De ongeremde ontwerper: kijk binnen in een maximalistisch interieur van decorateur Geoffroy Van Hulle
Belgische decorateurs die zich aan de Britse stijl wagen, ze zijn op één hand te tellen. Geoffroy Van Hulle is een van hen. En zijn opdrachtgevers? Die moedigen zijn ongeremdheid aan. ‘We zijn gebeten door het Van Hulle-virus.’
Het was aanvankelijk de bedoeling om enkel de woonkamer onder handen te laten nemen. Maar toen liep het zoals het bij de meeste opdrachtgevers van Geoffroy Van Hulle loopt: als een trein. De inkomhal volgde meteen, een jaar later was de eetkamer aan de beurt, én de keuken. De tuinkamer – een explosie van geel, groene loofprints en exotica – is zijn recentste wapenfeit in de villa in Zonhoven van een koppel gepensioneerde bon vivants. ‘Zijn werk is besmettelijk’, grapt de eigenaar, die liever niet bij naam wordt genoemd. ‘We zijn gebeten door het Van Hulle-virus.’
Geamuseerd door de beeldspraak besluit de decorateur heel eenvoudig: ‘Als ik één ruimte inricht, steekt de rest af. Wat me bij het volgende brengt: wanneer bespreken we de bovenverdieping?’ Er wordt in koor gelachen rond het kookeiland, in een decor van streepjesmotieven, ruiten, vogels, bloemen en sierborden. De sfeer is uitgelaten. We lijken vrienden bij elkaar op de koffie. Dat moet het gevolg zijn van de werkwijze van Van Hulle. ‘Vooraleer ik ook maar één stof of kleur voorstel, moet er een wederzijdse klik zijn. Als die er is – en dat weet ik al binnen drie minuten – durven mijn opdrachtgevers tenminste te zeggen wat ze goed vinden en wat niet. Ik ken mezelf genoeg om te weten dat ik soms wat getemperd moet worden in mijn interieurambities. Laat je me los, dan ga ik helemaal loco.’
Kunst van het loslaten
Naast een klik is ook een flinke dosis vertrouwen noodzakelijk om samen te werken met Van Hulle, die momenteel de benedenverdieping van het voormalige Astoria-hotel in Brussel naar zijn hand zet. (Het Corinthia Grand Hotel Astoria zou het meest luxueuze hotel van België moeten worden, red.) In zijn woordenboek staan geen termen als ‘3D-visualisatie’, ‘AI-voorbeeld’ of ‘moodboard’. Net zomin als ‘plan’ overigens.
‘Omdat ik vind dat de realiteit er altijd anders uitziet. De lichtinval, hoe je de hoogte van de plafonds ervaart of de materialen; die dingen kun je simpelweg niet afbeelden. Bovendien: it all comes from the soul. Ik creëer een interieur zoals een schilderij.’
Ik moet soms wat getemperd worden in mijn interieurplannen. Laat je me los, dan ga ik helemaal loco.
Nadat er samen één object of meubelstuk als vertrekpunt wordt gekozen, gaat de decorateur aan de slag. Zo inspireerde de barokke canapé met moiré motief de dieprode, in hoogglans gelakte muren in de woonkamer van het koppel. Van Hulle voegde er blauwe gordijnen met rode franjes aan toe, antieke Perzische tapijten, een oude Chinese vaas en een paravent. Aan de ene kant plaatste hij fluwelen fauteuils met volants, aan de andere rococostoelen overtrokken in een fijne jacquard met bloemen. Wat hij niet uit zijn stock curiositeiten in Maldegem haalt, laat hij op maat maken.
Het gebeurt dan ook dat ideeën spontaan opborrelen of aangepast worden. ‘Bij elke stap uitleggen waarom en hoe, dat gaat niet. Wie mij in huis haalt weet waaraan hij begint, maar nooit waar het zal eindigen. Ik weet dat zelf ook niet. Ik weet alleen dat het goed zal zijn’, grijnst hij. De bewoners beamen: ‘Het enige wat je moet doen, is loslaten.’
Ogen op het plafond
De vrouw des huizes – een grote Elizabeth II-fan, zo verklappen de verschillende boeken en beeldjes van de voormalige Britse koningin in het interieur – wilde een echte leefkeuken, geen pronkexemplaar. ‘Niet te chic, maar het mocht er wel wat over zijn’, verduidelijkt ze. Waarom dan niet de sfeer van een oude Engelse dienstkeuken oproepen, dacht Van Hulle. Zowel het aanrecht, het kookeiland, de muren als de dampkap werden betegeld in sober blauwgroen. Alle aandacht gaat hier naar het plafond, de vijfde wand van de ruimte die meestal wordt verwaarloosd. Door het te bekleden met een opvallend ruitmotief dat doet denken aan ouderwetse keukenhanddoeken, geeft Van Hulle het net een prominente rol. ‘Een wit plafond mag dan een ruimte verhogen en vergroten, maar is daarom nog niet de beste oplossing’, vindt hij. Om het verschil met de elegantere ronde zithoek te accentueren, werkte hij met verschillende behangpapieren en textielmotieven: strepen, vogels, boom- en loofprints. Aan die bonte mix voegde hij nog gekleurde rotanmeubelen en keramiek toe.
Wie mij in huis haalt, weet waaraan hij begint, maar nooit waar het zal eindigen. Ik weet dat zelf ook niet.
Net als zijn grote voorbeelden – David Hicks, die vanaf de fifties in Engeland furore maakte als binnenhuisarchitect, en societyfotograaf en costumier Cecil Beaton – combineert hij oud en nieuw, glad en ruw, exclusief en betaalbaar, Oosten en Westen. Hij gaat zo ‘loco’ als de klant het toestaat. ‘Van kleins af wilde ik iets met interieur doen. Het is mijn passie, mijn leven. Het stopt ook nooit. Je veux mourir sur scène’, lacht Van Huffel.
‘Toen ik naar Gent trok om binnenhuis-architectuur te studeren, was dat met grote verwachtingen. Het werd een compleet fiasco. Ik werd in jury’s afgeblokt en afgevoerd in plaats van uitgedaagd. Waarom we in dit land met zo weinig zijn die dit soort interieurs aandurven? Omdat de opleidingen zich nauwelijks durven open te stellen voor andere stijlen dan het modernisme. Alternatieven met potentieel worden daarmee in de kiem gesmoord. Terwijl niet iedereen van Le Corbusier houdt. Daar ben ik het bewijs van.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier