Architect Maarten van de Voorde over de toekomst van onze dorpen
Maarten van de Voorde, (landschaps-)architect en stedenbouwkundige bij WEST8, werd dit jaar uitgeroepen tot ‘Assenaar in de Kijker’. Daarvoor transformeerde hij een grijze parking in een pop-uppark. Wij spraken hem over hoe we ondanks verstedelijking en bevolkingsgroei onze dorpen leefbaar kunnen houden.
De Hopduvelfeesten in Asse staan voor drie dagen feest, maar ook voor een cultureel-maatschappelijk luik dat wordt opgebouwd rond een ‘Assenaar in de Kijker’. Dit jaar kozen de Assenaren voor Maarten van de Voorde, een internationaal gerenommeerd (landschaps-)architect en stedenbouwkundige die bij het Rotterdamse bureau WEST8 werkt aan boeiende internationale projecten.
De architect heeft als doel om als uitverkoren Assenaar de inwoners van Asse en omstreken te doen nadenken over hoe zij de publieke ruimte willen zien evolueren de komende jaren en decennia. Een van de projecten die hij daarvoor op poten zette, is de bouw van een heus pop-up park op het Gemeenteplein. Zo wil hij aantonen dat de publieke ruimte een nieuwe vorm kan krijgen en kan veranderen van functie.
Asse is een van de gemeentes in Vlaanderen die op een scharnierpunt staat in haar geschiedenis. De bevolkingsgroei en verstedelijking dwingen de openbare ruimte van Asse te laten evolueren. Een fenomeen dat we in Vlaanderen in heel wat gemeentes zien gebeuren. Een ideale gelegenheid om architect Maarten van de Voorde aan de tand te voelen over hoe hij deze gemeenten ziet transformeren.
In Asse probeerde je het onderwerp van een hernieuwde invulling van de openbare ruimte tastbaar te maken aan de hand van een tentoonstelling, lezing en pop-uppark. Hoe reageren de Assenaars op het Duvelpark?
Maarten van de Voorde: ‘Voor de meeste mensen is dit een ver-van-mijn-bed-show. Ze vinden een bepaalde invulling van de openbare ruimte misschien mooi of lelijk, maar staan er verder weinig bij stil. Daarom wilden we het abstracte verhaal van stedelijke transformatie vertalen naar iets concreet. Met het pop-uppark tonen we dat een locatie die al jaren dezelfde functie heeft, in dit geval als parking, omgevormd kan worden naar iets totaal anders. Mensen denken er niet over na dat ze al decennia lang hun auto parkeren op een plaats die omringd wordt door prachtige historische gebouwen. Door er een park van te maken, creëer je een andere beleving van die ruimte en geef je het plein terug aan de bewoners. ‘
We wilden we het abstracte verhaal van stedelijke transformatie vertalen naar iets concreet.
‘De meeste bewoners reageren positief en zijn blij met een streepje groen in de dorpskern. Sommigen vragen zelfs of het park niet permanent kan blijven. Natuurlijk zijn er ook middenstanders die bezorgd zijn dat klanten hun auto niet meer kwijt kunnen op het plein.’
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dorpen en steden leefbaar blijven ondanks de bevreesde bevolkingsgroei?
Maarten van de Voorde: ‘Inwoners van een dorp houden vast aan het dorpsgevoel. Voor hen is stedelijkheid bijna een scheldwoord. Steden staan overal ter wereld synoniem voor vooruitgang, groei en evolutie en op de meeste plekken in de wereld is het ook beter wonen in steden dan op het platteland. In Vlaanderen is dat anders. Toch zijn dorpen aan het verstedelijken en moeten we in dorpskernen gebouwen toevoegen en in de hoogte bouwen om de woonbehoefte aan te kunnen en de groene omgeving te vrijwaren. Dat geijkte idee van een huis met een tuin voor iedereen zullen we achterwege moeten laten.’
Inwoners van een dorp houden vast aan het dorpsgevoel. Voor hen is stedelijkheid bijna een scheldwoord.
‘Er zullen naast individuele woningen ook andere woonvormen ontstaan; we gaan het concept van wonen meer collectief moeten benaderen. Co-housing projecten zijn daar al een eerste aanzet toe. Bebouwde ruimte wordt benut als mensen ruimtes delen. Hetzelfde geldt voor de openbare ruimte. Momenteel zijn openbare ruimtes monofunctioneel, bijvoorbeeld een parking, die dan eventueel een keer in de week kan omgetoverd worden tot markt. Daar moet verder in gegaan worden, ruimtes zouden extra karakter moeten krijgen. Openbare ruimtes die zich niet focussen op beleving roepen geen gevoel op en mensen voelen zich niet verbonden. Belevingsruimtes moeten centraal gelegen zijn en gemakkelijk bereikbaar zijn, zodat ze het gebrek aan een privétuin kunnen compenseren. Zelfs wanneer er zich op tien minuten fietsen natuur bevindt, is er nood aan een openbare ruimte met karakter. De barrière moet miniem zijn. Dat kan in de vorm van een park, maar even goed een plein. Het hoeft niet altijd volledig groen te zijn, zolang mensen er maar kunnen samen komen en zich de ruimte kunnen toe-eigenen.’
‘Steden in Vlaanderen, zoals Hasselt, Mechelen of Gent, slagen erin een soort gemeentelijk netwerk van sociale verbindingen, een ons-kent-ons gevoel te behouden. Er wordt net niet in de anonimiteit van een grootstad getreden. Maar dit wordt wel gecombineerd met een stedelijke dichtheid. Je merkt ook dat deze steden openbare ruimtes hebben die heel karaktervol en goed te controleren zijn. Ik denk dat daar de ambitie moet liggen voor de dorpen die aan het verstedelijken zijn. Het voordeel is dat ze kunnen spieken bij voorbeelden in succesvolle steden. Ze zien die verstedelijking misschien als iets negatief, maar ze zouden het beter omarmen als opportuniteit en kijken hoe zij het beter kunnen doen. Dorpen in uitbreiding kunnen een stedelijke leefomgeving creëren die heel aangenaam kan zijn.’
‘Mensen vereenzelvigen zichzelf graag met waar ze wonen. Als die plek een meerwaarde biedt, zijn de inwoners trots. Als ze wonen op een plek die geen karakter heeft, krijg je verval en leegloop.’
Als mensen wonen op een plek die geen karakter heeft, krijg je verval en leegloop.’
Zullen de stedenbouwkundige ingrepen en landschapsprojecten die we vandaag uitvoeren binnen enkele decennia nog waardevol zijn?
Maarten van de Voorde: ‘Als je naar onze generatie kijkt, die aan zet is, en naar die van onze ouders, dan moet je je afvragen: Wat hebben wij de laatste 50 jaar verwezenlijkt qua gebouwen of openbare ruimtes die over 100 jaar nog waardevol zullen zijn. Heel weinig van wat de laatste 50 jaar is gebouwd, zal de tand des tijds doorstaan. We bouwen heel sterk noodgericht: We hebben een cultureel centrum of een zwembad nodig, dus we planten er een neer. In Diest (waar uw redactrice opgroeide, nvdr.) staat een mooi voorbeeld van een openbaar gebouw dat wél karakter heeft. Het stedelijk zwembad is een gebouw van Expo ’58 dat werd overgebracht naar Diest. Nu is het een zwembad, maar over enkele decennia kan het probleemloos een andere functie krijgen. We moeten ambiëren om zo’n bouwwerken neer te zetten.’
Heel weinig van wat de laatste 50 jaar is gebouwd, zal de tand des tijds doorstaan.
‘Het gaat niet over smaak, maar over de vertaling naar een universeel gevoel. Dat is niet simpel, maar volgens mij is dat de opgave voor (landschaps-)architectuur. Enerzijds moeten we natuurlijk die directe vraag of nood beantwoorden. Het is aan de ontwerper om verder te kijken en na te denken hoe hij of zij meerwaarde kan geven aan het ontwerp en te bouwen aan een verhaal. Dat lukt niet altijd, maar het moet het doel zijn. Voeg iets toe dat een bepaalde beleving opwekt en de buurt transformeert op positieve wijze.’
Wat moeten we aanvangen met koning auto? Kiezen we best voor verkeersluwe dorps- en stadskernen of zoeken we een andere oplossing?
Maarten van de Voorde: ‘Als je aan het beginpunt van stedelijkheid staat, heb je het voordeel dat je kunt kijken naar hoe steden dit probleem al opgelost hebben. Verschillende steden hebben tests gedaan met het autovrij maken van bepaalde stadsdelen, maar ze zijn er op moeten terugkomen. Een kern autovrij maken staat niet gelijk aan de verhoging van leefbaarheid en zorgt ook niet automatisch voor nieuwe (commerciële) activiteiten.’
‘Je moet op zoek naar een gezond evenwicht van bereikbaarheid en leefbaarheid. Brugge is een interessant voorbeeld: je kunt nog steeds door de stad rijden via verkeerslussen en op die lussen heb je parkeermogelijkheden.’
‘Een grote parking aan de rand van de stad kan gecombineerd worden met kleine parkings in gebouwen. Het blijft handig als je je auto heel dicht bij de plaats van bestemming kunt parkeren. De utopische wereld zonder auto zullen we nooit kunnen bereiken, maar vandaag de dag is hij veel te aanwezig. We moeten ook denken aan geïntegreerde parkeergarages of ondergrondse parkings. Er bestaan voldoende voorbeelden waar op openbare ruimtes de auto’s ondergronds werden geplaatst. De kwaliteit van die ruimtes is omhoog gegaan, maar bereikbaarheid wordt ook gegarandeerd.’
‘In een grootstad kan meer te voet of met goed uitgerust openbaar vervoer, maar dat is in dorpen meestal niet optimaal uitgebouwd. Mensen moeten te lang wachten op trein of bus. De relatie auto-dorpskern is daarom niet zo zwart-wit. Maar de positie van de auto zal wel transformeren. Nu hebben we per gezin vaak 2 auto’s, die veel uitstoten. Dat zal evolueren naar meer gedeelde, elektrische wagens.’
‘De bevolkingstoename is gewoon een feit, dorpen zullen groeien. Dorpskernen zullen misschien zelfs verdubbelen in aantal bewoners. Waar zouden al die wagens dan moeten staan? Hopelijk zet dit probleem ook meer druk op het openbare vervoer. Als dorpen of provinciesteden vlotter en regelmatiger bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, zullen mensen daar automatisch meer beroep op gaan doen.’
De relatie auto-dorpskern is niet zwart-wit. Maar de positie van de auto zal wel transformeren.
Een hypothetische vraag: Je krijgt carte blanche in een dorpskern. Wat zou je aanpassen?
Maarten van de Voorde: ‘Ik zou moeten kijken naar de noden en de ruimtelijke kwaliteiten in dat specifieke dorp. Zijn er gebouwen die een bepaalde waarde hebben? Staan er oude bomen die het karakter bepalen? Vervolgens moet je gaan kijken naar hoe het dorp zal evolueren en daarop anticiperen. Blijkt dat de bewoners gaan verdubbelen, zorg dan voor een openbare ruimte ten dienste van die bewoners. Verharde ruimtes kunnen afgewisseld worden met groen. Het gaat om het creëren van leefbaarheid en belevingswaarde, maar zeker ook over het toevoegen van een verhaal in dialoog met de karakteristieken van de ruimte.’
Surf voor meer info over de Hopduvelfeesten en de projecten van Maarten van de Voorde binnen deze context naar hopduvel.be
Lotte Philipsen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier