Living together apart: gaan we straks allemaal cohousen?
Elke avond tv-kijken met je buren. Wekelijks koken voor vijfentwintig mensen. Nooit meer rustig de krant lezen. Voorbij is de tijd dat cohousing dit soort beelden opriep, want de vraag naar samenhuizen stijgt. De komende jaren zal het aantal samenwoonprojecten in België zelfs verdubbelen. Deze gezinnen zijn al overtuigd van de voordelen.
In een warm herfstzonnetje racen de vijfjarige Margot en haar iets oudere buurmeisje Marie van het terras naar de straat naar de keuken, waar ze een stuk van Margots verjaardagstaart grijpen, om vervolgens naar de tuin te rennen, die 250 vierkante meter groot is. Af en toe stopt Margot om een volwassene te groeten, of de engelenvleugels op haar rug weer recht te hangen.
Anders dan de meeste van haar leeftijdsgenoten die opgroeien midden in de stad, in een eenoudergezin bovendien, kent Margot een kindertijd met opvallend veel vrijheid en ruimte. Samen met haar moeder Leen woont ze in De Schilders, een cohousing-project in Gent waar twaalf volwassenen en zes kinderen sinds maart 2016 samenhuizen.
In 2013 kochten de bewoners – sommigen kenden elkaar al, anderen niet – een lap bouwgrond en in het nieuwbouwproject dat er vandaag staat, huizen acht privéwoningen. Elk woning heeft een eigen living, keuken, badkamer en balkon. Daarnaast delen de eigenaars een aantal gemeenschappelijke ruimtes waaronder een grote keuken met zithoek, een tuin met terras en een washok. De bewoners van De Schilders maken deel uit van een groeiende groep Belgen die op zoek gaat naar een alternatieve manier van wonen en dat op een sociale, ecologische en financieel voordelige manier wil doen.
Zo’n zeventig kilometer verderop, in Deurne, leiden broers Kamil en Felix, zeven en negen jaar, een gelijkaardig leven als dat van Margot. Samen met hun ouders Youri en Annelies, en drie andere gezinnen met kinderen, wonen ze sinds februari 2016 in een voormalige rijkswachtkazerne. De kazerne werd gerenoveerd tot een gebouw waar de vier gezinnen elk hun afzonderlijke woning hebben. Daarnaast delen ze een tuin, fietsenberging, kelder én een nabijgelegen weiland met schapen. Wanneer we het cohousingproject bezoeken, wordt ook hier net een verjaardagsfeestje georganiseerd. De jarigen zijn Jolan en Max, zus en broer, die het intussen gewend zijn om tuin en taart niet alleen te delen met hun ouders Johnny en Marlies en zus Tinka, maar ook met vijftien anderen. ‘Het is zeker geen verplichting om de andere families te betrekken bij elke mijlpaal die je als gezin viert’, zegt Youri. ‘Verjaardagen vieren we meestal met de hele bende, maar op andere avonden kookt ieder gezin gewoon zijn eigen potje.’
Koertje te klein
Cohousing is een manier van wonen die zich situeert tussen de klassieke eengezinswoning en de hippiecommune waar ze vaak mee verward wordt. Een officiële definitie van het fenomeen bestaat niet, maar essentieel voor cohousing is dat elk gezin een eigen woning heeft en daarnaast enkele ruimtes en voorzieningen deelt met andere gezinnen. Eind jaren zestig ontstonden de eerste samenhuisprojecten in Denemarken en het fenomeen verspreidde zich nadien naar de rest van Scandinavië, Duitsland en de VS. Ook in België werden er eind jaren tachtig al verschillende initiatieven opgestart. Tot de pioniers behoren de Haringrokerij in Antwerpen, de Molen in Rotselaar en De Drie Torekens in Deurne, een kasteel waar onder meer Bruno De Wever woont, broer van Bart De Wever. Nieuw is samenhuizen dus niet. Wel opvallend is dat de vraag naar cowoonprojecten in ons land de laatste jaren sterk in de lift zit.
‘Officiële cijfers zijn er niet’, zegt Roland Kums van Samenhuizen vzw, een vereniging die gemeenschappelijk wonen ondersteunt en bekender wil maken. ‘Wel proberen wij alle bestaande en toekomstige samenhuisprojecten in Vlaanderen en Brussel in kaart te brengen. Momenteel tellen we zeventig à tachtig bestaande projecten. Sommige zijn alleen voor senioren bedoeld, andere mikken bewust op een gemengde doelgroep. Daarnaast zijn er ongeveer evenveel startersgroepen: mensen die willen cowonen en al een pand of bouwgrond kochten, of groepen die nog op zoek zijn naar een locatie. De komende jaren zal het aantal projecten in Vlaanderen en Brussel alleen al dus verdubbelen.’
Volgens Eef Tanghe van Cohousing Projects, een organisatie die in Vlaanderen professionele begeleiding aanbiedt rond cohousing, zijn er verschillende verklaringen voor de stijgende interesse. ‘Sommige bewoners doen het voor het sociale contact’, zegt ze. ‘Ouderen die bijvoorbeeld niet graag alleen zijn, vinden het misschien fijn om in een huis of appartement te wonen waar ook een gemeenschappelijke ruimte is waar ze altijd wel met iemand een babbeltje kunnen slaan. Anderen willen vooral ecologischer leven, terwijl nog anderen vooral het financiële voordeel van cohousing interessant vinden. Een jong koppel dat in het verleden een gezellig rijhuis kocht, merkt vandaag bijvoorbeeld dat die binnenkoer van vier vierkante meter toch wel erg krap is voor een kind van drie dat net leert fietsen. Het gezin heeft nood aan een tuin of grotere binnenplaats, maar dat is in de stad vaak onbetaalbaar. Tenzij ze het budget van andere gezinnen mee in de schaal kunnen leggen.’
Luisterend oor
Mensen die cowonen, hebben daar doorgaans verschillende redenen voor. Toch zijn geen twee cohousingprojecten hetzelfde. Dat zie je al bij de opstart: er zijn mensen die liefst in een al bestaand project stappen, anderen (ver)bouwen hun toekomstige woonst liever zelf en zoeken daar de geschikte aannemer, architect en notaris voor. Zo deden de bewoners van de voormalige kazerne in Deurne het. ‘Hoewel ik zelf architect ben, maar daarnaast ook bewoner, wou ik graag een tweede architect bij de renovatie betrekken. Op die manier kwamen de financiële en juridische verantwoordelijkheid niet alleen op mijn schouders terecht’, zegt Youri. ‘Samen ontwierpen we de vier woonunits, zonder op voorhand te beslissen welk gezin waar zou wonen. Die werkwijze daagde ons uit om van elke woonst iets moois en unieks te maken. Eens iedereen een woning gekozen had, kon elk gezin de verdere inrichting zelf bepalen.’
Wie ertegen opziet om alles zelf te regelen, kan professionele begeleiding inroepen van organisaties als Cohousing Projects. ‘De opstart van een nieuwe cohousing is vaak een lang en vermoeiend proces. Je moet financiële, juridische en bouwkundige informatie verzamelen, afspraken met architecten, banken en notarissen regelen, knopen doorhakken. Wij kunnen zo’n proces sneller en efficiënter laten verlopen door groepen van de begin- tot eindfase advies te verlenen’, zegt Eef Tanghe.
Eens de opstartfase achter de rug is, kan het samenhuizen echt beginnen. Maar ook daar bepaalt elke bewonersgroep haar eigen visie en aanpak. De bewoners beslissen zelf hoever het samen- leven gaat. ‘Er zijn groepen die maandelijks vergaderen en een huisreglement hebben, of elke zondag samen koken en in de tuin werken’, zegt Roland Kums. ‘En er zijn groepen waar alles er informeler aan toegaat.’
Bij De Schilders in Gent zijn er geen afspraken rond samen eten of vaste weekendactiviteiten. ‘Het gebeurt weleens dat iemand zin heeft om te koken en de anderen uitnodigt om mee aan te schuiven. Maar niemand is verplicht om mee te doen’, zegt bewoner Steven Vromman, ook bekend als Low Impact Man. Zelf vindt hij cowonen zowel op sociaal als op ecologisch vlak een evidente en aantrekkelijke keuze. Samen met zijn vrouw en kind woont Steven in een unit van 58 vierkante meter, met een balkon van zeven vierkante meter. ‘Hebben we meer ruimte nodig, bijvoorbeeld voor een familiefeestje, dan gebruiken we de gemeenschappelijke keuken’, zegt hij. ‘Onder bewoners delen we bovendien heel wat spullen, maar ook een sociaal engagement. Als iemand het even wat moeilijker heeft, of geen kinderopvang vindt, is er altijd wel een andere bewoner die een luisterend oor of wat tijd te bieden heeft.’
Dat sommige mensen nogal weigerachtig staan tegenover cohousing omdat ze een gebrek aan privacy vrezen, vindt Steven spijtig. ‘Wij zitten niet elke avond samen rond het haardvuur spelletjes te spelen. Wil je alleen zijn, dan blijf je gewoon in je eigen woning of lees je rustig de krant op je privébalkon, zonder dat iemand je daarvoor scheef zal bekijken.’
Geen rijke kasteelheren
In Hoboken zijn Jan, Veerle, Sarah en Bert ook overtuigd van de voordelen van cohousing. Beide koppels woonden jaren in het centrum van Antwerpen tot ze op een dag, zo’n vier jaar geleden, beseften dat hun appartementen te klein werden om met drie kinderen te wonen. Vandaag wonen ze, na anderhalf jaar intensief renoveren, net buiten de Singel in kasteel Meerlenhof, een domein midden in een publiek park. AG Vespa, de vastgoedmaatschappij van Antwerpen, gaf hen het kasteel voor dertig jaar in erfpacht en nam de renovatie van de buitengevel op zich. De rest van de renovatiewerken deden de koppels voornamelijk zelf. Ze deelden het kasteel op in twee afzonderlijke appartementen die ruim genoeg zijn voor een gezin van vijf, en een gemeenschappelijke kelder en zolderverdieping die ze de komende maanden nog afwerken.
‘We wilden graag ruimer wonen, liefst in de stad, met een tuin, maar dat willen veel generatiegenoten natuurlijk’, zegt Jan. ‘Om naar panden in een hogere prijsklasse te kunnen zoeken, en omdat het ons heel gezellig leek, besloten mijn vrouw en ik om te gaan cowonen met Sarah en Bert. We kennen elkaar al langer, maar niet heel goed. Ik wist bijvoorbeeld niet hoe Berts ouders heten. Wel wist ik dat we ongeveer dezelfde ideeën hebben over zaken als opvoeding of geld. Dat gaf voor mij de doorslag om de sprong naar cohousing te wagen. Dat en het feit dat Bert en Sarah enorm handig zijn’, lacht hij. ‘Veerle en ik wisten absoluut niet wat zo’n renovatie juist inhoudt. Zij gelukkig wel.’
‘Ik ga er niet flauw over doen: bij momenten kostte die verbouwing mij letterlijk bloed, zweet en tranen’, zegt Veerle. Sarah vult aan: ‘Als vrienden hier vandaag op bezoek zijn, zeggen ze vaak: ‘Wow, zo zou ik cohousing ook wel zien zitten.’ Ze zijn zich niet bewust van de tijd en energie die we al in de renovatie staken. Mensen die een cohousingproject overwegen, houden daar wél best rekening mee.’ Toch bevalt het resultaat van al dat harde werk beide gezinnen geweldig goed. ‘Alleen al het idee dat mijn kinderen ook gewoontes en ideeën oppikken van Sarah en Bert, vind ik een grote troef van cohousing’, zegt Veerle.
Ook de buurt profiteert van de nieuwe wind die vandaag door kasteel Meerlenhof waait. Enkele jaren geleden gebruikten hangjongeren het domein nog als kraakpand. De politie patrouilleerde geregeld door het omliggende park. Vandaag laten ouders uit de buurt hun kinderen weer in het domein spelen. ‘Onlangs waren er twee oudere dames uit de buurt die dachten dat het kasteel een weeshuis was geworden, omdat er zoveel kinderen in en rond het huis lopen’, zegt Sarah. ‘Zulke opmerkingen doen mij plezier. Het toont aan dat iedereen zich hier weer welkom voelt en dat is altijd onze bedoeling geweest met dit cohousingproject. Op termijn willen we ook de zolderverdieping openstellen voor de buurt. Boekvoorstellingen, yogalessen, try-outs: het kan hier straks allemaal.’
Het enige nadeel aan in een kasteel wonen, zo vinden beide gezinnen, is dat ze soms moeten opboksen tegen het idee dat ze erg rijk zijn. ‘Wij zijn geen echte kasteelheren’, zegt Bert. ‘We zijn gewoon twee normaal verdienende gezinnen die door hun centen samen te leggen veel in return hebben gekregen: meer woonoppervlakte, een grotere tuin, meer feestjes en ambiance. Iedereen die out of the box durft te denken en niet bang is om er hard voor te werken, kan zo wonen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier