Vrije Tribune
‘Boeren met kiespijn, we gaan ze missen’
Het boeren wordt voor veel landbouwers zo moeilijk dat er steeds meer van hen de handdoek in de ring gooien. Een groot probleem, volgens landbouwjournalist en bio-ingenieur Helena Vanrespaille, want we hebben ze wel degelijk nodig. Hoog tijd om onze houding tegenover hen aan te passen, klinkt het.
Mijn vriend de stadsmus zei me ooit: ‘Je bent een boerin’. Hij bedoelde het als een compliment, en ik moest tegen mijn zin toegeven dat ik dat lang niet ben. Akkoord, ik heb een masterdiploma als bio-ingenieur in de landbouw, maar ik heb weinig ervaring op het veld en ben geen mecanicien, noch boekhouder. Om boerin te worden acht ik mezelf dus niet competent.
Verwachtingen en vernederingen
Van boeren wordt er namelijk verwacht dat ze alles kunnen. Ze moeten hun teelt door en door kennen, hun machines onderhouden, bikkelhard onderhandelen, boekhouden, personeel beheren, marktprijzen aanvoelen en bovenal kei- en keihard werken. Als boer ben je verantwoordelijk voor je bedrijf, maar daarnaast ook voor dierenwelzijn, milieu- en landschapszorg. Enkel dat eerste brengt op. Die laatsten worden door iedereen verwacht, maar kosten net dat waar de meeste boeren een tekort aan hebben: geld en tijd.
‘Het wordt hoog tijd dat we onze houding tegenover landbouwers veranderen’
Buitenstaanders schijnen het evident te vinden dat een boer al deze kwaliteiten en verantwoordelijkheden tegelijk heeft. Je bent een boer, dus het is normaal dat je je schikt naar het weer. Je bent een boer, dus het is logisch dat je moet omgaan met de prijsschokken en crises die de sector eigen zijn. Je bent een boer, dus het hoort erbij dat je een mondje Pools leert om je arbeiders aan te sturen. Je bent een boer, dus je weet dat je pesticiden het liefst gebruikt wanneer het windstil is en dus werk je gemakkelijk door tot tien uur ’s nachts.
Kwetsbaarheid en uitbuiting
Boeren worden wel vaker opgedeeld in goede boeren of slechte boeren. Van bioboeren tot gewone boeren, met goede boekhouding of met verkeerde investeringen, met de juiste of de foute aanpak. De industrie richt zich op de grote boeren die de moeite zijn voor hun afzet. Anderen zijn knoeiers die voortploeteren. De publieke opinie heeft dan weer een voorkeur voor de kleine, romantische boer. Eén die koetjes in de wei en de korenbloem laat voorgaan op zijn bedrijfsvoering en zijn eigen welzijn. De realiteit zit zoals altijd ergens tussenin. De meeste landbouwbedrijven zijn familiebedrijven. Ze willen hun werk verderzetten, ervan kunnen leven en rekening houden met hun omgeving.
De helft van de boeren werkt voor minder dan zes euro per uur. Dat is armoede.
Boeren staan vaak alleen of met twee (voltijds werkenden) op het bedrijf: een bijzondere uitdaging. Niemand kan immers overal goed in zijn. Bovendien is het zeer moeilijk om van alles op de hoogte te blijven in een sector waar de prijzen, context en regelgeving extreem snel veranderen. Die informatiekloof maakt landbouwers kwetsbaar. Ook economisch staan ze zwak. Vele kleine spelers moeten onderhandelen met retailreuzen. Enkel grote boeren hebben voldoende marktmacht om hun afzet en degelijke prijzen te verzekeren. Zelfs veilingen slagen er vaak niet in om voor hun leden een degelijke prijs te onderhandelen. De alternatieve korteketenverkoop is helaas niet voor alle landbouwers weggelegd.
Armoede of afhaken
De helft van de boeren werkt voor minder dan zes euro per uur. Dat is armoede. Veel boeren zitten op een schuldenberg, zeker bij investeringsintensieve bedrijven zoals in de veehouderij en glastuinbouw. Het komt voor dat een boer zit op een schuldenberg van twee miljoen euro, terwijl het bedrijf niet meer dan een miljoen euro waard is.
Tijd voor een snelle rekensom. Tussen 2006 en 2010 hebben 953 boeren een nieuw bedrijf gestart. De helft daarvan (412) startte deeltijds, 44 procent was ouder dan 55 jaar en de partner van een boer. Hij of zij meldt zich nu ook aan als boer om zo nieuwe kansen op subsidies te maken. Op vijf jaar waren er maar een honderdtal zuivere starters. In dezelfde periode zijn er zevenduizend boeren gestopt, waarvan slechts de helft de pensioenleeftijd heeft bereikt. Je hoeft geen wiskundig wonder te zijn om te zien dat we met een groot probleem zitten.
Het aantal boeren neemt af. Het gaat zelfs zo ver dat gemeentes geen landbouwbeleid meer voeren omdat ze het voor die enkele landbouwers de moeite niet meer vinden. Ook op gewestelijk en Europees niveau wordt minder rekening gehouden met de landbouwer. Als we zo verder doen, gaan we de boeren met kiespijn nog echt beginnen missen.
Boer, ik heb u nodig
Nochtans hebben we ze nodig, de boeren. Niemand heeft er baat bij dat ze in moeilijkheden zitten of dat ze verdwijnen. De industrie niet, de mensen niet, het milieu niet. We hebben ze nodig voor ons dagelijks brood, om duurzaam voedsel te produceren en om over het dierenwelzijn te waken.
Akkoord, de landbouwsector is verre van perfect. Er moeten nog vele stappen gezet worden voor we kunnen spreken van een efficiënte, sociale en duurzame landbouw. Maar voor boeren is men ongemeen streng. Er is geen goed en geen kwaad. De indruk wekken dat iemand bij de verkeerde groep hoort, is vernederend. Iemand constant op zijn gebreken wijzen, wordt ook wel psychologische agressie genoemd. Niet alle landbouwers leveren evenveel inspanningen, maar dat is niet vanwege onwil. De redenen zijn divers: geen tijd, geen geld of geen fut meer over.
Het wordt hoog tijd dat we onze houding tegenover landbouwers veranderen. Het moet gedaan zijn dat we vanuit onze kantoren in Brussel schreeuwen dat het verkeerd is. Dat het anders en beter moet. We mogen boeren niet afschrikken. We moeten de boeren bij de hand nemen en samen met hen overleggen. Zo zullen we gezellig discussiërend wandelen richting een duurzame, sociale en rendabele landbouw.
Mede mogelijk gemaakt door Boeren op een Kruispunt vzw
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier