De post-coronastijl: hoe een pandemie de architectuur beïnvloedt
Het verleden leert ons dat pandemieën als cholera, de Spaanse griep en tuberculose een grote invloed hadden op onze stedenbouw en design. Zal de coronacrisis ook voor een hertekening van onze woningen en openbare ruimtes zorgen? ‘Het is altijd gevaarlijk om te voorspellen vanuit de geschiedenis.’
Bij het binnenkomen van Le Corbusiers vermaarde Villa Savoye in Poissy, net buiten Parijs, is het eerste wat je ziet een alleenstaande ovale wastafel. Het lijkt op het eerste gezicht een architecturale fout, of het resultaat van een onoplettende aannemer die de hal voor badkamer aanzag en na de installatie besloot zijn handen in onschuld te wassen. Het tegendeel is waar. De modernistische architect plaatste in 1931 de wastafel doelbewust in zijn inkomhal, haast als symbool voor een nieuw tijdperk waarin hygiëne een grote rol zou spelen.
Met de Spaanse griep, die na de Eerste Wereldoorlog wereldwijd miljoenen levens eiste, en tuberculose, de ziekte die in de eerste helft van de twintigste eeuw eveneens talloze slachtoffers maakte, ging een nieuwe generatie architecten en productontwikkelaars op zoek naar manieren om verdere besmettingen te voorkomen met behulp van hun ontwerpen. Diezelfde Le Corbusier zette zijn huizen op pilaren, weg van de ‘besmette grond’, de Oostenrijkse architect Adolf Loos voorzag in zijn Villa Müller (1930) in Praag een aparte ruimte om kinderen in quarantaine te laten gaan en de Finse designer Alvar Aalto ontwikkelde in 1932 zijn Armchair 41 Paimio zo dat de zithouding de longen zou openhouden. Hij bedacht de stoel oorspronkelijk voor een sanatorium in de Finse stad Paimio dat hij eveneens zelf ontwierp, net zoals verschillende andere modernistische collega’s dergelijke herstellingsoorden voor tuberculosepatiënten mee op de kaart hebben gezet.
‘In het begin van de twintigste eeuw spraken architecten veel over tuberculose. In feite was het een echte obsessie’, legt Beatriz Colomina uit, professor architectuurgeschiedenis aan de Princeton University en auteur van het boek X-Ray Architecture. ‘Het is goed mogelijk dat dit eigenlijk die hele generatie ervan heeft overtuigd dat het een goed idee was om af te stappen van al die wandbekleding, tapijten en draperieën uit de 19de-eeuwse interieurs en plaats te maken voor strakke en propere lijnen in hun architectuur.’ Het was een ziekte die aan de grondslag lag van een grote architecturale stroming, meer nog dan de komst van nieuwe materialen en technologie, vertelt de historica hierover in het magazine Pin-Up. Met een op de zeven mensen die wereldwijd aan tuberculose stierf, en in metropolen als Parijs maar liefst een op de drie, hadden architecten alle reden om naast esthetiek ook de gezondheid van de mensen in het achterhoofd te houden.
‘Moderne architectuur heeft meer te maken met een campagne voor gezondheid dan met iets anders’, stelt Colomina. ‘In feite kwamen veel van de ideeën die de moderne architecten voorstelden niet uit de architectuurtheorie, maar van artsen, verpleegkundigen en ziekenhuisarchitectuur, in het bijzonder uit de sanatoria voor tuberculose. Rond de eeuwwisseling werkten verschillende jonge artsen, architecten en ingenieurs dan ook samen aan het creëren van gezondheidsoorden.’ Diezelfde ziekenhuisarchitectuur zou later ook binnensluipen in andere modernistische creaties. Met witte muren, veel glas dat het buitenlicht moest binnentrekken en de afwezigheid van ornamenten die de interieurs van de voorbije eeuw typeerden, zweren de architecten bij hygiëne en strakke lijnen.
Roaring twenties
Het modernisme was echter niet de eerste architecturale stroming die reageerde op een wijdverspreide gezondheidscrisis. In de negentiende eeuw zorgde het enorme aantal overlijdens door cholera er eveneens voor dat overheden onder meer gingen investeren in brede boulevards en parken. De cholera-epidemie in Londen was bovendien rechtstreeks te linken aan de vervuiling van de Theems, waarin urine, uitwerpselen en afval uit de industrie waren terechtgekomen. Dit zou er uiteindelijk toe leiden dat er in de stad voor het eerst een degelijk rioleringssysteem zou worden uitgewerkt, net als in andere grootsteden.
Crisis creates opportunities, zo luidt het credo, en dus doet ook de huidige pandemie vragen rijzen over de toekomst van onze stedenbouw. Zal covid-19 ook zorgen voor een revolutie in de wereld van productontwerp en architectuur? ‘Het is altijd gevaarlijk om te voorspellen vanuit de geschiedenis’, vertelt Gustaaf Cornelis, professor Geschiedenis van het design en Omgevingspsychologie aan de Universiteit Antwerpen en Mens en omgeving aan de VUB. ‘Maar in het algemeen zien we dat er altijd een reactie van bevrijding volgt op een zwarte periode. Ontwerpers spelen daar graag op in, hebben een neus voor verandering en sommigen hebben een verregaande maatschappelijke impact. Er wordt nu al gesproken van nieuwe roaring twenties, refererend aan die van de vorige eeuw. Na de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse griep was de komst van de art deco een uiting van bevrijding, in kleding en architectuur.’ Diezelfde bevrijding lijkt ook te weerklinken in de toekomstvoorspellingen van verschillende architecten, ontwerpers en bedrijfsleiders (zie kaderstuk).
Maar wat met de tekortkomingen die bleken uit onze stedenbouw? Door een tekort aan groen werden parken overstelpt door wandelaars, in veel woningen was het niet mogelijk om in alle rust thuis te werken, en ook onze kantoorgebouwen en scholen bleken niet altijd even goed uitgerust qua luchtcirculatie. Op het vlak van publieke ruimtes verwacht Claire Pelgrims, onderzoeker rond architectuur en urbanisme aan de ULB, dan ook de nodige verschuivingen. ‘De discipline van urbanisme is er een die het licht zag door crisissen. Hoe bouw je een stad op zodat je het verspreiden van ziektes vermijdt? Modernisten zoals Le Corbusier zochten inderdaad al manieren om zoveel mogelijk licht, lucht en groen te voorzien in huis. Ook nu leert deze crisis ons weer dat medicijnen niet alles oplossen, iets wat we misschien een tijd vergeten waren door de ontwikkeling van de farmaceutische sector. De openbare ruimte lijkt nu echter onvoldoende te zijn om in de basisbehoeften van de bewoners te voorzien. Parken werden afgesloten omdat ze te druk werden, terwijl het voor veel mensen de enige manier was om buiten te komen en andere mensen te zien. De voetpaden zijn te smal, de grasvelden in parken te klein. In de toekomst zullen we hier een antwoord op moeten voorzien.’
Revival van de lavabo
Hier en daar weerklinken ook al de eerste antwoorden op deze problematiek. Verschillende steden leggen nieuwe wandel- en fietspaden aan, er worden plannen getekend voor nieuwe parken en groene zones, en in het Litouwse Vilnius werden zelfs bepaalde straten afgesloten zodat horecazaken in alle veiligheid hun terrassen konden uitbreiden.
Hoewel we de laatste jaren steeds meer binnen leefden, zullen we in de toekomst wellicht opnieuw meer naar buiten gericht zijn, knikt professor Gustaaf Cornelis. ‘De voorbije maanden moesten we buitenkomen voor ontmoetingsplekken, en daar kunnen architecten en ontwerpers een gigantische invloed op uitoefenen, ook thuis. Om maar een voorbeeld te geven: je mocht met vier man afspreken in je tuin, waarvan er slechts één binnen naar de wc mocht. Dat wil niet zeggen dat alle architecten daarom plotseling een toilet in de tuin gaan plaatsen, maar misschien wel dat er dichter bij de tuin een wc geplaatst zou kunnen worden. Vroeger zag je veel vaker een ruimte in de achterbouw waar een wastafel stond en een urinoir voor de mannen. Het is een mooi voorbeeld van hoe het eerder al gebeurde. Daarnaast zullen we opnieuw meer belang hechten aan hygiëne. De kleine wastafel in het gastentoilet die gemakkelijk vijftig jaar lang genegeerd werd en louter diende om geurstokjes op te zetten, zal ook weer gebruikt worden.’
Opnieuw een wastafel aan de voordeur plaatsen zoals bij Le Corbusier, ziet Cornelis echter niet meteen gebeuren.
Evenmin verwacht hij een heropwaardering van de vestibule, een tussenruimte tussen je huis en de buitenwereld waar je jezelf kunt wassen, zoals een Amerikaanse collega-historicus voorspelt in een artikel in Architectural Digest. Belangrijker wordt een zekere polyvalentie in huis, meent de professor. ‘We merken een grote impact op het studenten- en werkleven. Het lijkt logisch dat architecten voortaan zullen stilstaan bij een ruimte waarin je je gemakkelijk kunt afzonderen om te zoomen of studeren.’
‘De pandemie heeft ons verplicht tot heel kort op de bal spelen. In verschillende sectoren zullen er heel specifieke ontwerpaanpassingen volgen, kleine ingrepen. Je ziet in restaurants vaak boven elke tafel een lampje aan de wand hangen, maar in de tussenperiodes waarin restaurants hun tafels uit elkaar moesten zetten, zorgde dit ervoor dat tafels niet altijd goed verlicht waren. Het zou me niet verbazen als er meer met verplaatsbare lichtpunten zou worden gewerkt, en productontwikkelaars horecatafels bedachten waarmee je letterlijk alle kanten op kunt. En het valt te verwachten dat bij het ontwerpen van stadswinkels en kantoorruimten men voor gescheiden in- en uitgangen zal gaan.’
Anderhalvemetergang
Waarom lijken we een crisis nodig te hebben vooraleer we onze manier van leven evalueren? ‘Het is niet zo dat ontwerpers nog niet met deze thema’s aan de slag waren, maar in dit geval werden ze gewoon in snelheid gepakt’, zegt Gustaaf Cornelis. ‘Verder denk ik dat deze pandemie weliswaar grootschalig is, maar in tijd niet volstaat om echt grootse verschuivingen teweeg te brengen in onze architectuur’, gaat de professor verder. ‘Of toch niet in die zin dat we nu bijvoorbeeld voortaan altijd rekening zullen houden met de anderhalvemeterregel door bijvoorbeeld alle gangen in gebouwen breder te maken. Omdat die zo onnatuurlijk aanvoelt, hadden ontwerpers overigens nooit kunnen voorzien dat dit een nood zou zijn bij het ontwerpen. Een normaal gesprek met vrienden en kennissen voer je op 75 tot 120 centimeter, beste vrienden en geliefden komen dichterbij. Dus men zou er niet opgekomen zijn om zo tegennatuurlijk te ontwerpen.’
WAT BRENGT DE TOEKOMST?
‘Interieurs en objecten waren de afgelopen jaren gemaakt om er goed uit te zien op Instagram. Het ontbrak ze aan scherpte of visie. Na de pandemie zullen we verlangen naar design dat toekomstgericht is, dat hoop en opwinding voor een betere toekomst belooft.Onze omgeving beïnvloedt ons welzijn. Ik roep daarom op tot een esthetiek die helder, optimistisch, kleurrijk en krachtig is, waarin circulariteit en duurzaamheid standaard vervat zitten.’
Nora Fehlbaum, CEO Vitra
‘Wat stadsplanning betreft moeten we opnieuw leren hoe we samen kunnen leven én denken, in complexen waarin we kunnen wonen én werken. Die moeten nevenfuncties zoals vrije tijd, sport, cultuur en religie omvatten, maar bovenal de natuur erbij betrekken.’
Bruno Erpicum, architect
‘Wanneer scholen, universiteiten, restaurants, cafés, musea en kantoren sluiten, rijst eindelijk de vraag naar wat echt fundamenteel is.’
Traumnovelle, architecten
‘Esthetiek zal gaan over intelligent en creatief gebruik van de ruimte en het ontwerp. Compacte kantoorindelingen moeten evolueren naar multispace oplossingen die het welzijn van de mens ondersteunen en hem in staat stellen te kiezen hoe en waar hij werkt. Eenvoud, flexibiliteit, materialiteit, duurzaamheid en zuinigheid zullen primeren, maar ook daglicht, frisse lucht en buitenruimte.’
Sevil Peach, interieurarchitect
‘Het einde van de modernistische stad wordt ingeluid. We gaan een tijdperk in waarin we terugkeren naar een dorpsschaal.’
Stefano Boeri, architect
‘De pandemie heeft het belang van duurzaamheid naar een nieuw niveau getild. Dat heeft ook een impact op het vertrouwen dat mensen in merken, bedrijven en design stellen. De tijd van exclusiviteit, statussymbolen en pretentie is voorbij. Relevantie zal worden bepaald door tijdloosheid, houdbaarheid, authenticiteit en inclusiviteit.
Tiina Alahuhta-Kasko, CEO Marimekko
‘Dit wordt het moment voor designers om na te denken over de manier waarop ze met de mens omgaan. Niet vanuit een esthetisch standpunt, maar inhoudelijk.’
Virgil Abloh, designer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier