De stralende stad: wie woont in de Cité radieuse van Le Corbusier in Marseille?
Dit najaar viert de beroemde Cité radieuse – de stralende stad – in Marseille, gebouwd door Le Corbusier, haar 70ste verjaardag. Er zijn talrijke boeken geschreven over deze plek en jaarlijks komen er meer dan zestigduizend bezoekers van over de hele wereld naar kijken. Maar wie woont daar nu eigenlijk?
Een betaalbare woning creëren voor iedereen, dat was de voortdurende zoektocht van Le Corbusier, en veel andere twintigste-eeuwse architecten. Zijn ideeën over goedkope huisvesting leefden aanvankelijk vooral op papier, tot aan de wederopbouw in 1945, toen hij de opdracht kreeg om een collectief gebouw in Marseille te ontwerpen.
Oorspronkelijk wilde hij een soort verticaal dorp creëren, met woningen, winkels en alle essentiële voorzieningen zoals een school, een kinderdagverblijf, een slager, een kapper… zelfs een hotel om vrienden te ontvangen. Het hotel is er vandaag nog steeds, maar de winkels zijn geleidelijk aan verdwenen of kregen een andere invulling. Vandaag zijn er ongeveer 1500 inwoners, maar het is een welgesteldere groep dan de oorspronkelijke, het gaat om bedrijfsleiders, intellectuelen en zelfstandigen.
De appartementen waren van alle moderne gemakken voorzien, deels ingericht door Jean Prouvé, en met een keuken van Charlotte Perriand. Die keuken is vandaag nog vaak aanwezig. In dit gebouw waar de gangen ‘straten’ heten, zegt iedereen elkaar gedag. De meesten noemden het gebouw ‘Le Corbu’ of ‘Le Corbusier’, alsof het een persoon is, een deel van hun familie. Nog steeds zijn er gemeenschappelijke activiteiten: de gepensioneerde Bernie geeft elke zaterdag lessen Zweedse gymnastiek op het dakterras, helemaal in de lijn van Le Corbusier, die voorstander was van sportieve activiteiten. Béatrice en Gaëlle leiden keramiekateliers in een klein lokaal, aan de voet van het gebouw, toegankelijk voor iedereen.
Suzanne Hoffmeyer: ‘Le Corbu is een dorp’
Suzanne Hoffmeyer is een van de twee ouderdomsdekens van de Unité. Ze vierde deze zomer haar honderdste verjaardag, en afgaande op haar energie houdt het leven in Le Corbusier je jong. “Ik zie niets meer, maar mijn hoofd is volledig in orde”, zegt ze, terwijl ze met flukse stappen de trap oploopt. “In het begin waren de mensen bang voor Le Corbusier, het was te modern, te nieuw.” Suzanne was een globetrotter, ze woonde lange tijd in het buitenland met haar ouders, en ontmoette haar man in Afrika: “Hij werkte in een import-exportbedrijf in West- en Equatoriaal Afrika. Ik was zijn secretaresse. Na de onafhankelijkheidsbewegingen in Afrika keerden we terug naar Frankrijk. In 1955 was Le Corbusier net klaar, er werd veel over gesproken: je had geen meubelen nodig, alles was er, het was heel praktisch.
“Mijn dochter was drie jaar toen we in september 1962 hierheen verhuisden, ze kon meteen helemaal boven naar school. De omgeving zag er toen heel anders uit, dit was hier het platteland.” Suzanne zag elk gebouw groeien. “Vroeger was er een boerderij aan de achterkant met een paard en koeien, daar gingen we melk halen. Toen de supermarkt ernaast werd gebouwd, gingen één na één alle winkels in het gebouw dicht.”
Dan moet ze nog iets kwijt: ze houdt niet van het nieuwe museum op het dak (het MaMo van Ora Ito, red.), in de oude gymzaal. “Vroeger was het een gemeenschappelijke ruimte. We organiseerden er veel feesten, waar we met alle inwoners samenkwamen: zuurkoolavonden, bruiloften, verjaardagen.”
Tegenwoordig worden veel appartementen verhuurd via Airbnb. “We kennen de mensen niet meer, want ze wonen hier niet. Ze hebben niet de spirit van Le Corbusier zoals voorheen.” Met haar hondje op schoot vertelt ze over haar favoriete plek: het park onder het gebouw, waar ze vier keer per dag gaat wandelen: “Ik maak een praatje met andere mensen die een hond hebben. Het is echt een leven samen.” Ze haalt herinneringen op: “Er hing destijds een heel goede sfeer bij Le Corbusier. Met de andere moeders maakten we afspraken om de kinderen van school te halen. En de verjaardagen, met al die mensen samen op de bank, oudejaarsavond met de buren… zo vrolijk.”
Emilie, Florinne, Jules en Lili: ‘Ideaal om met een gezin te leven’
Emilie, sportcoach, en Florinne, afdelingshoofd van een educatief centrum, zijn de moeders van Jules en Lili, een achtjarige tweeling. Samen met hun hond en kat is het gezin gewend aan bezoekers. Er heerst een vrolijke en kleurrijke sfeer: “We delen graag. We laten ons appartement zien aan toeristen als ze passeren, zoals tijdens de Open Monumentendagen.”
Emilie is oorspronkelijk afkomstig uit Marseille en is gepassioneerd door architectuur en meubelen: “Ik heb er altijd van gedroomd om hier te wonen. Toen we hier voor het eerst binnenkwamen en de parketvloer en de Perriand-meubelen zagen, wisten we: dit heeft karakter. Kent u veel appartementen die zo zijn ingericht?”
Florinne is een ‘Ch’ti’(bijnaam van de bewoners uit het noordwesten van Frankrijk, red.) die naar Marseille kwam. Zij wijst op de wederzijdse hulp tussen buren: “In 2012 was er een brand op de zuidwand van de eerste verdieping. Ons appartement vatte geen vuur, maar we leefden enkele maanden in een rampgebied. De buren hebben ons toen aan tijdelijke woonruimte geholpen. Idem in 2020, toen de lockdown de bewoners dichter bij elkaar bracht. We ontmoetten elkaar op het dak en chronometreerden elkaars tijden om de trappen op te lopen!”
De twee moeders prijzen het comfort van het gebouw voor ouders, met alle faciliteiten ter plaatse: bioscoop, school, kinderdagverblijf, de nabijheid van de zee. “Er is dankzij de bewonersvereniging een echte groepsgeest: we hebben een gemeenschappelijke moestuin, we zoeken samen paaseieren, met kerst staat er een grote boom in de hal, versierd door de kinderen. Het leven wordt hier gemakkelijk gemaakt.”
Victor, Violette en Rosalie: ‘Hoe hoger je klimt, hoe ouder de mensen’
Victor (10 jaar), Violette (13 jaar) en Rosalie (18 jaar), zijn een broer en twee zussen, de kinderen van twee artsen, Benjamin en Aminthe. Ze wonen op de eerste verdieping en beweren dat ze daar iedereen kennen. Trots laten de broer en zussen ons hun interieur zien en laten ze zich interviewen. De oudste vertelt over haar aankomst daar, dertien jaar geleden: “Ik was vijf toen we uit Parijs naar hier verhuisden. Ik leerde hier in Le Corbu mijn eerste vriendinnetjes kennen, we hadden dezelfde oppas, die op de zesde verdieping woonde. We zijn vandaag nog steeds goed bevriend.”
De jongsten, Violette en Victor, vonden de zwarte gangen in het begin wat raar. “Maar met Halloween is het heel praktisch om hier te wonen: je kunt bij alle deuren aanbellen om snoep te vragen!” Ze gingen naar de kleuterschool op de hoogste verdieping en herinneren zich het plonzen in het peuterbad op het dak en de tekenlessen in het atelier van Odette. “Alles is hier: je kunt vrienden en vriendinnen op dezelfde verdieping bezoeken, skeeleren en steppen in de gangen.”
En terwijl Victor ervan droomt in een huis te wonen waar hij een dier zou kunnen houden, vertrekt Rosalie binnenkort met spijt naar Parijs. Ze zal de Cité radieuse verlaten om aan de prestigieuze Prépa Stanislas op internaat te gaan. Maar over één punt is iedereen het eens: “Onze favoriete plek is de woonkamer, die erg licht is. Dit is waar we elkaar als gezin altijd ontmoeten.”
Virginie Mirbel: ‘Hier kan ik reizen zonder me te verplaatsen’
Een rode fiets tegen de vitrine wijst de weg naar Virginies boetiek. “Iedereen noemt me Ginie”, glimlacht ze. De kortere naam past bij haar energie en weerspiegelt haar kleurrijke universum, doordrenkt van de jaren 50 en 60. Dat tijdperk leeft zowel in haar outfit als in haar omgeving. In 2019 vervoegde ze de handelaars van ‘de derde straat’ en opende ze Maison Mirbel, een kunst- en designgalerie.
Ze werd geboren in de Champagnestreek, maar ook Brussel ligt haar na aan het hart. In Elsene had ze Chez Lundi, een boetiek gespecialiseerd in vintage meubelen. “In Brussel ontmoette ik veel verzamelaars, galeriehouders en kunstenaars. Toen ik terugkeerde naar Marseille, nam ik die behoefte aan schoonheid en enscenering mee. Zo koos ik de Cité radieuse voor mijn nieuwe locatie: het lag voor de hand. De ruimte is ingericht als een echte woning, met een Perriand-keuken en -badkamer: “Ik wilde een galerie als een woonst creëren, met een dressing, een salon, een eetkamer, enzovoort.” Je vindt er alles voor je interieur, van vintage objecten die ze bijeensprokkelde op markten tot hedendaagse stukken die passen bij de stijl van die periode: “De decennia 50, 60 en 70 vormen de rode draad door al mijn projecten, in wat ik exposeer, publiceer of op de markt breng.”
Als huurder van een appartement ter plaatse herinnert Ginie zich een gebeurtenis die ze niet gauw zal vergeten: “Mijn vijftigste verjaardag werd gevierd op het solarium, waar een film op de muren werd geprojecteerd. Het waren beelden van mij op mijn dertigste, die ik nog nooit had gezien, afgewisseld met fragmenten van een dansende Brigitte Bardot. Het was bijzonder ontroerend.” Ze legt uit wat haar zo bevalt aan deze plek: het rustgevende uitzicht op de bergen en de zee, de eenvoud van de materialen, de functionaliteit van de door Le Corbusier ontworpen plek en het kosmopolitische aspect: “Hier kan ik reizen zonder me te verplaatsen, het brengt me altijd ergens. Het is alsof ik de perfecte habitat heb bereikt. Ik zou nergens anders meer kunnen wonen.”
maisonmirbel.com. Open van dinsdag t/m zaterdag van 10u30 tot 19u. Mogelijkheid om een gemeubileerde studio te huren, om zo de Le Corbusier-ervaring volledig te beleven.
Gisèle Moreau: ‘Ik heb het gevoel dat ik Le Corbusier echt ken’
“Toen we hier in 1953 kwamen wonen, waren de zevende en achtste verdieping nog in aanbouw. In dit appartement van 98 vierkante meter hebben we een poos met zeven geleefd!” De voormalige lerares Engels was tien toen ze in het gebouw aankwam. Ze koestert de vele herinneringen op het dakterras: “Verstoppertje spelen, zonnebaden tot ik roodverbrand was en vandaag de apero-picknicks.”
Ze onderhoudt een bijzondere band met Le Corbusier en heeft de indruk hem echt te kennen. Ze heeft immers alles van hem gezien of over hem gelezen. “Ik herinner me zijn dood in 1965: ik lag met een vriendin op het dak te zonnen, muziek speelde op de radio, toen de aankondiging van zijn overlijden kwam. We schreeuwden het uit!”
Een paar maanden geleden vond Gisèle de liefde een paar verdiepingen hoger. “Maar we hielden allebei ons appartement.”
Als tachtigjarige houdt zij het record van het aantal generaties dat hier verbleef: “Mijn grootmoeder, mijn moeder, ikzelf, mijn dochter en mijn kleindochter, we zijn vijf generaties vrouwen die hier hebben gewoond.”
Unité d’habitation, Boulevard Michelet 280, 13008 Marseille.
Katia Imbernon: ‘Het is geen utopie maar een experimenteel gebouw’
Katia Imbernon, sociologe van opleiding, opende in 2002 in de wintertuin op de tweede verdieping de uitgeverij en boekhandel Imbernon. Ze bekent dat ze vooral werd aangetrokken door het beton van het gebouw, meer dan door de bewoners. Ze heeft er twintig jaar gewoond en brengt verschillende problemen ten berde: “Het was een experimenteel project en dat is het nog steeds. Dubbele beglazing, verwarming met warme lucht, afvoer van huishoudelijk afval…: niet alle mensen kunnen er op de juiste manier mee omgaan, vandaar het slechte onderhoud ervan.”
Ze richtte uitgeverij Imbernon op om het boek te publiceren dat haar man – architect en historicus Jean-Louis Bonillo – had geschreven over de architect Fernand Pouillon uit Marseille. “Destijds was ik ervan overtuigd dat het bij één boek zou blijven. Maar mijn man wilde dat we doorgingen en dan hadden we kantoren nodig. Hij liet me de Unité d’Habitation ontdekken, met zijn wintertuin en vier modules die toen ongebruikt waren. Ik werd er op slag verliefd op en het is mijn favoriete plek geworden. Ik vind het zelfs mooier dan het dakterras. Het is een gesloten ruimte, open naar het hart van het gebouw, er is dus veel circulatie.”
“Maar wat een uitdaging! Nagenoeg alle winkels hadden toen de deuren gesloten, behalve de superette en de banketbakker. Van de mede-eigenaren kreeg ik weinig aanmoediging, ze dachten dat handelszaken niet levensvatbaar waren. Ik opende de boekhandel ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Unité d’habitation.”
En dan haalt ze een blije herinnering op: “In 2014 kocht een Chinese architect de helft van mijn boekenwinkel. Ik stuurde een pallet van 300 kilo naar China!” Intussen is de boekhandel, gespecialiseerd in architectuur, urbanisme en kunst van de 20ste en 21ste eeuw, verkocht aan Alexandre Sap. Hij werd omgedoopt tot Rupture et Imbernon en doet voor het uitgeefgedeelte nog steeds een beroep op de oprichter. Zij besluit: “De kracht van dit gebouw is haar poëzie, haar esthetiek. Je kunt echt spreken van een genereuze plek.”
Rondleidingen met bezoek aan een appartement via het Office de tourisme: marseille-tourisme.com
Met dank aan het Office de Tourisme van Marseille en Maison Mirbel.
Andere architecturale stops in Marseille ontdek je op weekend.knack.be/marseille
Le Corbusier
L’Unité d’habitation de Marseille is het beroemdste bouwwerk van Le Corbusier.
Gebouwd van 1947 tot 1952, werd het in 1995 geklasseerd als historisch monument en staat het sinds 2016 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Het gebouw heeft de vorm van een 17 verdiepingen tellende balk die rust op krachtige V-palen, volgens de verhoudingen van de Modulor, een meetsysteem dat Le Corbusier creëerde op basis van de gulden snede, gebaseerd op een man van 1,83 m.
Er zijn 337 appartementen van 14 verschillende types: bijna alle duplexen zijn oost-west georiënteerd met een dubbele hoogte in de woonkamer, verlengd met een zonwerende loggia.
Door het beton opzettelijk bloot te laten, tekende Le Corbusier voor het begin van een nieuwe stroming: het brutalisme.
Hoogtepunt van het gebouw: het spectaculaire dakterras, met gemeenschappelijke voorzieningen: kleuterschool, peuterbad, gymzaal, openluchttheater, atletiekbaan en adembenemend uitzicht op de bergen en de Middellandse Zee.
Er zijn nog vier andere Unités d’habitation, nl. in Rezé, Berlijn, Briey-en-Forêt en Firminy, maar iedereen is het erover eens dat die in Marseille het meest geslaagd is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier