Nergens beter dan thuis: drie bewoners keren terug naar het ouderlijk huis

© Senne Van der Ven

Vooral als die thuis het huis is waar je als kind verse soep met balletjes kreeg en waar je nog steeds de beste verstopplekken kent. Over het fijne én soms vreemde gevoel van wonen en verbouwen in je (groot)ouderlijke huis.

‘IK WIL ZO WEINIG MOGELIJK VERANDEREN’

Leen (38) gaat in Deftinge het huis van haar grootouders verbouwen, een woning uit de jaren vijftig waarin ook haar moeder opgroeide. Ze woont er samen met Jan (40), George (6), Theodoor (4) en Philomene (1,5).

Leen heeft altijd iets gehad met dit huis. ‘Mijn zus en ik hebben als kind veel tijd doorgebracht bij onze grootouders. Onze ouders waren allebei zelfstandige en hadden niet altijd veel tijd. De school lag om de hoek, dus kwamen we hier ’s middags en vaak ook ’s avonds eten. We zijn voor een stuk in dit huis opgevoed.’

Leens grootouders waren vleeshandelaars. Ze kochten vlees in bij de boer en verkochten het door aan slagers. Opa nam zijn kleindochters geregeld mee naar het slachthuis, oma kweekte kalkoenen, kippen, kalfjes en schapen voor eigen gebruik. ‘Ze leefden voor hun werk, en dat zie je in dit huis.’ Er is de stenen stierenkop aan de garagepoort, waar vrachtwagens vol vlees achterwaarts naar binnen reden. In de gigantische garage hangen vleeshaken als stille herinnering aan de muur. Wie in het huis de trap naar boven neemt, kijkt door een glasraam met tekeningen van varkens, koeien en werktuigen uit op de heuvels van de Vlaamse Ardennen. ‘Ik hou van die elementen’, zegt Leen. ‘Ze zijn een stukje van wie ik ben, van mijn eigen geschiedenis. Ik vind het belangrijk om die niet te verloochenen.’

Nergens beter dan thuis: drie bewoners keren terug naar het ouderlijk huis
© Senne Van der Ven

Bijzonder bed

Na de dood van haar grootmoeder werd het huis verhuurd, tot Leen en haar man hier tien jaar geleden hun dozen uitpakten. ‘We woonden in Brussel, maar begonnen ons te storen aan de drukte en de volgeparkeerde straten. Dit huis was voor mij vroeger een rustpunt, en dat is het nog steeds. Het is een veilige plek waar ik als kind echt kind kon zijn. Dat wil ik mijn kinderen ook geven.’

Na tien jaar zonder enige aanpassing in het huis gewoond te hebben, is het nu tijd voor grondige renovatiewerken. ‘Mijn moeder heeft het er wel wat moeilijk mee, merk ik. Ze is hier opgegroeid als enig kind, haar band met dit huis is heel sterk. Maar ook voor mij voelt het soms raar. Voor de verhuis hebben we het bed uitgebroken dat mijn moeder voor haar achttiende verjaardag had gekregen. Zij heeft erin geslapen, daarna mijn zus en ik, en de laatste jaren mijn eigen kinderen. Dat is toch wel bijzonder.’

De oude keuken verdwijnt, de ramen worden vernieuwd en de badkamer vergroot. ‘Wij leven anders in dit huis dan mijn grootouders en mijn moeder deden. Zij waren erg gericht op de straat, terwijl wij net de kant van de tuin willen opzoeken. Als kind speelde ik hier op straat, nu ben ik al ongerust wanneer mijn kinderen in de voortuin zijn.’

Puistenarchitectuur

Het huis is aan vernieuwing toe, maar Leen wil er niet met de grove borstel door. ‘Hier in de streek zie je veel oude huizen die lelijk verbouwd zijn. Er is een stuk afgebroken, een stuk bijgebouwd… Puistenarchitectuur, noem ik dat. Ik wil zo weinig mogelijk veranderen, want ik hou van het huis zoals het is. De lichtinval is prachtig. Waarom zou je dan ergens anders nog een gat kappen voor een raam? Als we alles anders willen, kunnen we evengoed een nieuwbouw zetten. Ik wil de ziel van het huis bewaren.’

