Tuinontwerper Jeroen Provoost pleit voor geduldig tuinieren: ‘Het allerergste vind ik grasmatten’

In een vorig leven was hij architect, nu gooit Jeroen Provoost internationaal hoge ogen met zijn natuurlijke tuinen. Hoog tijd om deze nieuwkomer te leren kennen. ‘Een tuin is zoals een vriendschap: je steekt er energie in, zonder de garantie dat je iets in ruil krijgt.’
‘Welkom in mijn laboratorium.’ We zijn niet in een steriele ruimte met reageerbuizen en petrischaaltjes, maar in een architecturaal rooftopappartement in Brussel Noord. Het is een groene oase op zeshoog met maar liefst vierhonderd soorten planten. Hier woont – én experimenteert – Jeroen Provoost (36). Hij is de snel rijzende ster aan het tuinfirmament met in zijn portfolio projecten voor onder meer modelabel Bottega Veneta en designmerk Knoll.

Jeroen Provoost vroeg om hier af te spreken en niet op zijn bureau in een coworkingspace. We snappen waarom. Dit is een plantenhemel. Overal waar we kijken, zien we groen. Van gigantische exemplaren tot kleine stekjes. ‘Mijn ochtendritueel? Met een koffietje langs alle plantjes wandelen en wat wieden. Dat is voor mij puur geluk’, zegt Provoost.
‘Toen we acht jaar geleden op huizenjacht gingen, was een groot dakterras voor mij een must. In ons vorige appartement in centrum Brussel hadden we een balkon van anderhalve meter. Dat ontplofte echt. Er stonden zeker veertig planten. Tot mijn lief zei: “Dat kan zo niet langer. Voor elke plant die binnenkomt, moet er een weg.”’
Huishovenier
Provoost is niet alleen een van de meest opkomende tuinontwerpers, hij is ook een van de meest atypische. In een vorig leven was hij architect. Tot hij vijf jaar geleden besloot zijn passer aan de haak te hangen en zijn plantenpassie te volgen. ‘Als driejarige ploeterde ik in de tuin van mijn opa. Mijn grootouders hadden een grote tuin in centrum Oostende waar ik veel tijd doorbracht. Mijn opa keek op zondagnamiddag naar tuinprogramma’s op de BBC; zó gepassioneerd was hij. Op mijn tiende gaf hij me een stukje tuin waarmee ik mocht doen wat ik wilde. Dat was heerlijk. Het werd een plek waar ik naartoe kon vluchten; waar ik mezelf was, rust vond en kon dromen.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Waarom ging je dan naar de KU Leuven en niet naar de tuinbouwschool?
Jeroen Provoost: ‘Ik ben altijd een wiskundegeek geweest én ik was creatief. Architectuur leek daar het ideale kruispunt van. In 2011 studeerde ik af. Ik verhuisde naar Brussel en werkte tien jaar voor Tom Thys. Qua architectuur is hij echt mijn mentor. Zo leerde hij me het werk kennen van Dom Hans van der Laan, een monnik-architect die heel wiskundig te werk ging. Als student ging ik nog vaak naar mijn tuintje bij mijn grootouders, maar mijn job bracht me ver van mijn planten. En ik begon dat heel hard te missen.’
Toen gooide je je carrière radicaal om?
‘Ja en nee. Er was een lange periode van twijfel waarin ik naast mijn architectenjob kleine tuinprojecten deed voor vrienden. Ik was bang dat mijn passie zou verdwijnen als ik er mijn job van zou maken. Het kantelpunt kwam in 2019, toen ik de vraag kreeg om een penthouse met daktuin te ontwerpen. Een droomopdracht waarin alles samenkwam. Toen dat project een jaar later werd afgeblazen door corona, was dat hard. Gelukkig was er nog een tweede belangrijke opdracht: ik werkte mee aan het nieuwe hoofdkwartier van Bottega Veneta in Milaan. Een project dat ik deed voor architectenbureau OFFICE Kersten Geers David Van Severen.’

Met wat zin voor overdrijving kunnen we je – met een tiental gezamenlijke projecten – de huishovenier van OFFICE noemen. Waarom werk je zo graag met hen samen?
‘Sommigen zullen opperen dat het vriendjespolitiek is, omdat mijn vriend architect is bij OFFICE, maar dat klopt niet. Maar de vrienden voor wie ik mijn allereerste tuinen maakte, waren wel vaak architect bij OFFICE. Zo kwam ik op de radar van Kersten Geers en David Van Severen, de oprichters van OFFICE. Er ontstond een vertrouwensband en ik werkte mee aan steeds grotere projecten. Ik ben bijvoorbeeld heel trots op de tuin bij Villa Buggenhout. OFFICE schakelde mij in omdat de aangelegde tuin met een wild en een gemaaid deel in korte tijd volledig uit balans raakte. De bloemenweide verschraalde en de clematis op het afscheidende hek raakte overwoekerd door wilg en esdoorn. Ik ontwikkelde een nieuw concept waarin de overgang veel vloeiender werd. Er kwamen meer struiken, zoals aan een bosrand. Het resultaat: een veel stabielere, natuurlijke look die minder onderhoud vraagt.’
Lees ook: Binnenkijken bij buitenmensen: wat als de tuin de belangrijkste leefruimte is?
Maken en laten
Waarom werkt OFFICE eigenlijk zo graag met Jeroen Provoost? We vroegen het aan medeoprichter Kersten Geers. ‘Hij heeft zeer veel technische plantenkennis, maar daar doet hij iets poëtisch mee. Zijn omgang met planten is verfijnd en bezield. Hij bekijkt alles vanuit de plant. Die sensitiviteit voel je in al zijn projecten.’ Ook architect Pieter Vandeputte van het Gentse bureau NWLND is vol lof over jeroen Provoost. ‘We ontwerpen echt samen. Geen van de twee disciplines moet buigen voor de andere. Ik noem het een Gesamtlandschaft: het gebouw en het landschap zouden uit dezelfde hand gekomen kunnen zijn. Die dynamiek hebben we met geen enkele andere tuinarchitect.’
Is je architectuurverleden een voordeel? Of zit het je in de weg?
Natuurlijk sterven er planten op mijn terras. Dat heeft niks te maken met mij. Ook dat leerde ik uit de tuin: falen.
Jeroen Provoost
Provoost: ‘Het helpt me enorm dat ik de beide talen spreek. Ik heb geen spijt van mijn jaren als architect, maar ik wil er ook niet naar terug. Sinds mijn carrièreswitch voelt werken niet meer als werken. Dat is zalig. Al is dat ook een valkuil: ik heb geen grenzen meer. Noem me gerust een workaholic. Architectuur is door de mens gemaakt, op den duur ben je dat meester. Bij de natuur is dat onmogelijk, want die is eindeloos. Je kunt er niet op uitgekeken raken. De kinderlijke verwondering heb ik nog altijd. Er schuilt een Peter Pan in mij.’

Veel architecten hebben een woonfilosofie. Wat is jouw tuinfilosofie?
‘Ik ben geboeid door het raakvlak van cultuur en natuur, of van architectuur en tuin. Daarom hou ik ook zo van stadstuinen en daktuinen. Qua stijl streef ik naar een zo natuurlijk mogelijk beeld. Daarom gebruik ik altijd heel veel verschillende soorten. Tuinaannemers worden gek van mijn plantenschema’s. (lacht) Ik bekijk de tuin vanuit de planten: wie – welke plant – wil hier graag wonen? Het uitbalanceren van natuur en cultuur is de kern van mijn job. De vraag is in welke mate je ingrijpt. Daarom hou ik ook zo van het motto van landschapsarchitect Pieter Buys, die vaak werkte voor Dom Hans van der Laan. Hij zei: maken en laten.’
Hebben mensen vandaag nog wel het geduld om te maken en te laten?
‘Veel mensen willen graag snel resultaat in een tuin, maar daar staat de natuur lijnrecht tegenover. Snelle groeiers zorgen op lange termijn voor erg veel werk: je moet de hele tijd snoeien. Geduld is de basis voor een tuin. Wie morgen een tuin wil, kan ik niet helpen. Vaak gaan er jaren overheen. Tijd is iets wat je moet omarmen. Een tuin is nooit af.’
Onze buurlanden Frankrijk en Groot-Brittannië hebben een rijke tuintraditie. Als wij denken aan Belgische tuinen, denken we toch vooral aan een hek en een gazon.
‘Over gras zou ik een hele middag kunnen babbelen. Ik wil niet kwaadspreken over gazon, want gras is fantastisch, maar ik pleit wel voor diversiteit. Meng je gras met klaver en kruiden en laat het bloeien. Ecoflora uit Brussel maakt fantastische graszaadmengels, aangepast aan de context. Tuinaannemers noemen het “gouden gras” als ze de prijs zien. Maar ik vind die gerechtvaardigd, want er zit heel veel zorg en expertise in. Het allerergste vind ik grasmatten. De productie daarvan palmt talloze hectares in en put de grond uit. En vervolgens belanden die matten op stadstuinen zonder zonlicht waar ze elk jaar vervangen moeten worden.’
Nog ergernissen die je voelt opkomen?
‘De opkomst van verkoop van planten bij grootwarenhuizen is een van de ergste dingen die gebeurd zijn. Het heeft van planten een spotgoedkoop wegwerpproduct gemaakt. Dat heeft gepassioneerde kwekers de das omgedaan en het aanbod verschraald. Zoveel prachtige planten zijn onvindbaar geworden, omdat bijna niemand ze nog kweekt. In België zijn er nog maar een handvol kwekers. Af en toe denk ik erover mijn eigen kwekerij te starten. En als ik nog één ding mag veranderen aan de wereld, laten we dan de platte daken beter gebruiken. Het is absurd hoeveel potentieel we daar laten liggen.’

Faalkans
Van architect naar tuinontwerper en kweker. Je zou denken dat Jeroen Provoost het groots ziet. Het tegendeel is waar. Hij is een eenmanszaak en ook rotsvast van plan om dat te blijven, ook al heeft hij genoeg aanvragen om een heel team aan de gang te houden. ‘Ik werk alleen, dus kan ik kritisch zijn. Met de projecten die ik wél aanneem, wil ik het verschil maken. Ambitie staat voor mij niet gelijk aan groei. Ik wil nog met mijn handen in de grond zitten, naar kwekers gaan en experimenteren. Want daar haal ik geluk uit.’
We laten veel potentieel liggen door platte daken niet te gebruiken.
Jeroen Provoost
‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat ik maar één leven heb. Verder probeer ik over mijn carrière zo min mogelijk verwachtingen te hebben. Ik zie wat er op mijn pad komt en pak de opportuniteiten die passeren. Of ze ook lukken, is nog iets anders. Ook dat leerde ik uit de tuin: falen. We moeten falen opnieuw omarmen. Ik vind het zo erg dat dat nu zo negatief wordt bekeken. Natuurlijk sterven er planten op mijn terras, dat heeft niks met mij te maken. Een project is niet goed of slecht door de uitval – die is er in een tuin altijd.’
Dat klinkt filosofisch. Het doet denken aan de quote van Audrey Hepburn: ‘To plant a garden is to believe in tomorrow.’ Is tuinieren voor jou een levensles?
‘Tuinieren is voor mij mens worden, het is mijn therapie. Het leert me wanneer ik moet loslaten of juist moet ingrijpen. Het gaat over volhouden en falen. Je beperkingen aanvaarden. Het gaat tenslotte om iets groters dan jezelf. Wie nu een boom plant, zet die voor de volgende generatie of bewoner. Alles draait voor mij rond zorgzaam omspringen met je omgeving: met de mensen, de planten en de dingen. Een tuin is zoals een vriendschap: je steekt er energie in zonder de garantie dat je iets in ruil krijgt. In mijn ogen vraagt de tuin niets, er is geen verwachtingspatroon. Hij is blij met wat hij krijgt en geeft het vroeg of laat in veelvoud terug. Voor mij is die relatie tussen mens en plant heel belangrijk. Daarom hou ik zo van het woord horticultuur. In het VK heeft elk dorp zijn eigen horticultural society. Hier is dat er jammer genoeg niet. Ik zoek naar gelijkgezinden, maar heb het gevoel dat weinigen mijn passie delen.’
Wat hoop je te bereiken met je werk?
‘Het belangrijkste is verwondering opwekken. Dat probeer ik te triggeren door samen met de klant de tuin aan te planten. Met je handen in de grond zitten creëert verwantschap. Dan kennen mensen nog beter het verhaal van hun tuin, waardoor ze meer geneigd zullen zijn om die de zorg, toewijding en aandacht te geven die hij verdient.’
Lees ook: Vooraanstaand tuinarchitect Piet Oudolf: ‘Echte tuinmensen houden van september
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier