De zomer die alles veranderde: ‘Ik ben blij dat ik weet wat het is om te lopen of te fietsen’
In augustus 1993 raakte Peter Genyn na een duik in een ondiepe vijver verlamd tot aan de borst. Rolstoelrugby werd zijn uitlaatklep. Tot hij vier jaar geleden na een ongeluk weer opnieuw moest beginnen. Als rolstoelracer deze keer. Vorige zomer won hij twee gouden medailles op de Paralympische Spelen in Rio.
Het leven van Peter Genyn (40) staat in het teken van topsport. Hij traint zes dagen op zeven en wordt begeleid door twee coaches. Hij eet, drinkt en slaapt zoals hem wordt voorgeschreven. Hij breekt wereldrecords. Hij is bijgelovig, en scheert zich niet op de dag van een wedstrijd. Hij zit ook in een rolstoel, en kan sinds zijn zestiende zijn benen, rug- en buikspieren, zijn handen en een derde van zijn triceps niet meer gebruiken. ‘Het was de laatste week van de grote vakantie. In de tuin van het huis dat mijn ouders aan het verbouwen waren, was een grote vijver waar we een zwembad van wilden maken. We pompten hem leeg, legden er plastic in en wilden hem weer vullen. ’s Avonds zetten we de pomp aan. Het was warm de dag erna, en mijn broer en ik wilden vroeg gaan zwemmen. Ik nam een aanloop en dook erin. Toen bleek dat er in de put van 2,5 meter diep nog maar dertig centimeter water stond. Ik ben met mijn hoofd tegen de bodem gestoten en heb daarbij twee nekwervels gebroken.’
Peter Genyn
- Geboren op 24 december 1976, Brasschaat.
- Hij raakte verlamd tot aan de nek door een duikongeluk in de zomer van ’93.
- Hij speelde twintig jaar rolstoelrugby en behaalde met de nationale ploeg onder andere goud op het EK (2009) en een zesde (2004) en zevende (2012) plaats op de Paralympische Zomerspelen.
- In 2014 ruilde hij na een val rolstoelrugby voor rolstoelracen. Een jaar later werd hij wereldkampioen op de 100 en 400 meter.
- Op de Paralympische Zomerspelen in Rio (2016) behaalde hij twee gouden medailles als rolstoelracer: op de 100 m T51 en 400 m T51, telkens in een recordtijd.
- Hij werd tweemaal verkozen tot G-sporter van de provincie Antwerpen (2012 en ’14), won het Vlaams Sportjuweel (2016) en de Nationale Trofee Victor Boin (2017).
Genyn werd naar het ziekenhuis in Roosendaal gebracht, maar daar was geen chirurg die hem kon opereren. ‘Ze hebben eerst in Antwerpen geprobeerd, maar kregen er niemand te pakken. Ik ben daarom naar Tilburg gegaan, waar ze mijn hoofd hebben vastgezet in een halotractie. Dat is een metalen ring die ze met vier schroeven in je schedel boren om je nek te stabiliseren. Je kunt het vergelijken met een gips om je arm. Naast mij lag een jongen die van zijn paard was gevallen. Hij had hetzelfde letsel en is na één week gestorven. Een maand later ben ik naar Gent overgeplaatst, waar ze me dan toch hebben geopereerd. In totaal heb ik van augustus tot Pasen het jaar erna in het ziekenhuis gelegen, waarvan het laatste halfjaar in de revalidatie. Je ziet er kinderen met een handicap die veel erger is dan de jouwe en dan denk je: ik heb nog geluk.’
‘In het begin besefte ik niet hoe ernstig mijn letsel was. Ik dacht dat ze de wond op mijn hoofd zouden dichtnaaien en ik gewoon weer beter zou worden. Na enkele weken op de intensieve zorgen, al mijn organen moesten ook opnieuw leren werken, begon het tot me door te dringen dat dat misschien niet zou gebeuren. Ik zeg misschien, want het duurt even voor je je daar bij kunt neerleggen. Ik heb lang elke kwakzalver geloofd die me beloofde dat hij me weer zou doen lopen. Ik kan niet meer tellen hoeveel van die zogenaamde dokters we hebben bezocht, of hoeveel geld mijn ouders daaraan hebben gespendeerd. Vanuit de gedachte: het komt wel goed. Die hoop heb ik niet meer. Er gebeurt veel onderzoek naar ruggenmergletsels en op een dag vinden ze een oplossing, maar die zal voor mij te laat komen.’
Rolstoelrammen
Peter Genyns redding kwam uiteindelijk niet van een dokter, maar van de sport. Tijdens zijn revalidatie in Gent leerde hij rolstoelrugby kennen. ‘Ze waren net een nieuwe ploeg gestart en kwamen mensen ronselen. Mijn ouders hebben me toen overtuigd om het een kans te geven. Ze zijn van mening: je hebt wat je hebt en daar maak je het beste van. De eerste training ben ik gaan kijken, de tweede heb ik meegedaan. Het stelde toen nog niets voor, we waren allemaal slecht (lacht). Rolstoelrugby is speciaal ontwikkeld voor tetraplegiekers (tetraplegie is een verlamming aan de vier ledematen). Voor rolstoelbasketbal heb je meer functies in je armen en handen nodig, en die heb ik niet. Het was de enige ploegsport die ik kon spelen, maar ook de chicste om naar te kijken.’
Elke week reed Peters vader hem van Kalmthout naar Gent voor het rolstoelrugby. Er was geen club dichterbij. Zijn moeder bleef liever thuis. Zij vond al dat rolstoelrammen maar niks. ‘Als ze kwam kijken, bleef ze gewoonlijk buiten staan en stak ze af en toe haar hoofd binnen voor de stand. Ik begrijp dat het voor haar moeilijk was om me elke week opnieuw te zien vallen. Rolstoelrugby is een ruwe sport, maar het is vooral het materiaal dat afziet. Je mag met je rolstoel tegen elkaar rammen zo hard je maar wilt. Als je gefrustreerd bent, doet dat bijzonder veel deugd.’
De ploeg uit Gent was het eerste en lang het enige rolstoelrugbyteam in België. Ze speelden mee in de Nederlandse competitie, en daarna in de Duitse. Genyn heeft ook telkens twee jaar als professional in de Duitse en in de Engelse league gespeeld, bij Londen, waarmee hij landskampioen werd. ‘Ik heb dankzij mijn sport een stuk van de wereld gezien en dingen meegemaakt die ik als valide nooit zou hebben meegemaakt. In 1996 mochten we met de Belgische ploeg voor het eerst naar het EK. Daarna heb ik, tot vier jaar terug, elk EK en WK meegedaan. We zijn twee keer naar de Paralympische Spelen geweest en één keer Europees kampioen geworden. Ik krijg vaak de vraag hoe mijn leven er zou uitzien als ik niet verlamd was geweest. En het antwoord is: ik weet het niet. Er zijn veel dingen die ik niet meer kan, maar ik kijk liever naar wat ik wel nog kan.’
Sport als therapie
In 2013 sloeg het noodlot weer toe. Door een ontbrekende klinker in het voetpad kwam hij zwaar ten val en brak hij zijn heup. Drie maanden later brak hij in een vergelijkbaar ongeluk ook zijn bovenbeen. ‘De combinatie van die twee was zo complex dat de dokters eerst niet wisten wat te doen. Ik heb enkele dagen in het ziekenhuis gelegen met een been dat van de spasmen plooide op een plaats waar het niet zou mogen plooien. Uiteindelijk hebben ze de pinnen die in mijn heup zaten eruit gehaald en in mijn been geplaatst, met als gevolg dat mijn heup afgestorven is en mijn ene been tien centimeter korter is dan het andere. Als ik nu nog iets breek, is er geen oplossing meer. De dokter heeft me toen verboden om nog rugby te spelen. De sport waar ik twintig jaar zo voor had geleefd, en die mijn leven weer zin had gegeven, werd me afgenomen. Mijn wereld stortte in, net als toen ik mijn nek brak.’
Opnieuw vond Genyn troost in de sport. ‘Ik heb nooit psychologische hulp gewild, hoewel het mij vaak is aangeraden. Ik heb daar geen nood aan. Sport is mijn therapie. Ik ben nooit kwaad geweest op wat me is overkomen. Het was niemands fout. Het enige wat ik wilde, was weer een zo normaal mogelijk leven leiden. Na mijn nekbreuk wist ik: dit is voor altijd. Rugby was de houvast die ik nodig had om dat te verwerken. Ik heb er lotgenoten leren kennen met dezelfde handicap. Ik zag wat zij konden en wat niet. Ik ben er ook zelfstandiger door geworden. De spieren die ik heb, zijn maximaal getraind, waardoor ik bijvoorbeeld ook alleen verplaatsingen met mijn handbike kan doen.’
‘Op vraag van het Belgisch Paralympisch Comité ben ik met atletiek begonnen. Zij wisten dat ik in het rolstoelrugby altijd een van de snelsten op het veld was. Om mijn gedachten te verzetten, ben ik fanatiek beginnen te trainen. Dat heeft me langzaam uit mijn depressie gehaald. Bij mijn eerste internationale wedstrijd, in Zwitserland, werd ik derde op de honderd en de vierhonderd meter in mijn categorie, T51 (graad van beperking, T51 is tetraplegie zonder tricepsfunctie). Ik wist toen dat er iets in zat. Ik heb een nieuwe wheeler gekocht, carbonwielen en goede banden. In België moet je sportmateriaal allemaal zelf betalen. Twee jaar later ben ik wereldkampioen geworden op beide afstanden.’
Om wedstrijden te rijden, neemt Genyn regelmatig deel aan de races in het buitenland of aan de competitie voor validen. Ter voorbereiding van dat WK in Qatar, trok hij naar Dubai. ‘Ik wist dat ik een probleem zou hebben met de hitte. Omdat mijn letsel zo hoog is, kan ik niet meer zweten. Dat wil zeggen dat ik sneller kou heb in de winter, en warm in de zomer. Niet meer kunnen lopen, is maar het topje van de ijsberg aan problemen voor mensen met tetraplegie. Voor Qatar was het daarom belangrijk om mijn lichaam te testen in een vergelijkbaar klimaat. Na twee rondjes opwarmen in 36 graden, was mijn temperatuur al 38,8. En toen moest de wedstrijd nog beginnen. Wielrenners dragen vaak ijsvesten, maar dat is voor mij geen optie omdat de spieren die ik nodig heb dan koud worden. Ik gebruik nu in ijswater gedrenkte compressiekousen.’
Gouden finish
In Rio was het nog warmer, 38 graden, maar dat hield hem niet tegen om twee keer als eerste over de streep te rollen. ‘Ik wist niet of ik gewonnen had. Mijn grootste concurrent zat in een buitenbaan, dus die kon ik niet zien. Het moment dat je je naam op het scherm boven aan de ranglijst ziet verschijnen, is onbeschrijfelijk. Alles waar je al die jaren zo hard voor geknokt hebt, valt op zijn plaats.’
Kortom, 2016 was een topjaar voor Peter Genyn. Hij brak twee wereldrecords, won twee gouden medailles op het Europees Kampioenschap en twee op de Paralympische Zomerspelen. Al die prijzen leverden hem er nog één op: het Vlaams Sportjuweel. ‘Het was een hele eer om die prijs te winnen, omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen valide en mindervalide sporters. In het succesvolste Olympische en Paralympische sportjaar dat België in jaren heeft gekend, is dat toch een prestatie. Ik weet niet of ik dat sportief nog eens zal kunnen evenaren, maar ik wil er over drie jaar in Tokio graag weer bij zijn om mijn titels te verdedigen.’
Tegen dan is Genyn 44 jaar, een pensioengerechtigde leeftijd voor valide topsporters. ‘Op de Paralympics ligt de gemiddelde leeftijd van rolstoelsporters hoger, omdat je er vaak pas op latere leeftijd mee begint. Als Usain Bolt pas op zijn twintigste was beginnen lopen, dan stond hij ook niet waar hij nu al staat. Het duurt ongeveer tien jaar voor je gewend bent aan je rolstoel en genoeg hebt kunnen trainen om op het hoogste niveau mee te spelen. Iemand die geboren wordt met een beperking heeft in dat opzicht een voorsprong die je nooit kan inhalen. Maar ik zou niet met hen willen ruilen. Ik ben blij dat ik weet wat het is om te lopen of te fietsen. Ook al maakt dat het gemis eens zo groot.’
Hoe zijn leven er zal uitzien als hij zelf op sportief pensioen gaat, weet Genyn nog niet. ‘Ik denk daar liever nog niet over na. Eerst het grote zwarte gat wellicht, en daarna zie ik wel wat er op mijn pad komt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier