In het spoor van de jager: hier komt uw wild vandaan
“Volgende week ga ik mee jagen.” Die mededeling stootte bij heel wat vrienden van redactrice Eva Kestemont op onbegrip. Vrienden die in het najaar wel eens een everzwijnenragout durven eten, überhaupt. Tijd om uit te zoeken of dat jagen echt zo verwerpelijk is als veel mensen denken.
Nog voor het ochtendtoilet arriveren uw reporter en fotograaf in het hart van de Ardennen, waar de winter zijn intrede al heeft gemaakt. De plek van afspraak is een idyllisch aan het water gelegen café, zo een van die soort dat iedereen zich er omdraait als er onbekenden over de dorpel stappen. Ondanks onze tactisch gekozen bruin-groene outfit vallen we namelijk nogal op tussen de doorgewinterde jagers. Is het niet doordat wij twee de gemiddelde leeftijd drastisch naar omlaag halen, dan wel omdat we niet op de hoogte waren van het veiligheidsvoorschrift een fluo oranje jas te dragen. Daar gaat onze camouflage.
Kritiek
Tijdens het ontbijt dat de jacht voorafgaat, maken verschillende jagers bezwaar wanneer het fototoestel bovenkomt. Christian, de jager die ons vandaag op sleeptouw neemt, mogen we dan weer wel zoveel portretteren als we willen: “Ik ben toch al verbrand.” Dat blijkt geen dramatische woordkeuze te zijn, want jagers krijgen af te rekenen met behoorlijk wat kritiek. Tijdens een vorige jacht werd die, zo vertelt Christian, door middel van een sleutel gebotvierd op alle auto’s van de groep. Dat verhaal verbaast me: het uitstalraam van de slager om de hoek hangt toch ook niet vol graffiti?
Christian wijt de afkeer van de jacht bij het grote publiek vooral aan het onbekende en aan wat hij de Bambifactor noemt: het gaat hier niet om ‘zomaar’ koeien of varkens, maar om beestjes waarvan we maar zelden de kans krijgen ze te zien. Toch lijkt de grootste hinderpaal het feit dat veel jagers ervoor uitkomen dat ze dieren doden als hobby. En ze verdienen er niet eens geld aan zoals een slager, want je moet er een aardige duit voor overhebben. De jacht is een levendige business.
Kostenplaatje
Een beginnende jager heeft ongeveer 1.000 euro nodig om zijn lessen, schietoefeningen en examens te kunnen betalen. Om daadwerkelijk te mogen jagen, moet hij ook nog eens beschikken over een jachtverlof (150 euro per jaar in Vlaanderen, 250 euro in Wallonië) en een (goedkope, want er komen maar weinig ongevallen voor tijdens de jacht) jaarlijkse verzekering van 50 euro.
Vanaf dan mag je in principe jagen, maar een jager zonder jachtgebied is maar een trieste verschijning. Reken bij het startkapitaal dus gerust nog eens een jachtaandeel van 1.000 tot 10.000 euro, afhankelijk van hoeveel dagen je wil jagen, de regio en hoeveel wild er zich in het gebied bevindt. Tel er een jachtgeweer, patronen aan drie euro per stuk en eventueel een meute jachthonden bij en je begrijpt dat deze hobby niet voor iedereen is weggelegd.
Behalve de wapenfabrikanten profiteren ook de gemeenten en landbouwers van de jacht. De jachtpacht zorgt namelijk voor flink wat geld in de gemeentekas en wanneer everzwijnen bijvoorbeeld schade aanrichten op een weide of aan gewassen, moet die vergoed worden door de jagers: het is tenslotte hun taak de populatie zo in te dijken dat de dieren geen overlast veroorzaken. Verder zijn ook de restaurants en hotels erg gelukkig met het drie maanden durende jachtseizoen.
Boetes
Elke jacht begint op dezelfde manier: wanneer iedereen de benodigde dosis koffie binnen heeft om te kunnen functioneren, volgt er een uitgebreide briefing over wat er geschoten mag worden en vooral: wat niet. Om ervoor te zorgen dat er volgend jaar opnieuw genoeg wild is, krijgen de jagers namelijk strenge restricties opgelegd. Zo wordt er vandaag gevraagd om vrouwelijke dieren te sparen, net als herten met een gewei van minder dan 80 cm. Doodt er toch iemand een dier dat op de verboden lijst staat, moet hij opnieuw diep in zijn geldbuidel tasten, want de boetes zijn niet gering. Ook als het een dier betreft met een gewei van 79,5 cm. “Om te ijverige jagers een beetje te kalmeren,” aldus Christian.
Door verschillende tellingen tijdens het seizoen hebben de jagers een goed beeld van het aantal dieren in een gebied. Op basis daarvan wordt er een quotum opgelegd door de overheid van dieren die geschoten moéten worden. Halen de jagers hun opgelegde hoeveelheid niet, dan moeten er opnieuw zware boetes betaald worden, tot wel 1.500 euro per dier.
Voor sommige soorten zijn de regels minder strikt en is het credo ‘hoe meer, hoe beter’. Of het nu een vrouwtje of een mannetje betreft: vossen zijn altijd de pineut. Omdat die populatie zich niet te veel mag uitbreiden, wordt er zelfs een fles Jaegermeister beloofd aan elke jager die een exemplaar kan schieten. Hetzelfde lot wacht de wasbeer. Mijn totemdier. Slik.
Een beetje als vissen
Na de briefing (mijn tenen zijn op dit moment al bevroren, dat belooft) trotseert de groep jagers de vrieskou om hun post op te zoeken. Het wordt algauw duidelijk dat jagen veel wegheeft van vissen: het overgrote deel van de dag vullen we met wachten. De kou vergeten we als er uit de mist een moederhert en haar kalf tevoorschijn komen en er nog wat later een ree recht op ons afkomt. Ik schiet telkens vol ontroering, Christian vol adrenaline.
Hij legt aan, mikt en… raakt een boom. Hoewel het dier nog binnen bereik loopt, bergt hij zijn geweer op: “Ik schiet maar één keer op een hert. Als ik dan heb gemist, dan is dat zo. Dan heeft het hert zijn kans gehad. Dat noemen wij een coup franc: een fair shot.”
Moeilijke momenten
De jachtethiek blijkt uitgebreider dan dat, want wanneer het bovengenoemd hertenkalf geraakt wordt in een poot, maar weet te ontsnappen, vinden de schutter en zijn kameraden dat oprecht erg. Niet omdat ze de prooi mislopen, maar omdat door hun toedoen er een dier lijdt. We zoeken nog uren naar het gewonde dier, maar als de zon ondergaat en de nazoekhond het spoor bijster raakt wanneer we aan een grote straat komen, staken we de zoektocht. “Dan wou je dat je niet geschoten had.”
Enkele dagen later zal ik een mail van Christian in mijn postbus vinden: “Er is de volgende dag nog een team gaan nazoeken. Het kalf is aan de andere kant van de grote baan dood teruggevonden. Het was al koud. Dat betekent dat we er maar een paar 100 meter vandaan waren. Heel jammer, maar ik wou voor het donker terug zijn bij de wagen. Dat zijn de moeilijke momenten uit het leven van een jager: wanneer stop je met nazoeken?”
Nuchtere mensen
De hartverwarmende porto en zelfgestookte schnaps die tijdens de dag werden uitgedeeld, worden stilaan ingeruild voor enkele streekbiertjes. Onder de sterren en bij enkele knisperende houtvuren wordt de jachtdag afgesloten met een ceremonie die hulde brengt aan het geschoten wild. De tol van de dag: zes reeën en een everzwijn.
De zeven ‘stuks’ – zo noemen de jagers de geschoten dieren -zijn naast elkaar gelegd op een grasveldje. Op elk dier liggen takken en bladeren uit het bos. Nadat de jachtmeester de jagers en drijvers bedankt heeft en een overzicht heeft gegeven van wat er tijdens de volgende jachtdag nog geschoten moet worden – remember de quota? -, wordt de schutter van elk dier plechtig naar voor geroepen.
Als beloning krijgen ze de tak die op hun prooi lag, een applaus van de groep en een straf jachtverhaal voor thuis. Daarna neemt iedereen zijn hoed af en volgt een moment van stilte. Christian, die ook hoornblazer is, speelt voor elk dier een eigen lied. Deze dieren verlaten hun bos niet zonder een laatste eerbetoon, dat staat vast.
Wij staan erbij en kijken ernaar, maar begrijpen het allemaal niet goed: wij zouden de dieren die nu netjes op een rij liggen nooit hebben kunnen doden. Op de vraag waarom jagers wél doen wat wij niet over ons hart zouden krijgen, antwoordt Christian: “Omdat wij nuchtere mensen zijn die het vlees willen eten. Ik heb geen emotionele band met dat dier, dus ik kan het doden. De lammetjes die ik thuis zelf opkweek, zijn een ander verhaal. Dat blijft elke keer opnieuw moeilijk.”
Computerspelletje
Als we een uur later enigszins zijn opgewarmd, bedanken we vriendelijk voor de vierde tournée générale en vatten de terugweg aan door de donkere nacht. Tijdens de rit betrap ik mezelf erop dat ik opgelucht ben dat de dieren die wij hebben gezien, konden ontkomen. Want stiekem vind ik ze leuker om naar te kijken als ze nog in het bos rondhuppelen dan wanneer ze dood op de grond liggen.
Toch kan ik mijn vrienden (die tegen de jacht zijn maar gek genoeg wel everzwijnenragout eten) nog recht in de ogen kijken. Want nu heb ik zelf gezien dat geschoten wild een diervriendelijker leven heeft gehad dan het gemiddelde dier dat vacuüm verpakt in de supermarkt ligt. Misschien hadden we ons anders gevoeld als we zelf een dier geveld hadden zien worden, maar eigenlijk leek deze jachtdag nog het meest op een real life computerspelletje. Zo eentje als pakweg GTA, dat indruist tegen alles wat je mama je heeft geleerd, maar op een vreemde manier wel went. Hoe hard de groep ook beweert dat ik zal willen terugkomen: geef mij toch maar liever Tetris.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier