Jongeren met genderdysforie: wachten op de echte ik
De wachtlijsten voor personen die professionele begeleiding wensen bij hun genderidentiteit worden steeds langer. Bij het Genderteam van het UZ Gent wacht je maar liefst twee jaar. Dat is zwaar voor jongeren die door hun puberteit gaan. ”s Morgens denk ik: weer een dag waarop ik niet kan zijn wie ik ben.’
Fine Wesselink, 8 jaar. Woont in Bilthoven (Nederland) en heeft een Belgische mama. Zit in het derde leerjaar. Houdt van Lego, breakdance, eten en pianospelen.
‘Ik dacht altijd dat ik een jongen was, tot mama vertelde dat ik geboren ben als meisje. Ik was het zelf vergeten, maar mama zegt dat ik vroeger oefende met andere namen. Dan werd ik ’s morgens wakker en zei: ‘Vandaag heet ik Max.’ Of Maas. Dan hing er een briefje aan mijn stapelbed met mijn nieuwe naam erop. Maar nu ben ik gewoon Fine. Mama stelt soms moeilijke vragen, waar ik het antwoord niet op weet. Dan vraagt ze of ik later een pilletje wil waarmee ik een baard kan krijgen, of een snor. Maar het liefst wil ik gewoon verder groeien zoals ik ben.’
Mama: ‘Fine heeft twee oudere zussen en aan tafel zaten we eens te praten over meisjes die in de puberteit borstjes en okselhaar krijgen, en ongesteld worden. Fine zat met grote ogen te luisteren en zei: ‘Fieuw, ben ik blij dat ik een jongen ben!’ En meteen daarna: ‘Oh nee, maar mijn lijfje is dat nog niet.’ Dat is het moment waarop ik zei dat een dokter een pilletje kan geven om al die vrouwelijke lichamelijke veranderingen niet te krijgen.’
We zijn ook meer dan een jongen of meisje. We zijn cellen, energie, mensen, zoogdieren.
Fine
Fine: ‘Toen ik zes was, zijn we in het ziekenhuis al eens met een dokter gaan praten. Ik weet nog dat ze mij vroegen om te spelen met jongens- of meisjesspeelgoed. Maar daar had ik geen zin in.’
Mama: ‘Toen Fine ons vertelde dat ze een jongen is, was ze nog geen vier. We zaten aan tafel en mijn man zei: ‘Zie me hier zitten als enige jongen.’ Fine lachte: ‘Papa, jij kunt niet goed tellen!’ ‘Hoezo, zie jij dan nog een jongen?’ vroeg haar papa. Waarop Fine zei: ‘Ja, ik!’ Haar zussen schoten in de lach. ‘En waar is je piemel dan?’ Toen schrok Fine. Dat was de eerste keer dat ze besefte dat er iets aan de hand was. Dat was ook het moment waarop wij begrepen waarom ze nooit een nieuwe meisjesonderbroek wilde aandoen als ze in de crèche eens een ongelukje had. Of zat te krijsen als ik haar een jurk aandeed om op restaurant te gaan.’
Fine: ‘Ik ken niet zo veel mensen die zich voelen zoals ik. Ik heb wel een boek, Het lammetje dat een varken is. Het won een Zilveren Griffel en gaat over een lammetje dat in de modder wil rollen. Iedereen denkt dat het lammetje ziek is. Gelukkig ziet de dokter dat het lammetje een varken is, want als je zijn wol wegscheert, verschijnt zijn roze vacht. En als je een krul legt in zijn staart, heeft ie een varkensstaart. Ik heb het boek meegenomen naar school. Mijn klasgenoten weten dat ik een jongen ben en onlangs wilde ik een spreekbeurt geven over wie ik ben. Maar toen wist ik niet goed wat ik allemaal moest zeggen. Ik wil niet dat mijn klasgenoten denken dat ik het moeilijk heb. Dus heb ik een spreekbeurt gegeven over het ontstaan van ketchup.’
Mama: ‘Toen Fine vier was, hebben we naar de Genderpoli in Amsterdam gebeld. Na twee jaar op de wachtlijst kregen we de diagnose ‘genderdysforie bij het kind’ (geslacht en genderidentiteit komen niet overeen, red.). In die wachttijd miste ik begeleiding voor ouders. Je wordt wat aan je lot overgelaten terwijl je je kind wilt helpen en gelukkig zien. Gelukkig weet Fine zelf goed wat ze wil. Van de psycholoog kregen we de tip om ‘zij’ en ‘haar’ te blijven zeggen, zolang het Fine niet kwetst, om de cognitieve seksualiteit open te houden. Toen Fine jonger was, kon ze wel heel blij worden als een ober op café vroeg: ‘En wat wil de kleine jongen drinken?”
Fine: ‘Maar nu maakt het me allemaal niet uit. Iedereen mag zijn of zeggen wat ie wil. We zijn ook meer dan een jongen of meisje. We zijn cellen, energie, mensen, zoogdieren.’
Kato Ooms, 18 jaar. Woont in Oostende. Volgt een opleiding podiumtechnieken, zit in het laatste middelbaar. Houdt van muziek, de queer community van Gent en entertaint graag als dragqueen.
‘Ik omschrijf mezelf als demi-girl. Demi omdat ik mij op sommige dagen eerder non-binair voel, noch man noch vrouw, terwijl ik op andere dagen stevig naar de vrouwelijke kant neig. Al die hokjes hoeven voor mij niet, maar ik begrijp dat het voor de meeste mensen gemakkelijker is als ze een label op je kunnen plakken. Qua kleding draag ik wat ik leuk vind. Dat kan een losse broek zijn, of een rok.
Ruim een maand geleden heb ik mij geout als Kato, een naam die ik samen met mijn ouders koos. Ik wilde me al langer outen, maar zolang mijn naamsverandering niet officieel was, wilde mijn school mijn naam niet wijzigen op Smartschool en in mijn e-mailadres. Op papier is Oostende misschien de hipste badstad van ons land, maar in realiteit hangt er nog een ouderwetse mentaliteit. In de lessen zedenleer wordt amper stilgestaan bij de verschillende genderidentiteiten die er bestaan en ik merk dat niet alle leerkrachten daarover correct geïnformeerd zijn. ‘Hoe zit het nu juist?’ vragen ze dan aan mij. Waarna de hele klas mij aanstaart. Ik ben altijd bereid om anderen te informeren, maar ik ben ook geen sprekende Wikipediapagina.
Toen ik samen met een zorgleerkracht een overzicht had gemaakt van de pijnlijke situaties die ik meemaak binnen de schoolmuren, aangevuld met voorstellen voor hoe we van onze school een inclusievere plek zouden kunnen maken, reageerde de directie daar weinig begripvol op. Op twee rotte appels na reageerden mijn klasgenoten wel positief op mijn coming-out, maar sommige leerkrachten – van wie je nochtans een voorbeeldfunctie zou verwachten – konden het de voorbije jaren niet laten om onverdraagzame opmerkingen te maken. Ze roepen: ‘Hé janet, wanneer kom je uit de kast?’ Of: ‘Jij hebt echt wijvenhanden.’ Gewoon omdat ik nagellak draag. Toen een leerkracht mij in de vrouwentoiletten zag, begon ze luid naar mij te roepen omdat ze meende dat ik daar de liefde kwam bedrijven. Terwijl ik gewoon rustig naar het toilet wilde. Als ze mij op een normale toon had aangesproken, had ik haar dat kunnen uitleggen. Accepteren wie ik ben, is niet evident in het conservatieve Oostende. Gelukkig boekte mijn school intussen wat vooruitgang. Er hangen nu campagneposters van Çavaria (organisatie die de belangen van LGBTI-mensen verdedigt, red.) en een regenboogvlag aan de ingang van de school.
Ik heb lang gedacht dat ik non-binair was, tot ik moest toegeven dat er meer aan de hand is en ik medische hulp nodig heb. Ik sta al negen maanden op de wachtlijst voor een gesprek met het Genderteam aan het UZ Gent, de enige plaats in ons land waar je het hele gendertraject kunt doorlopen, tot een geslachtsoperatie als je dat wilt. De wachttijd voor een intakegesprek kan oplopen tot twee jaar, maar via de website van het Transgenderinfopunt vond ik in Brugge een genderpsycholoog bij wie ik sneller terechtkon, net als een goed adres voor ontharingsbehandelingen voor mijn gelaat. Dankzij mijn psychiater kan ik deze maand ook op gesprek bij een endocrinoloog om te praten over een hormoonbehandeling, en ik hoop dat ik niet lang meer moet wachten om met vrouwelijke hormonen te mogen starten. Ik kijk uit naar de fysieke veranderingen die ermee gepaard gaan, maar ik verwacht ook dat er met de vervrouwelijking van mijn lichaam meer rust komt in mijn hoofd. Ik begrijp waarom 66 procent van de mensen die worstelen met hun genderidentiteit al een poging deed tot zelfdoding.
In de media en in tv-series mis ik de diversiteit van het genderspectrum. Er wordt wel geschreven over transmannen en -vrouwen, maar niet over alle gradaties tussenin. Daarom vind ik mensen als Joppe De Campeneere of Charlie Dewulf, die zich identificeren als non-binair, zo’n verademing voor onze samenleving.’
Finn van Batenburg, 16 jaar. Woont in Wommelgem. Studeert humane wetenschappen in het vierde middelbaar. Houdt van Chiro, pianospelen en Netflix kijken.
‘Ik heb een week getwijfeld of ik non-binair was, maar daarna wist ik het: ik ben een jongen. Het eerste dat ’s morgens door mijn gedachten gaat, is: weer een dag waarop ik niet kan zijn wie ik ben. In bed draag ik nog geen binder rond mijn bovenlichaam, dus wanneer ik even op mijn buik ga liggen, volgt meteen de ontnuchtering. Ik vergeet altijd dat ik nog een vrouwelijk lichaam heb. Ook wanneer ik menstrueer, heb ik het extra moeilijk. In mijn hoofd heb ik al die vrouwelijke eigenschappen al lang niet meer.
In het zesde leerjaar zag ik voor het eerst een video over een transpersoon. Aha, dacht ik, dit is er aan de hand. Ik heb daarna nog heel veel YouTube-video’s over transpersonen gezien, maar mijn gevoelens heb ik twee jaar voor mezelf gehouden. Ik ging door een ontkenningsfase waarin ik me extra vrouwelijk voordeed. Aan het begin van het tweede middelbaar heb ik het aan mijn ouders verteld en in mei 2019 aan iedereen. Maar mocht ik kunnen kiezen, dan was ik geen transgender. Sommige mensen denken dat het een keuze is, of een modeverschijnsel. Dat is het niet. Genderdysforie is echt niet leuk om te hebben. Zeker als je goed geïnformeerd bent en beseft wat een transitie allemaal inhoudt. Toch zal ik ermee moeten leren leven.
Ik heb bijna twee jaar moeten wachten op mijn eerste gesprek bij het Genderteam van het UZ Gent. Daar vertelden ze mij dat de wachttijd voor een geslachtsoperatie zes tot zeven jaar is. Dat is erg demotiverend. Puberteitsremmers zijn geen optie, omdat ik al te oud ben. Maar naarmate mijn puberteit evolueert, krijg ik nog meer een afkeer van mijn lichaam. Deze maand mag ik op gesprek bij een endocrinoloog, om te praten over de opstart van mijn hormoonbehandeling. Ik kijk enorm uit naar mijn stemverlaging, en meer haargroei, het kan me niet schelen waar op mijn lichaam. Daarnaast mag ik op gesprek bij de dienst reproductieve geneeskunde, om me te informeren over het al dan niet invriezen van mijn eicellen. Ik kijk er niet naar uit om weer mijn hele verhaal te moeten vertellen. Ik heb het intussen al zo vaak verteld. Op school, online, tegen elk familielid apart.
Sinds oktober ga ik niet meer naar school, hoewel ze daar positief hebben gereageerd op mijn coming-out. Het ging gewoon niet meer. Ik lette niet op, begreep niet wat er gezegd werd. Mijn ouders maken zich veel zorgen om mij. Ze steunen me, maar we kunnen niet zo goed praten over wat er gebeurt. Zij hebben wel de naam Finn gekozen. Het is een Scandinavische naam, net als die van mijn broers, en er zitten nog drie letters in van mijn oude naam.
Met mijn familie heb ik erg veel geluk. Ik heb een bomma die alle boeken en films heeft bekeken die er bestaan over transpersonen en alles doet om mij te accepteren. Maar niet iedereen aanvaardt even snel. Na mijn coming-out vertelde iemand uit mijn omgeving mij dat mijn ouders zo graag een meisje hadden gewild, na al twee jongens te hebben. Dat bleek niet waar te zijn. Ook vertelde die persoon dat mijn broer het moeilijk had met mijn transgender-zijn, wat uiteraard normaal is. Ik wist niet hoe ik op al die opmerkingen moest reageren en heb dan maar ‘sorry’ gezegd. Gelukkig zijn die zaken intussen wel uitgepraat.
Kleine aanpassingen houden het hele proces draaglijk: mijn naamsverandering, mijn voornaamwoorden veranderen naar ‘hij’ en ‘hem’, het gebruik van een binder, en mensen uit de transcommunity ontmoeten. De Britse Noah Finnce, of Noah Adams, een vlogger en muzikant, is de eerste transpersoon die ik ben gaan bewonderen en die veel voor mij betekent.
Ik vind het fijn om op sociale media lotgenoten te ontmoeten, maar het is ook de plek waar ik de meeste haatberichten krijg. Ik ben op Instagram vrij open en maakte onlangs een Story over het fenomeen ‘super straight’. Dat is zogezegd een nieuwe geaardheid die uitgevonden werd door een man die geen transpersonen wil daten, omdat hij hen niet als echte vrouwen of mannen beschouwt. Ik probeer dan uit te leggen waarom ik zo’n visie nogal transfoob vind, zonder mij te verlagen tot een onrespectvolle manier van communiceren.’
Meer zien
Zowel Kato als Fine zijn te zien in het boek en de expo No Babes, een project met foto’s van Morgane Gielen, dat moeilijke thema’s en taboes bespreekbaar wil maken. De expo loopt van 9 juni tot 7 juli 2021 in Broei in Gent. Het boek verschijnt eind april, maar is nu al beschikbaar in pre-order.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier