Eenvoud, dat was waar het voor de jonge Louis Herman De Coninck om ging. Hij was 27 jaar toen hij in 1923 een bouwvergunning kreeg om in het landelijke Ukkel (de plek rond Fort Jaco was toen nog niet residentieel) een bungalow te bouwen op een heuvelrug. De oorlog was net voorbij en alle jonge architecten keken op naar de revolutionaire architectuurexperimenten van de Nederlandse bouwmeesters en kunstenaars van De Stijl, zoals Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld.
Maar De Coninck bewonderde ook Henry Van de Velde die eerder in Weimar zijn kunstschool had opgestart die in 1919 ontpopt was tot de wereldberoemde Bauhausschool. En in Frankrijk geraakte hij gefascineerd door bouwmeesters als Le Corbusier, Chareau, Mallet-Stevens en zovele anderen die allemaal in de ban waren van de nieuwe strakke, zakelijke bouwstijl die zich afzette tegen de tierelantijnen van de art nouveau. Ze droomden van interieurs zonder versiering en van zuiver functionele woningen in een soort Japanse stijl. En wilden geen donkere maar luchtige huizen om te kunnen genieten van het licht en de natuur.
Caroline is trouwens niet alleen actief als architect, ze richt ook huizen, winkels en restaurants in, en is ook zelf kunstfotograaf. “Ik denk nu wel niet dat de woning destijds op zo’n manier werd bewoond, maar het is voor mij sowieso een bijzonder inspirerende plek die je eigenlijk een beetje laat rondreizen. Je waant je hier zowel in België als, zeker in de wat wilde tuin, ergens in Brazilië.”