Juweelontwerpster Trissia Stavropoulos geeft haar Antwerpse herenhuis een Griekse toets. Met een mix van design en trouvailles, veel licht, en hier en daar fonkelende accenten, net als de diamanten op een ring.
Die achtergrond doet vermoeden dat Trissia een opulent decor bewoont. Het tegendeel is waar, ze houdt van een zekere soberheid. Ook weer niet overdreven strak, want minimalistische interieurs vindt ze niet echt spannend: ‘De jonge generatie houdt van een eclectische mix met stijlen door elkaar. Vroeger leek design bijna een geloof. Je hele interieur moest vol nieuw design staan. Nu is er veel meer vrijheid en combineren we van alles, ook dure met goedkope spullen. Een volledig zuiver designinterieur vind ik trouwens behoorlijk saai’, legt ze uit. Ze houdt van veel verzamelobjecten zoals lampen en vazen, niet zelden naoorlogse vintage. ‘Ik verspreid de objecten over het hele interieur. Net als de juwelen op een lichaam.’
Voor de aankleding van haar Antwerpse herenhuis heeft ze samengewerkt met interieurstylist Paulette Van Hacht, die in september haar nieuwe interieurzaak Paulette in ’t stad opende in Antwerpen. Trissia houdt van de mix and match-stijl van Paulette, en vindt bij haar de prachtige Marokkaanse tapijten die overal in haar huis liggen. Op zomerse dagen ligt er zelfs eentje op het terras, zoals je dat ook ziet in oude Griekse landhuizen. Om haar huis een jungle touch mee te geven, deed ze een beroep op de originele Lierse bloembinder Raf Verwimp. De boekenkast in de living ontwierp Trissia zelf.
Het pand werd omstreeks de eeuwwisseling opgetrokken in neoklassieke stijl, met veel stucwerk en hier en daar een zuil. De basisregel bij de inrichting was eenvoudig: ‘Ik liet vrijwel alles wit schilderen, want ik hou van een effen basis waarop alle objecten voor duidelijke kleuraccenten zorgen.’ Zoals de koperen bollampen van Tom Dixon in de gang, of de kleurrijke tegel- tafels die ze zelf liet maken. ‘Precies door die effen basis komt alles mooi uit en creëer je rustpunten in huis. Daarom hang ik niet alle muren vol, integendeel, wat kaalheid doet deugd. De objecten worden er meer sculpturen door, kijk bijvoorbeeld naar die surreële, rotsachtige rekjes boven de eettafel van het Laboratorio dell’Imperfetto.’
In een rijhuis, zelfs met hoge plafonds, is licht een schaars goed. Maar hier wordt het licht niets in de weg gelegd en komt het ook via de glazen koepels in de zoldering binnenglippen. Voor haar zorgt fonkelend licht voor een opgewekte sfeer. Zo krijgt het interieur toch iets van de schittering van een juweel.