Voor 4 personen
- 1 kg varkensribstuk, en wat been
- 1 selderijstengel
- 1 wortel
- 1 ui
- 1 prei
- 1 lookteentje
- tijm, rozemarijn, laurier
- 1,5 dl kippenbouillon
- 25 spruiten
- 1,5 dl room
- 5 aardappelen (vastkokend)
- 1 flesje trappist (blond)
- zonnebloemolie
- peper, zout en nootmuskaat
- 100 g hoeveboter
- 1 kl graantjesmosterd
- 4 stronkjes witloof
Bereiding
- Schil de aardappelen, snij in plakken van 1 cm. Kook beetgaar. Leg op een bord en laat drogen. Stoom de spruitjes gaar. Stoof in wat boter en prak. Werk af met room, peper, zout en nootmuskaat.
- Kruid het vlees met peper, zout en nootmuskaat en bak op matig vuur. Braad de beenderen mee aan. Leg het vlees in een ovenschotel, overgiet met braadvet. Bak verder (180°C) tot een kerntemperatuur van 55°C.
- Stoof bij de beenderen versneden prei, selderij, wortel, ui en knoflook. Blus met een half flesje bier en evenveel kippenbouillon. Kruid met rozemarijn, tijm en laurier. Laat 15 à 30 minuten sudderen. Zeef, laat wat inkoken, voeg een scheut room toe en laat nog inkoken. Voeg mosterd toe, peper en/of zout.
- Smoor de gehalveerde stronkjes witloof in hoeveboter en een minischeutje water. Kruid met peper, zout en nootmuskaat.
- Bak de aardappelschijven goudbruin in zonnebloemolie en leg op keukenpapier. Maak torentjes van aardappel en spruitjes.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier