Puzzelstekje: ruim wonen op 50 vierkante meter doe je zo
Kan wonen op vijftig vierkante meter ruim aanvoelen? En ben je dan ook voorzien van alle nodige comfort? Tuurlijk, bewijst Stijn in zijn lofty studio. Dankzij sterk puzzelwerk van interieurarchitect Johan Van Staeyen.
‘Serieus? Vijftig vierkante meter? Waarom zou je dát kopen?’ Het was de opmerking die Stijn aan het einde van een lange zoektocht naar een betaalbare starterswoning het vaakst moest aanhoren. Ook van zijn ouders. Ze waren bezorgd: zou hij op zo’n kleine plek wel alles hebben wat hij nodig had? Een slaapkamer, een uitgeruste keuken, een badkamer, genoeg plaats om wat vrienden te kunnen ontvangen?
‘Ik kan het hun niet kwalijk nemen. Ik groeide op in een ruim, alleenstaand huis op het platteland in de Vlaamse Ardennen. Dit is het tegenovergestelde.’ Lees: midden in de stad, in een voormalige sigarenfabriek, volledig ingesloten door andere huizen. ‘Toen ik op mijn achttiende begon te dromen van een eigen plek, kwam de tiny house-beweging sterk op. Het concept van eenvoudig wonen, enkel met de dingen die je echt nodig hebt, sprak me meteen aan. Alleen leken de microhuisjes enkel op het platteland of in bossen op te duiken’, lacht hij. ‘Terwijl ik absoluut naar de stad wilde trekken.’
Toen Stijn na zijn studie kunstgeschiedenis de wijde wereld introk om aan culturele projecten te werken voor onder andere de Europese Commissie, nam zijn appreciatie voor klein wonen toe. ‘In landen als Madagaskar of grootsteden als Teheran, Amman of Marseille telt elke centimeter bewoonbare oppervlakte. In België daarentegen zetten we graag een lompe kast in een veel te grote inkomhal. Perfect in het midden, met ruimte links en rechts die onbenut blijft. Ik heb dat nooit echt begrepen.’
Alles in één auto
Location, location, location. Ook als je klein wilt wonen, vormen de plaats en de inplanting van het pand doorslaggevende factoren. Voor Stijn was dat de kamerbrede raampartij met een uitzonderlijk zicht op de Mechelse Sint-Romboutskathedraal. ‘Ik had al verschillende appartementen gezien. Telkens ging het om een cluster van kleine kamertjes. De openheid van deze studio overviel me. Ik was verrast hoe groot vijftig vierkante meter eigenlijk wel kon aanvoelen.’
Hij haalt zijn laptop boven en toont foto’s van de studio voor de verbouwing. Donkere plankenvloer, de muren in het wit, oranjebruine kasten, een loodrecht barmeubel en een wand die een geïmproviseerde keuken en slaapkamer verbergt. Een laag plafond. Het ruimtegevoel zat op dat moment toch vooral buiten de vier fabrieksmuren. Enter interieurarchitect Johan Van Staeyen. Stijn: ‘Ik hield van zijn kleurgebruik en de geometrische basisvormen die terugkomen in zijn werk. Hij kreeg meteen carte blanche.’
Op een paar eisen na, weliswaar. Stijn wilde een leefbare plek voor twee bewoners en alle comfort die je van een doorsnee starterswoning verwacht: een uitgeruste keuken, een gastentoilet, een badkamer, genoeg plaats voor de was en de plas. En dat het interieur integraal deel zou uitmaken van het gebouw. ‘Ik ben zo vaak verhuisd voor mijn job dat ik op mijn eenendertigste nauwelijks spullen heb. Meubelen shippen of doorverkopen, daar zie ik tegen op. Als ik opnieuw wil vertrekken moet mijn hebben en houden in één auto passen. Het enige wat ik verzamel zijn kunstboeken. Voor de rest heb ik wat kleinere spullen, kleren en Jules, mijn waterschildpad.’
Proppen en prutsen
Een paar weken later was Van Staeyen aan zet. Hij presenteerde een maquette van een interieur geïnspireerd op een blokkendoos. Zo een waarin je cilinders en kubussen doorheen geometrische vormen kunt duwen. Als je goed kijkt, merk je dat het vierkante luik aan het bed precies overeenkomt met het vierkant op de linoleumvloer, het driehoekige tafelblad past perfect op het open tv-meubel midden in de ingemaakte wandkasten. En ook de cirkelvormige opening tussen keuken en woonkamer komt hier en daar terug. Van Staeyen: ‘Die spielereien maken een interieur in mijn ogen interessanter om naar te kijken. Zoals een schilderij waarin je telkens weer nieuwe details opmerkt.’ De felgele keukenkraan is er zo een, de opgebouwde elektriciteitskabels van de plafondlampen ook, net als de scheidingslijn tussen wit en groen op de muren, wanden en kasten. Afhankelijk van je gezichtspunt loopt die waterpas doorheen de volledige kamer. Of net niet.
Het opdelen van de muren in twee kleuren is bovendien een eenvoudige truc om de ruimte optisch hoger te doen lijken dan ze in werkelijkheid is. ‘De tussenwand loopt om dezelfde reden schuin: om de ruimtelijkheid te vergroten. Al zijn we lang bezig geweest om de ideale hoekgrootte te bepalen. De gang diende recht op de toren uit te komen, alsof je naar de kathedraal zou wandelen, maar de huishoudtoestellen moesten ook nog allemaal in een keuken van drie op twee passen. En daarachter wilde ik een aparte toiletkast en een inloopdouche voorzien. Het was proppen en prutsen tot de puzzel uiteindelijk in elkaar viel.’
Terug naar de kritische ouders en vrienden van Stijn. Wat was hun verdict? ‘Ze hadden hun twijfels over het groen op de muren. Hier en daar werd de vergelijking gemaakt met een dokterspraktijk. Maar eens ze met eigen ogen zagen dat alles wat ik nodig had aanwezig was, waren ze gerustgesteld. We kunnen met zes rond mijn eettafel en ook voor dansfeestjes of filmavonden is er genoeg plaats. Mijn slaapkamerluik openzetten, een paar krukken verplaatsen en wat flessen uit de kasten halen, volstaat. Ik hou van die flexibiliteit. Aan plaats geen gebrek hier.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier