perfectionisten lopen iets meer risico.

bonzend hart

De geestelijke gezondheidszorg onderscheidt verschillende angststoornissen. Fobieën zijn angsten voor specifieke dingen. Er zijn oneindig veel soorten fobieën, vertelt Hilde Sijmons, kinder – en jeugdpsychiater aan het UPC van de KU Leuven. Sommige liggen voor de hand, denk aan een fobie voor spinnen, vliegtuigen, naalden of kleine ruimtes. Andere zijn ietwat verrassend, zoals een fobie voor bloemen, het cijfer 13 of knopen. ‘Ik kan het moeilijk uitleggen,’ zucht Olivier (50), ‘maar ik vind knopen verschrikkelijk. Ze geven me een beklemd gevoel. Daarom naaide mijn moeder al mijn kleren zelf toen ik klein was, met overal ritsen en velcro. Ik heb het ondertussen dankzij gedragstherapie onder controle, maar ik heb wel maar twee hemden in de kast hangen.’ Dit soort fobieën kan lastig zijn, maar is aan te pakken met de juiste motivatie.

Gegeneraliseerde angst wordt in Nederland piekerstoornis genoemd, en dat woord legt beter uit wat het is, vindt Sijmons. ‘Mensen piekeren – ten onrechte en zonder oplossing – overvloedig over een mogelijke negatieve afloop van gebeurtenissen en activiteiten en kunnen deze angsten moeilijk controleren.’ Bij paniekstoornissen heb je paniekaanvallen, vaak zonder duidelijk aanwijsbare reden. Zo’n aanval is heftig, zowel fysiek als mentaal. ‘Alsof ik doodga’, zo omschrijft Matthias het. ‘Zweten, een bonzend hart, niet meer goed kunnen ademen en zo ijl in je hoofd worden dat je moet gaan zitten. Het is zo’n vies gevoel dat ik doodsbang was dat het weer zou gebeuren en alles deed om dat te vermijden.’ En zo komen mensen met een paniekstoornis in een vicieuze cirkel terecht. Sociale angststoornissen zorgen ervoor dat je bang bent voor anderen en het eventuele idee dat ze van jou hebben. Die angst kan specifiek zijn, bijvoorbeeld angst om in groep te spreken, of gegeneraliseerd, waarbij verschillende of alle sociale situaties je angstig maken. ‘Ik ben altijd al perfectionistisch geweest,’ vertelt Ruth (32), ‘en het idee dat er mensen zijn die me misschien vervelend vinden maakt me misselijk. Fysiek. Maagpijn, zweethanden, kortademigheid, in sociale situaties moest ik vaak gewoon weggaan om weer normaal te functioneren. Wat me natuurlijk de reputatie van rare snuiter bezorgde, wat me dan weer diep ongelukkig maakte.’

Bij de recentste versie van de DSM, het standaardwerk voor psychische stoornissen, werd de dwangstoornis niet langer geclassificeerd als angstprobleem. Dit soort labels zijn sowieso een simplificatie, vindt professor Demyttenaere. ‘Ze lijken handig voor onderzoek, maar we moeten de angst tegen het licht houden van het individu, zijn persoonlijke context en zijn persoonlijke geschiedenis. Angst is complex, en nogal wat mensen hebben meer dan één angstprobleem. Stoornissen en hun oorzaak zijn heel persoonlijk, dus zo kijken we er ook het best naar als wetenschappers en hulpverleners.’

happinesscultuur

Waarom jij paniekaanvallen of een vogelfobie ontwikkelt en je zus, buurman of collega niet? Omdat zowel biologie, persoonlijkheid, ervaringen als de maatschappij een rol spelen bij de ontwikkeling van angstproblemen, legt Demyttenaere uit. ‘Iedereen krijgt zweethanden en een bonzend hart als hij bang is, maar niet iedereen reageert even sterk of focust er even erg op. We hebben allemaal een andere tolerantie voor angst en reageren dus anders. Dat heeft letterlijk met je constitutie te maken, maar ook je persoonlijkheid speelt een rol. Sommige mensen zijn simpelweg angstiger aangelegd en perfectionisten lopen iets meer risico. Ook hoe je omgeving reageert op gebeurtenissen of op jouw angst is belangrijk. Het is de taak van ouders om hun kinderen te leren omgaan met de onvermijdelijke angst die ze voelen, en dat lukt niet altijd perfect bij elke ouder-kindinteractie. Daar komt bij dat sommige mensen ernstige dingen meemaken. Gepest worden, misbruik, geweld, het kan allemaal aan de basis liggen van angstproblemen. Ten slotte zijn wij geen eilanden, we leven in een maatschappij en ook die heeft een invloed. In de happinesscultuur van vandaag lijken we ernaar te streven om angst, verdriet en pijn te vermijden, en alles te controleren. Overdreven controledrang verbergt maar al te vaak onderliggende angst. Al die dingen werken op elkaar in en zorgen ervoor dat elk individu anders omgaat en reageert op de wereld om zich heen.’

Vijf tot tien procent van de kinderen kampt met een angstprobleem, het is de meest voorkomende stoornis.

16 jaar hulpeloos

Uit recent Brits onderzoek blijkt dat paniekstoornissen bij jongvolwassenen sinds 2008 verdrievoudigd zijn. 30% van de vrouwen tussen 18 en 24 en 21% van 25- tot 35-jarigen heeft er last van. Volgens de onderzoekers, die hun studie recent in de British Journal of Psychiatry publiceerden, heeft dat te maken met de bankencrisis, de daaropvolgende strenge besparingen van de Britse overheid, de Brexit en de financiële onveiligheid die vooral jonge mensen daardoor voelen. De studie is afgerond vóór Covid-19, wat vast ook niet zal helpen. ‘Onzekerheid is een deel van het leven, maar de gebeurtenissen van het afgelopen decennium en nu ook corona – met de mogelijkheid op ziekte, isolatie, werkloosheid en schulden – zijn als raketbrandstof voor angstproblemen.’

Of angststoornissen ook bij ons zo dramatisch stijgen is moeilijk te zeggen, stelt Demyttenaere. ‘Omdat er zo veel verschillende angstproblemen zijn en de definities vaak veranderd zijn, hebben we daar geen duidelijke cijfers over. We zien wel dat steeds meer mensen hulp zoeken.’ Klopt, weet psychologe Elke Heirman, die voor de raadpleging Angst en Depressie van de KU Leuven werkt. ‘Omdat er steeds meer aandacht komt voor de problematiek, daalt de drempel. We merken ook dat mensen elkaar aanmoedigen om hulp te zoeken. Maar angst is venijnig, mensen zijn vaak ook angstig over een mogelijke oplossing en komen pas als ze echt met hun rug tegen de muur staan.’ Jammer, want volgens het Steunpunt Geestelijke Gezondheid kampt 1 op de 8 van ons met een angstprobleem, en duurt het tot 16 jaar voor we professionele zorg zoeken. ‘Ook daar speelt de omgeving een rol in’, stelt Heirman. ‘Als die je vermijdingsgedrag ondersteunt, bijvoorbeeld, kan dat het probleem mee in stand houden. Ook schaamte is een factor, net als zelfinzicht. Sommige mensen hebben een blinde vlek en beseffen niet dat hun probleem een vorm van angst is. Wij merken dat de mensen pas hulp zoeken als ze hun angstprobleem echt als zeer ernstig aanvoelen.’

Paniek in de tent? 'Corona is als raketbrandstof voor angstproblemen'
© ILLUSTRATIE KLAAS VERPLANCKE

Bange kindjes

Alle kinderen hebben angsten, en die verschillen naargelang de fase van hun ontwikkeling, legt dokter Sijmons uit. ‘Een baby schrikt van hard geluid, fel licht of een mama die niet in de buurt is. Kleuters hebben dan weer een enorme fantasie, en omdat ze nog slechts beperkt de realiteit kennen, kunnen ze bang zijn voor monsters en spoken. Iets oudere kinderen zijn bezig met hun lichaam en bang dat daar iets mee gebeurt. Ze zijn ook vaak bang dat hun ouders of geliefden iets overkomt, iets wat getriggerd kan worden als een ouder in het ziekenhuis terechtkomt, of als iemand uit hun omgeving sterft.’ Kinderen groeien uit de meeste angsten, maar soms hebben de angsten gevolgen voor hun dagelijks leven. ‘Kinderen willen dan een aantal dingen niet meer doen, zoals uit logeren gaan, ze durven niet alleen op hun kamer te zijn, gaan dwingende vragen stellen telkens als hun ouders weggaan… Sommige kinderen leggen heel wat regels op aan hun omgeving met als doel de angst te vermijden. Dat kan tot ontwrichtende situaties leiden in een gezin. Alleen, door vermijding kun je je angsten nooit overwinnen.’

Goedbedoelde reacties op de angst van kinderen houden soms de angstproblemen net in stand, legt Sijmons uit. ‘Neem iets als selectief mutisme, waarbij kinderen in specifieke situaties, bijvoorbeeld in de klas, niet durven te praten, terwijl ze dat thuis wel doen. We zien vaak dat de andere kinderen in de klas dan voor hen gaan praten, of dat de leerkracht zich aanpast. Als een kind bang is voor honden, lost een alternatieve route naar school eigenlijk niets op, en mee onder het bed kijken naar spoken is minder efficiënt dan je kind leren dat er geen spoken bestaan. Vermijden lost het probleem niet op als de oorzaak niet wordt aangepakt. Bovendien leren kinderen ook van het voorbeeld van hun ouders. Als die angstig zijn, kan een kind dat gedrag kopiëren. Er zijn ook angsten die hun oorsprong vinden in de situatie van het gezin, bijvoorbeeld bij scheidingen. Als we de angst bij het kind willen aanpakken, moeten we vaak ook met de ouders werken, en dat is niet voor alle ouders vanzelfsprekend.’

naar de dokter

Vijf tot tien procent van de kinderen kampt met een angstprobleem, het is de meest voorkomende stoornis in die leeftijdsgroep, maar ouders accepteren het verrassend vaak als een gegeven, stelt Sijmons. ‘Ze zijn er opvallend tolerant voor. Ouders gaan met hun kinderen naar de dokter voor kleine kneuzingen of een verkoudheid, maar voor aanhoudende angstproblemen wordt pas hulp gezocht als de gevolgen al ernstig zijn. Als een kind bijvoorbeeld niet meer naar school of naar de andere ouder durft. Angst gaat niet vanzelf weg, maar het goede nieuws is dat angst kan aangepakt worden, met een inspanning van de kinderen en hun ouders. Inzicht in de angstproblematiek, ondersteuning met concrete tips om de angst geleidelijk te verminderen, volharding en de aanmoediging van kinderen door hun ouders helpen om de angst te overwinnen. De gecombineerde hulp van kinderpsychiater en kinderpsycholoog geeft de hoogste kans op succes.’

Onzekerheid is altijd een deel van het leven, maar corona – met de mogelijkheid op ziekte, isolatie en werkloosheid – is als raketbrandstof voor angstproblemen.

Kinderen én volwassenen kunnen iets doen aan angstproblemen, al vraagt het motivatie om eraan te werken. ‘De oplossing is niet om de angst helemaal te doen verdwijnen’, legt Demyttenaere uit. ‘Dat is onmogelijk. Het gaat erom dat je beter leert omgaan met je angsten en met je andere gevoelens.’ En dat is belangrijk, want niet alleen zijn problemen als verlatingsangst, een insectenfobie of faalangst moeilijk om mee te leven, ze zijn ook slecht voor de gezondheid en hebben een effect op je stresshormonen, immuniteit en cardiologie.’

Drie sporen

De aanpak voor welke angststoornis ook is heel individueel, maar zit meestal op drie sporen, stelt Demyttenaere. ‘Medicatie kan acute problemen aanpakken, wat soms nodig is als iemand door het angstprobleem echt niet meer functioneert. Liefst geen benzodiazepines of kalmeringsmiddelen, want die geven gewenning, maar bijvoorbeeld antidepressiva, die ook een aantal symptomen van angst aanpakken. Dat is puur symptoombestrijding, dus om de wortels en de ontwikkeling van het angstprobleem aan te pakken, is therapie nodig. Dat kan gedragstherapie zijn, met bijvoorbeeld blootstelling aan datgene waar je een fobie voor hebt, om te leren omgaan met de gevoelens die dat bij jou oproept.’ Ook andere vormen van gesprekstherapie zijn een belangrijk instrument, stelt Heirman. ‘Daarbij zoek je uit waarom je op een bepaalde manier reageert, wat je verwachtingen zijn, hoe je persoonlijke geschiedenis en ervaringen een rol spelen in je angstprobleem. Door na te denken over die wat-als-scenario’s, uit te zoeken hoe realistisch je gedachten zijn en je vaardigheden te vergroten om met angst om te gaan, kun je iemands tolerantie voor die angstgevoelens verhogen en het probleem aanpakken. Angst heeft een effect op ons stresssysteem, en zorgt ervoor dat we heel erg zwart-wit gaan handelen en denken. Therapie kan helpen om weer nuances aan te brengen, zodat je op die momenten waarop de angst de kop opsteekt, even afstand kunt nemen. Dat vraagt een inspanning en is soms onaangenaam, ook omdat angst een sluw en taai beestje is. Wie een angstprobleem heeft wordt een meester in vermijding, ook in het vermijden van een oplossing. Maar therapie leidt tot de beste resultaten, en het uiteindelijke doel is leren dat angst niet zo dramatisch is en dat je het kunt tolereren tot het weer vermindert.’ Het derde spoor is lichaamswerk, stelt Demyttenaere. ‘Beweging, yoga, mindfulness, relaxatie, dat soort dingen. Angst heeft zijn weerslag op je lichaam, dus moet je met dat lichaam aan de slag.’

Normaal leven

Matthias herkent zich hier honderd procent in. ‘Mijn paniekaanvallen waren zo intens dat ik medicatie nodig had om nog maar aan een oplossing te kunnen denken. Toen mijn aanvallen daardoor enigszins behapbaar waren, ging ik met een therapeut op zoek naar waar die aanvallen vandaan kwamen. Moeilijk, maar wel nuttig. In diezelfde periode ben ik beginnen te lopen. Ik doe dat echt niet graag, maar het blijkt zeer goed voor mijn hoofd. Het heeft veel hard werk gevraagd, en ik ben nog niet helemaal paniekvrij, maar ik ben wel opnieuw aan het werk en kan weer een enigszins normaal leven leiden.’ Voor Ruth, wier sociale angsten haar leven tot een nachtmerrie maakten, was het vooral de therapie die hielp. ‘Ik heb altijd geweten dat ik een perfectionist ben, en dankzij therapie heb ik ontdekt dat daar de wortels van mijn sociale angst liggen. Ik zal altijd perfectionistisch blijven, maar heb nu geleerd om wat ik voel kritisch te bekijken, zodat het mijn gedrag en mijn leven niet meer bepaalt. Ja, ik wil nog graag dat iedereen me geweldig vindt, maar ik ben niet meer doodsbang voor de mensen die dat niet vinden. Mijn verwachtingen van de wereld zijn realistischer en dat zorgt voor minder angst in mijn hart.’

Om een angstprobleem succesvol aan te pakken moet je niet alleen de symptomen aanpakken, maar ook het ruime plaatje zien. ‘We zien soms dat mensen medicatie nemen en een verbetering voelen. Bij een acuut probleem kan dat, maar als het een chronisch probleem is, zal dat niet genoeg zijn.’ Naast een globale, multidisciplinaire aanpak, is het ook belangrijk dat je als therapeut en als patiënt alert blijft, vindt Demyttenaere. ‘Je moet altijd het gevoel hebben dat er beweging is. Is dat niet zo, dan bespreek je dat best met de mensen die je helpen. En ja, soms moet je een second opinion vragen. Vergeet niet dat er bij de relatie tussen een psycholoog of psychiater en de patiënt ook een soort persoonlijke klik nodig is.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content