De modernistische woningen van architect Roger De Winter zijn bij het grote publiek nog altijd relatief onbekend, en dat geldt al helemaal voor zijn meubelontwerpen. Kleinzoon Jan wil daar verandering in brengen.
‘Ik was tien toen mijn grootvader overleed en hoewel ik hem niet lang heb gekend, heeft hij een diepe indruk op me nagelaten. Van kinds af aan ben ik geïnteresseerd in zijn architectuur en meubelontwerpen. Als peuter woonde ik in zijn huis in Vilvoorde en ik heb ook mijn eindwerk daar, aan zijn zelfontworpen keukentafel geschreven. Toen ik afstudeerde, was ik vastbesloten de familiewoning te kopen waarin hij, samen met mijn grootmoeder, vader en tante, tussen 1959 en 1979 gewoond heeft en waar hij zijn praktijk had. In mijn ogen is het een van zijn mooiste architecturale realisaties en er zijn natuurlijk veel herinneringen aan verbonden. Het is hier ook dat hij zijn loungestoel ontworpen heeft. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar sinds vier jaar ben ik de eigenaar van het huis’, vertelt Jan De Winter.
Zijn tijd vooruit
De gezinswoning die architect Roger De Winter in 1959 bouwde in wat later een belangrijke handelsstraat in centrum Vilvoorde zou worden, typeert zowel zijn vooruitstrevende bouwstijl en techniek als zijn karakter. ‘Mijn grootvader had hier al drie aanpalende huizen met een commerciële benedenverdieping gebouwd. Het was op aandringen van mijn grootmoeder dat hij op het overgebleven perceel een huis voor zijn gezin bouwde, omdat het bescheiden appartementje waarin ze leefden uit zijn voegen begon te barsten.’ De gevel met typische vlakverdeling sluit perfect aan bij die van de andere drie panden en samen vormen ze één architecturaal geheel. Geen opvallend visitekaartje dus, zoals je van een jonge architect met ambitie wellicht zou verwachten. ‘Maar dat zat ook niet in zijn karakter. Mijn grootvader was meer bezig met zijn cliënten en zijn werven dan met zijn eigen carrière’, aldus zijn kleinzoon.
Buiten verwijst de ranke metalen balk die over de volledige gevel loopt discreet naar wat er zich binnen afspeelt: een splitlevelwoning zonder draagmuren die zich rond een centrale liftkoker en zwevende draaitrap nestelt, goed voor driehonderd vierkante meter. ‘Mijn grootvader beheerde elk aspect van een project tot in de puntjes, van architectuur tot meubelplaatsing, en hij had een enorme kennis van materialen en technieken. Een aantal van zijn woningprojecten bestaat uit een staalskelet en beton, in die tijd een heel vernieuwende methode die voornamelijk werd toegepast in de industriebouw. Staalskeletten waren ideaal om diepe, smalle percelen, zoals dat van zijn eigen huis, te overspannen en zo optimaal gebruik te maken van de ruimte.’

De bouwmethode leek het perfecte antwoord op de stijgende vraag naar betere huisvesting, in gang gezet door Wet De Taeye uit 1948. Die wet maakte het mogelijk om goedkoop te bouwen dankzij premies en goedkope leningen, waardoor ook mensen met een bescheiden inkomen zich een huis konden permitteren. ‘Helaas was mijn grootvader zijn tijd te ver vooruit, en was hij ook niet de man om toegevingen te doen. Het cliënteel dat te vinden was voor zo’n type woning was schaars, maar zij die hem vertrouwden gingen er volledig in mee. Meer nog, ze kwamen later soms terug voor volgende projecten’, aldus kleinzoon Jan.
‘Commercieel ingesteld was hij echter niet. Tijdens zijn leven heeft hij elke vorm van publicatie geweerd, waardoor zijn werk enkel binnen een kleine kring bekend was.’ Zijn vernieuwende manier van bouwen wordt de laatste jaren weliswaar herontdekt dankzij stadswandelingen en een tentoonstelling afgelopen voorjaar, maar dat belette niet dat een aantal van zijn woningen tegen de vlakte is gegaan, zoals Villa Vaeck in Zemst in 2023. Datzelfde jaar verdween ook Villa Indegracht onder de sloophamer, een werk van die andere modernist, Lucien Engels, met wie De Winter tussen 1950 en 1954 samenwerkte.
In de vergeethoek
In totaal bouwde Roger De Winter zo’n driehonderd privéwoningen, waarvan twee derde nog rechtstaat, een aantal weliswaar zwaar verbouwd. ‘Dat zijn er niet enorm veel, maar hij volgde dan ook elke werf nauwgezet op, van begin tot einde. Mijn grootvader was nauwgezet en een veeleisend man voor zijn medewerkers, maar als je zijn vertrouwen kon winnen, dan was dat voor de rest van je leven. Net zoals hij een trouw cliënteel om zich heen had weten te verzamelen, was hij ook succesvol in het vinden van de juiste vaklui.’ De betrokkenheid ging zover dat De Winter zich ook bezighield met de inrichting van zijn woningen. ‘Een anekdote die mijn grootmoeder vaak vertelde, is dat hij een eigenaar verbood om een opzichtige kast in zijn nieuwe huis te zetten. Hij heeft het meubel meegenomen naar een atelier en er alle, in zijn ogen overbodige, versiersels laten afzagen.’
Ooit verbood mijn grootvader een eigenaar om een te opzichtige kast in zijn huis te zetten.
Naast het gebruikelijke maatwerk, zoals inbouwkasten, ontwierp De Winter in de loop der jaren ook tafels, wandrekken en zitelementen voor specifieke woonprojecten. Sommige meubelen waren oorspronkelijk bedoeld voor zijn eigen woning, zoals de royale leren loungezetel met voetenbank (zie openingsbeeld) die voor de open haard in Roger De Winters leefruimte stond en daar sinds kort terug zijn plek opeist, bij kleinzoon Jan.

De plannen lagen al lang in de lade, maar het duurde tot 1962 voordat hij het ontwerp afwerkte en liet uitvoeren. In de loop der jaren zijn er nog een paar andere exemplaren van gemaakt, bestemd voor bepaalde woningen. Maar ook al heeft het meubel de kwaliteit van zijn architecturale werk, het belandde in dezelfde vergeethoek als zijn architectuur.
Testzit
Daar hoopt Roger De Winters kleinzoon nu verandering in te brengen. ‘De gedachte om ooit iets te doen met zijn architectuur en meubelontwerpen speelde al heel lang. Het zou mooi zijn als mijn grootvader de erkenning krijgt die hij verdient, als architect én als ontwerper. Een meubel uitbrengen dat je elke dag kunt zien en gebruiken is volgens mij de beste manier om zijn signatuur als ontwerper te ontdekken.
Hoewel het niet het meest eenvoudige stuk om te fabriceren is, heb ik bewust voor zijn ligzetel gekozen. De markt is in dat segment nog niet overspoeld en de stoel laat goed zien hoe technisch onderlegd mijn grootvader was. Het enige wat ik gedaan heb, is zijn ontwerp afwerken, onder meer door het kussen een stuk comfortabeler te maken. De exemplaren uit de tijd van mijn grootvader moet je immers beschouwen als prototypes; elke zetel werd met de hand vervaardigd en verschilt dus lichtjes van de andere.’
Tijdens zijn leven weerde hij elke vorm van publicatie, waardoor zijn werk enkel binnen een kleine kring bekend was.
Maar hoe begin je aan zo’n project? ‘Eigenlijk op dezelfde manier als mijn grootvader het deed: door mensen te overtuigen om mee in het verhaal te stappen. Zowel om de zetel te produceren als te verdelen en te verkopen. Ik heb mijn weg moeten vinden in een wereld die ik niet kende, maar waar ik fantastische mensen heb ontmoet die me op de juiste weg hebben gezet: Koen Maes van leergroothandel Stolz, die me wegwijs heeft gemaakt in het produceren van meubelen en leverancier is van het natuurleer, Evy Recours van meubelagentuur Agence Eclectic, die me veel raad heeft gegeven, Stielatelier dat me geholpen heeft bij de analyse van het originele stuk, Master Interior voor het kussen en productontwikkelaar Rembrandt Berte die zich bezighield met de voorbereiding van de productie, om er maar enkele te noemen.
Bij elk onderdeel kwam er heel wat kijken. Alleen al van het kussen waren er zeven prototypes nodig om tot het finale ontwerp te komen. Ik heb me daarvoor laten adviseren door een Nederlandse jachtbouwer die hoogkwalitatieve interieurs ontwerpt, waaronder ook de matrassen van de bedden. Ik moest ook kopers vinden die enthousiast genoeg waren om in te tekenen op een zetel die nog nooit in serie was gefabriceerd.
Afgelopen mei heb ik samen met mijn vader en fotograaf Wim Robberechts in Vilvoorde een expo rond het werk van Roger De Winter georganiseerd. Daar hebben bezoekers voor de eerste keer kunnen kennismaken met de fauteuil en met het werk van mijn grootvader als meubelontwerper. Geïnteresseerden konden daarna de zetel uitproberen bij mij thuis of tijdens de duo-expo met mijn pluszus, kunstenaar Lenni Materne. Ik heb klanten die zo enthousiast zijn dat ze hun Eames Lounge Chair ervoor aan de kant schuiven. Ik kwam dankzij die tentoonstelling trouwens ook andere eigenaars van de zetel op het spoor, de meesten gebruiken de stoel nog dagelijks. Waar het eindigt, weet ik niet, maar ik sta open voor mogelijke partners. Ik beschik over het hele archief van mijn grootvader, zo’n zeshonderd dozen, dus keuze te over.’

En hoe zou de publiciteitsschuwe Roger De Winter hebben gereageerd? ‘Ontradend misschien, maar ik hoop wel dat hij van mening zou zijn veranderd. Ik kan alleen maar zeggen dat ik met de grootste ernst met zijn erfgoed omga. Het gaat tenslotte om familie.’
Fauteuil RDW01 wordt gelanceerd tijdens het designevent For The Now, van 21 tot en met 23 november in Maison de la Poste in Tour & Taxis, Brussel. Er zijn ook expo’s gepland bij interieurzaken Meubart in Diest en Ensuite in Meise, en bij Stolz, Master Interior en Gentlemen in Vilvoorde. Meer info op de website.