Ergens tussen Leuven en Brussel kocht architect Pieter Vandenhout een vervallen huis in een vergeten landschap. “In de tuin stond een banale loods. Toen we de planken verwijderden, bleek het een modernistische parel uit 1927.”
Het is niet de eerste keer dat architect Pieter Vandenhout in Knack Weekend staat. We volgen hem al jaren en schreven eerder al verhalen over zijn interieurs. Eerst had hij een wonderbaarlijke dakflat op de markt van Leuven, en later betrok hij er een zeventiende-eeuws herenhuis. Enkele jaren geleden belde hij me op en vertelde enthousiast: “Piet, nu heb ik echt gevonden waar ik al altijd van droom, een hermitage in de volle natuur. Nee, ik vertel je niet waar, maar het gaat om een oude woning in een open landschap dat je in Brabant, zo dicht bij Leuven en Brussel, niet voor mogelijk houdt. Ik ga het nu opknappen en zodra het af is, nodig ik je uit.” Dat klonk veelbelovend.
Drie jaar later belde Pieter me op voor de uitnodiging, waarbij hij meteen een routebeschrijving gaf, want zo makkelijk is zijn nieuwe ankerplaats niet te vinden. Je komt er via een holle weg die je voorbij de bewoonde wereld voert. Zijn landhuis ligt letterlijk tussen twee glooiingen verstopt. Bij aankomst wacht Pieter me op met een paar laarzen, om meteen een wandeling te maken door het vele hectaren grote domein met grasvelden, hagen, heggen en bossen die ook weer helemaal opgaan in het landschap en alle omliggende huizen aan het oog onttrekken. Kortom, zijn huis is een perfecte hermitage waar je je als kluizenaar levenslang zou kunnen opsluiten.
“Voor ik je alle uitleg geef, laat ik je foto’s zien van hoe het was”, zegt Pieter. Hij laat beelden zien van een vervallen, onbewoonbaar en onaantrekkelijk huis. “Je begrijpt dat ik het niet kocht voor dit huis, maar wel voor het landschap, het natuurgebied rondom. Het pand werd in 1927 opgetrokken zonder een uitgesproken stijl, het was gewoon een utilitair bouwsel waarvan we enkel het algemene silhouet hebben bewaard”, aldus Pieter Vandenhout. De gevels werden hersteld in ongeveer hun oorspronkelijke staat.
Aan de zijde van de vallei plaatste hij enkele houten ramen om het landschap van binnen te kunnen bewonderen. De centrale trap heeft aan weerszijden kamers met uitzicht op de natuur. Aan de zuidzijde zit een grote eet- en kookruimte, waar een oude winkelbalie de blikvanger is. De rekken aan de wand zijn gemaakt van oude kaasplanken. Pieter zweert bij hout en voorzag quasi de hele woning van een vloer van populierenhout, afkomstig van bomen die hij zelf in lange en brede planken laat zagen. De muren kregen een bijzondere behandeling: “Ze werden ietwat ruw gepleisterd en vervolgens met caseïneverf beschilderd, min of meer nat in nat, à la fresco dus, waardoor we overal een bijzondere patina kregen die past bij de landelijke stijl.”
Bij de verbouwing ontdekte hij dat het vervallen bouwsel, wat verder op het terrein, ooit een bijzonder tuinhuis was in modernistische stijl. “Je zag er niets van, want het was volledig bekleed met houten planken en zag eruit als een banale houten loods. Ik dacht : dat gooien we plat, er valt niets mee aan te vangen. Tot we de planken weghaalden en er een modernistisch pareltje tevoorschijn kwam uit 1927, een beetje à la De Stijl. Dat heb ik uiteraard piekfijn hersteld.” Hij bracht er zijn atelier in onder, en heeft er een schitterend uitzicht over het hele domein dat als natuurgebied is beschermd.