Het glasraam in de traphal blijft, net zoals de garage met haar vleeshaken, waar Leen en haar man hun bibliotheek en bureau zullen inrichten. Op de plaats van het houten poortje dat naar de weides met de stallen leidt, komt een groot raam met zicht op de tuin. ‘Die opening wilde ik koste wat het kost behouden’, zegt Leen. ‘Het is onlosmakelijk verbonden met mijn grootouders. Zelfs tijdens haar laatste dagen wandelde mijn grootmoeder nog door dat poortje om de kalfjes te verzorgen. ‘Je gaat toch niet te veel emotionele beslissingen nemen’, hebben mensen me al gezegd. Maar waarom niet? Ik kan deze verbouwing niet puur rationeel doen. Ik heb zelfs een fotograaf laten komen om het huis vast te leggen zoals het nu is, voor we aan de werken beginnen.’

Leens grootouders waren vleeshandelaars. In de garage hangen nog steeds vleeshaken.
Leens grootouders waren vleeshandelaars. In de garage hangen nog steeds vleeshaken.© Senne Van der Ven

De liefde die Leen voor het huis voelt, hoopt ze door te geven aan haar kinderen. ‘Onze zoon George zei dat hij hier zeker wil komen wonen later, met al zijn lieven. (lacht) Als een van de drie het wil, is het voor mij goed. Zolang het huis maar in de familie blijft.’


‘JE MOET ER JE EIGEN PLEK VAN DURVEN MAKEN’

Michael Theyskens (48) is architect en verbouwde in Gent het huis waarin hij zelf opgroeide. Hij woont er samen met zijn vrouw Els, zoon Dries (17) en dochter Lou (12).

Waar zoon Dries vandaag zijn territorium heeft, kroop ook Michael dertig jaar geleden in bed en achter de boeken. Hetzelfde verhaal voor de kleinste kamer op de eerste verdieping, vandaag ingericht als chill room met zetel, boeken en televisie. ‘Ik heb in elke kamer geslapen of gestudeerd’, lacht Michael.

Nergens beter dan thuis: drie bewoners keren terug naar het ouderlijk huis
© Senne Van der Ven

Zijn ouders kochten het huis in 1977, toen Michael zeven was. Hij bleef er wonen tot na zijn studententijd, zwierf uit, en keerde tien jaar geleden terug. ‘Toen mijn moeder op sterven lag, zijn Els en ik bij haar ingetrokken om voor haar te zorgen, samen met de kinderen. Een zware en tegelijkertijd mooie periode, ook voor mijn zus Susanne. Eerst is mijn vader overleden, drie maanden later mijn moeder. Ze is thuis gestorven.’

Huis met een ziel

Michael bleef met zijn gezin in het huis wonen. ‘Daar heb ik nooit over getwijfeld, ook Els niet. Mijn ouders hebben hun ziel in dit huis gestoken. Mijn moeder had duidelijk laten verstaan dat ze het niet graag verkocht zag worden.’

Ondersteund door a154 architecten, begon Michael aan de verbouwingen. Op tien jaar tijd en in verschillende fases werd het huis onder handen genomen, waarbij zoveel mogelijk binnen de bestaande structuren werd gewerkt. De indeling van het huis bleef bewaard, net zoals het oude, prachtige visgraatparket. Zowel keuken als badkamer zijn volledig vernieuwd, maar bevinden zich nog steeds op dezelfde plaats. Ook de kleine stadstuin werd aangepakt. Het zompige gras werd vervangen door beton, een rij bamboeplanten zorgt voor een vleugje groen en minder inkijk.

Op de muur in de kamer waar Michael en Els slapen staat nog een oude potloodtekening van het huis.
Op de muur in de kamer waar Michael en Els slapen staat nog een oude potloodtekening van het huis.© Senne Van der Ven

‘In eerste instantie hadden we een veel avontuurlijker renovatie gepland’, vertelt Michael. ‘We zouden een uitbouw aan de achterkant zetten, alle binnenmuren neerslaan voor een loftachtig gevoel… Dat plan is uiteindelijk niet doorgegaan en daar ben ik blij om. Alles in dit huis klopt gewoon. Het was niet nodig om als architect veel in te grijpen. We hebben meer subtiel onze stempel gedrukt.’

De woning uit 1932 werd getekend door architect Fernand De Vleeschouder, geen onbekende in Gent. ‘Verschillende gebouwen in de buurt zijn van hem. Hij was een soort van light-modernist. Dit huis is overal voorzien van ingebouwde kasten, wat vooruitstrevend was voor die tijd.’

Mama’s jas

De mooiste kamer van het huis is voor Michael de bureauruimte op de eerste verdieping, aan de voorkant van het huis. ‘Vroeger was dit de slaapkamer van mijn moeder. De lichtinval door het grote raam is prachtig. Zowel mijn vrouw als ik hadden nood aan een rustig thuisbureau.’

Slapen doen Els en Michael in een kleinere kamer aan de achterkant van het huis. De marmeren plinten en de twee inbouwkasten – dit is een huis vol deurtjes – werden zorgvuldig hersteld. ‘Bij het verwijderen van het rijstbehang vonden we een detailtekening van het huis in potlood op de muur. Waarschijnlijk uitgetekend door de architect, als aanwijzing voor de aannemer. We hebben de muur ruw gehouden, zodat je de tekening blijft zien. Die kleine dingen maken een huis bijzonder. Architectuur gaat voor mij niet alleen over formules en berekeningen. Het gaat ook over mensen.’

De slaapkamer van Michaels moeder werd een bureauruimte. De mooiste kamer van het huis, vinden Michael en zijn vrouw.
De slaapkamer van Michaels moeder werd een bureauruimte. De mooiste kamer van het huis, vinden Michael en zijn vrouw.© Senne Van der Ven

Net als vroeger wordt het huis bevolkt door kinderen, boeken en planten. ‘Mijn ouders waren veellezers. Ze hebben nooit gereisd, maar ontdekten de wereld via boeken. We kwamen hier terecht tussen honderden boeken, vaak vol aantekeningen. Daar afscheid van nemen was niet gemakkelijk. We hebben niet alles weggedaan, maar je kunt ook niet alles bewaren wat je aan je ouders doet denken. Je moet er ook je eigen plek van durven maken. Dat is ons gelukt. Ik vind het meer een verrijking dan treurig om in het huis van mijn overleden ouders te wonen. Onlangs vonden we een jas van mijn moeder die jarenlang in de kast had gehangen. Plots rook ik haar geur weer. Dat is bizar, maar fijn. Het is ons huis nu, maar mijn ouders zijn nooit ver weg.’

a154.be


‘EEN HUIS MOET NIET TE AFGELIKT ZIJN’

Katrien (43) woont met haar zoon Maan (14) in het volledig verbouwde huis van haar oma en opa.

Een korte geschiedenis: de grootouders van Katrien bouwden in 1938 een boerderij in de Kalmthoutse weiden. Er waren grote stallen voor de koeien en de varkens, en een klein woonhuis waarin ze vijf dochters en twee zonen grootbrachten. Zoon Jos bouwde later een van de stallen om tot woning voor zijn eigen vrouw en drie dochters. Katrien en haar zussen groeiden op tussen de maisvelden, met een eindeloze tuin om in te spelen en de grootouders naast de deur. ‘We zagen hen bijna elke dag’, vertelt ze. ‘Wanneer papa thuiskwam van zijn werk, stuurde hij ons naar bompa om de krant te halen – ze deelden een abonnement. In de winter waren we bang om de binnenkoer over te steken, ook al was het maar een paar meter ver. Zo donker was het.’

Nergens beter dan thuis: drie bewoners keren terug naar het ouderlijk huis
© Senne Van der Ven

Vandaag woont Katriens jongste zus met haar gezin in het ouderlijke huis. Hun ouders verbouwden een aanpalende schuur tot woning, Katrien en haar tienerzoon leven in het huis van haar grootouders. ‘Het was heel vanzelfsprekend. Ik was net gescheiden, ik zou gek geweest zijn mocht ik de kans niet gegrepen hebben. Bomma is in dit huis gestorven, ze is nooit naar een rusthuis gegaan. Dit was haar thuis. Dat wij er onze thuis van mochten maken, vond ik een fijne gedachte.’

Handmade by bompa

De eerste jaren dat Katrien en Maan er woonden, bleef alles zoals het was toen haar grootvader naar het rusthuis vertrok. De tijd stond stil met zware eikenhouten kasten, stoffen fauteuils en een opkamertje als badkamer. ‘Het was gezellig, maar verouderd. Mijn wasmachine en droogkast kon ik niet tegelijkertijd laten draaien, want dan viel de elektriciteit uit. Wanneer ik in de keuken een kast opentrok, had ik op den duur de deurtjes in mijn handen.’

Het huis werd gerenoveerd, maar de grootouderlijke sfeer bleef behouden.
Het huis werd gerenoveerd, maar de grootouderlijke sfeer bleef behouden.© Senne Van der Ven

Twee jaar geleden begon Katrien met de steun van haar vader aan een grote renovatie. De buitenmuren bleven staan, verder werd alles platgegooid en weer opgebouwd. Op zeven maanden tijd stond er een compleet nieuw huis op het erf. ‘Voor de werken ben ik aan het graf van bomma en bompa gaan vertellen dat ik hun huis volledig zou verbouwen, maar wel met respect voor het warme gevoel dat er hing. Bij bomma en bompa was iedereen altijd welkom. Je kon binnenvallen wanneer je daar zin in had. Die sfeer wilde ik absoluut behouden.’

Het opkamertje, de keuken en slaapkamers met triplexmuren verdwenen. Het houten gebinte dat haar grootvader tachtig jaar geleden met zijn eigen handen bouwde, kreeg een hoofdrol in de nieuwe, metershoge kamers op de zolder. ‘De architect vroeg nog of hij geen vals plafond moest steken, zodat we extra opbergruimte zouden hebben. Maar ik wilde die balken niet wegstoppen. Dan gooi ik liever wat spullen weg.’

Het houten gebinte dat Katriens grootvader tachtig jaar geleden bouwde, kreeg een hoofdrol in de nieuwe kamers op zolder.
Het houten gebinte dat Katriens grootvader tachtig jaar geleden bouwde, kreeg een hoofdrol in de nieuwe kamers op zolder.© Senne Van der Ven

Voelbaar verleden

De originele binnendeuren – uit massief hout en met glasraampjes – werden geloogd en opnieuw in gebruik genomen. ‘De schrijnwerker die de nieuwe omlijstingen kwam zetten, was vol bewondering over de kwaliteit. Die deuren gaan nog zeker tweehonderd jaar mee, klonk het.’

Ook beneden is het verleden nog voelbaar. In de wandklok aan de muur die elke seconde tikt, in de stoel naast de stoof, de stoelen rond de tafel én de tafel zelf. ‘Zo lang ik me kan herinneren, heeft die in de keuken van bomma en bompa gestaan. Mijn eigen vader heeft er nog aan gegeten.’ De brandvlek is een nooit verdwijnende herinnering aan die keer dat grootmoeder haar strijkijzer ooit iets te lang op tafel liet staan. ‘Die vlek valt op, zeker bij mensen die hier voor het eerst komen. (lacht) Ik vind dat net leuk. Een huis moet voor mij niet te afgelikt zijn. Laat er maar wat leven en verhalen in zitten.’

Op de grond in de woonkamer staan twee grote lijsten onder een laagje zolderstof. ‘De ouders van bomma en de ouders van bompa. Ik wil ze weer ophangen in het huis waar ze altijd hingen: hier dus. Langs beide kanten van de schouw, net zoals vroeger.’

De brandvlek op de tafel is een herinnering aan die keer dat grootmoeder het strijkijzer iets te lang liet staan.
De brandvlek op de tafel is een herinnering aan die keer dat grootmoeder het strijkijzer iets te lang liet staan.© Senne Van der Ven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content