Week van de diëtist: ‘Onze relatie met voeding is nog nooit zo slecht geweest’
Je weet het ondertussen al: diëten werken niet, toch niet op lange termijn. Maar we blijven het doen. Al lijkt het er wel op dat de manier waarop we naar gezondheid, gewichtsverlies en onze relatie met voedsel kijken aan het verschuiven is. Herlees nu dit stuk over de zin en onzin van diëten, naar aanleidng van de week van de diëtist.
Was ‘dieet’ een medicijn, het kwam nooit op de markt. Het doet namelijk niet wat het moet doen. Maakt niet uit of het Montignac, paleo of keto is, of je voor koolhydraat-, suiker- of vetarm kiest, aan detox, glutenvrij of vasten doet, of je naar een diëtist of groepssessie gaat of een app als Noom gebruikt: van diëten val je niet af. Correctie: je valt niet af op lange termijn. Iedereen kan een aantal tot veel kilo’s verliezen door tijdelijk een strak eetschema te volgen, en beweging kan helpen om de kilo’s er een tijdje af te houden. Maar metaonderzoek naar 31 studies aan de UCLA toont aan dat de meeste mensen die gewicht verloren, na twee jaar weer op hun oude gewicht zaten. Na vijf jaar weegt tot twee derde van de deelnemers zelfs meer dan voor ze op dieet gingen. Datzelfde bleek ook uit het recentste onderzoek naar de werking van veertien populaire diëten aan Harvard in 2020. ‘Een dieet is niet efficiënt in het bestrijden van overgewicht’, schreef hoofdonderzoeker Traci Mann in de UCLA-studie. Meer zelfs, op dieet gaan kan gezien worden als een voorspeller van gewichtstoename. Toch blijven we het doen.
Omdat diëten een slechte reputatie hebben, worden ze nu gepresenteerd als een levensstijl. Heel wat mensen zijn zo geïndoctrineerd dat ze denken geen dieet te volgen.
Nog snel een zak chips
‘We proberen al twintig jaar anders te eten’, legt Michaël Sels uit, hoofddiëtist aan het UZA en auteur van twee boeken Lekker lang leven. ‘Minder vet, minder suiker, minder calorieën en minder rood vlees. Maar het blijft bij proberen, want onze relatie met voeding is nog nooit zo slecht geweest. We eten te zout, te zoet, te calorierijk en te bewerkt. We weten allemaal dat fruit en groenten ontzettend goed voor ons zijn, maar uit de recentste onderzoeken blijkt dat 95 procent van de Belgen niet de aanbevolen hoeveelheid van 300 gram groenten per dag eet. Kennis over wat gezonde voeding is, is duidelijk niet genoeg om ons ook gezond te doen eten. We beseffen het zelf niet altijd. Als we in het ziekenhuis vragen wat mensen willen in de kantine, dan antwoorden ze: een salade, gezonde gerechten… Maar de dag dat er fishsticks en frietjes geserveerd worden, staat er een lange rij.’ (lacht)
Een belangrijk probleem is de boodschap van voedingsdeskundigen, stelt Sels. ‘Het is allemaal wat vaag. Matigen, variëren, meer planten, meer bewegen en zo weinig mogelijk bewerkt voedsel. Dat is flauwer dan: je mag geen koolhydraten of je mag maar acht uur per dag eten. Geen brood en pasta meer? Oké. Zestien uur per dag vasten en acht uur eten? Dan schrap ik het ontbijt. Diëten zijn duidelijk en eenvoudig. Je krijgt regels en dat vinden we prima, want we houden van de weg van de minste weerstand. Maar diëten zijn soms eenzijdig, vaak moeilijk vol te houden op lange termijn en dus niet efficiënt. En vooral, ze stimuleren ongezond gedrag. Als je maar acht uur per dag mag eten, dan open je net voor je deadline nog snel een zak chips, want daarna mag het niet meer. Als vet en suiker slecht zijn, dan eet je vaak meer van de lightversies dan goed voor je is. Je eet geen aardappelen bij je avondeten, maar snackt de hele avond ‘gezonde’ dingen. Zo ontwikkelen we ideeën over voedsel die geen steek houden, vervreemden we van ons honger- en verzadigingsgevoel en kweken we ongezonde gewoonten. Die gewoonten doorbreken is moeilijk. Je moet kijken naar hoe mensen leven en werken, hoe hun gezin in elkaar zit, waar en hoe ze boodschappen doen, of ze genoeg slapen, hun persoonlijkheid, hoe ze op stress reageren… Complex, en dan haken mensen snel af.’ Bovendien doen mensen aan cherrypicking, legt Sels uit. ‘Er komt veel informatie op ons af als het over voeding gaat en mensen kiezen wat ze geloven en toepassen. Dus krijg ik klanten in mijn kantoor met roze urine omdat ze te veel bietensap gedronken hebben. Of mensen die zeggen: ‘Ik drink geen melk, dus ik ben supergoed bezig en toch weeg ik te veel.’ Alsof het zo eenvoudig is. Er is zo veel informatie – soms juist, vaak ook niet – en omdat mensen het selectief filteren ontstaan er problemen.’ Het is zelfs nog ingewikkelder dan dat, weet Sels. ‘Uiteraard gaat het op het einde van de rit over wat elk individu op zijn bord legt, maar het is ondertussen duidelijk dat eetgewoonten niet alleen de verantwoordelijkheid zijn van het individu.’
Obesogene omgeving
Een bijna toxische eetomgeving, daarover schrijft voedingsjournaliste Bee Wilson in This Is Not a Diet Book. ‘We behoren tot de eerste generaties die problemen hebben omdat er te veel aanbod is en niet te weinig. Bovendien zorgt onze maatschappij ervoor dat we gecompliceerde emoties hebben tegenover voeding. Liefde voor suiker zit er ingebakken, maar er wordt ons verteld dat het vergif is. Deskundigen verklaren graag dat gezond eten makkelijk is, maar dat is het helemaal niet.’
Klopt, weet ook Sels. ‘We leven in een obesogene wereld. Een duur woord voor een omgeving die ons stimuleert om te veel te eten en te weinig te bewegen. Daarin spelen verschillende factoren een rol. Eerst en vooral is er de beschikbaarheid. Vandaag is vette, suikerrijke en bewerkte voeding relatief betaalbaar overal te koop. Ik kan om drie uur ’s nachts iemand met een rugzak naar mijn huis laten komen, en in die rugzak zit waarschijnlijk geen kilo mandarijnen. Dingen die we vroeger aten op speciale gelegenheden, eten we nu elke dag. Ik werk in een team met 22 mensen, dus om de twee weken is er wel iemand jarig en wordt er getrakteerd, meestal met taart en snoep. Daar komt bij dat de porties steeds groter worden. Vroeger was een standaardmaat frisdrank een blikje van 330 ml, vandaag is het een flesje van 500 ml. Vroeger was koffie een kopje met wat melk en wat suiker, vandaag is het een grote beker sojalattefrappuccino. Daar komt de kracht van marketing bij, men is zeer goed in ons dingen verkopen. De winstmarges zijn ruimer op bewerkte voeding dan op onbewerkte dingen als groenten, en dus wordt daar veel promotie voor gemaakt. Ten slotte is er technologie. Er wordt ons enorm veel activiteit ontnomen. In Antwerpen wandelde je vroeger van de Groenplaats naar het station, nu neem je misschien een elektrische step. Op een foto van mezelf als kind sta ik helemaal bezweet op de dijk aan zee, naast een gocart, vandaag rijden kinderen met elektrische versies. Al die dingen samen vormen een obesogene omgeving, en die maakt het ons moeilijker om een gezond gewicht te bewaren.’
Kwestie van cultuur
De gevolgen daarvan zijn onmiskenbaar. Uit de recentste Voedselconsumptiepeiling van 2014-2015 blijkt dat amper 30 procent van de mannen en 19 procent van de vrouwen zich geen zorgen maakt over zijn of haar gewicht. De helft van de Belgen wil z’n gewicht stabiel houden en een vierde wil vermageren. Iets wat diëtiste Celien Rombouts, auteur van het boek F*ck it, maandag start ik echt, elke dag in haar praktijk ziet. ‘Het ideaalbeeld van onze maatschappij en de link tussen gewicht en gezondheid maakt ons onzeker. We leven allemaal in een dieetcultuur. Daar bestaat geen officiële definitie van, maar het is er wel degelijk. Een dieet vertelt je wat je moet eten en wat niet, hoeveel dat moet zijn en wanneer je het mag eten. Maar omdat diëten vandaag een slechte reputatie hebben, worden ze ons nu gepresenteerd als een levensstijl. Heel wat mensen zijn zo geïndoctrineerd dat ze denken geen dieet te volgen, ook al doen ze dat eigenlijk wel. Misschien volgen ze geen strakke regels, maar zijn ze wel de hele tijd bezig met hoeveel koolhydraten ze eten of plannen ze een detoxweek na een feest of vakantie. We drinken een bepaalde soort thee omdat een beroemdheid daarbij zweert of slaan het ontbijt over omdat vasten naar het schijnt goed is. Dat leidt tot schrijnende situaties. Ik zie klanten die in hun tienertijd op dieet gingen, dat dertig jaar later nog altijd zijn en toch nog ongelukkig zijn over hun gewicht.’ Meer dan dertig jaar niet slagen in wat je graag wilt en waar je moeite voor doet, dat doet iets met een mens, weet Rombouts. ‘We slagen er massaal niet in om ons aan de ‘gezonde’ regels te houden omdat onze methode niet efficiënt is. We beperken wat we eten ‘op karakter’ en verliezen een paar kilo’s in een paar weken tijd, maar breken de regels op het eerste feestje of bij een eerste stressmoment en voelen ons dan bar slecht. Keer op keer mislukken keldert ons zelfvertrouwen en verstoort onze relatie met eten en ons lichaam.’
Hallo intuïtie?
Toen Rombouts als diëtiste aan de slag ging, deed ze wat diëtisten doen. Vragen wat mensen eten, advies geven over wat ze beter veranderen, en voilà, na enkele consultaties vallen de mensen af. ‘Maar als ze na zes maanden weer aangekomen zijn, ga je je vragen stellen. Mijn klanten zien hun gewicht en lichaam nog vaak in termen van succes en falen, ze schamen zich voor hun kilo’s omdat ze denken dat het honderd procent hun eigen schuld is. Ik besefte al snel dat het niet aan hen, maar aan mij lag, of liever aan het advies dat ik hun gaf. Vandaag leg ik mensen uit hoe ons lijf en ons metabolisme werken, geef ik richtlijnen die ze een leven lang kunnen volhouden en leer ik hun opnieuw naar hun lichaam te luisteren.’ Rombouts is gespecialiseerd in intuïtief eten, een van de nieuwste trends in de voedselleer. Het concept dook voor het eerst op in 1995 in een boek van Evelyn Tribole en Elyse Resch, maar grijpt terug naar ideeën van feministische auteurs als Susie Orbach. ‘Intuïtief eten is geen dieet met regels, geen methode die focust op afvallen en niet iets waarin je kunt falen, maar een andere manier van naar eten en je lijf kijken’, legt Rombouts uit. ‘Het wil mensen weer een betere relatie met hun lichaam en een rustiger geest geven. Eten als je honger hebt, stoppen als je genoeg hebt, en voeding nooit zien als iets wat goed of slecht is. Intuïtief eten betekent ook: niet bewegen om wat je eet te compenseren, maar omdat het goed voor je is, eten niet zien als de enige manier om met emoties om te gaan en niet de hele dag op eten gefocust zijn. Bedoeling is dat mensen niet meer wikken en wegen, maar teruggaan naar de basis: wat heb ik nodig. Dat klinkt voor de hand liggend als je geen verstoorde relatie met eten hebt, maar dat is het vandaag voor veel mensen niet.’ Veel mensen begrijpen intuïtief eten verkeerd, stelt Rombouts. ‘Het is niet alleen keuzes maken op basis van je intuïtie. Het is een combinatie van luisteren naar de signalen van je lijf – honger, verzadiging en emoties – en obstakels waardoor je niet naar je lijf kunt luisteren – zoals dieetgedachten – wegnemen. Het is niet gewoon denken: waar ik zin in heb, neem ik. Het framework is opgebouwd uit tien principes en is door meer dan 140 studies onderbouwd.’ Intuïtief eten is ook zeker niet voor iedereen. ‘Wie geen last heeft van de dieetcultuur en op een normale manier omgaat met eten, heeft het helemaal niet nodig. Al kan iedereen natuurlijk tips gebruiken om gezonder en lekkerder te eten. Intuïtief eten is vooral een oplossing voor eeuwige diëters die constant bezig zijn met eten en kilo’s.’
Michaël Sels heeft toch bedenkingen bij deze nieuwe trend. ‘Ik vrees een beetje dat het onderschat hoe stevig de invloeden van buitenaf zijn. Onze intuïtie stuurt ons vaak de foute kant op, net omwille van de obesogene omgeving, de marketing en hoe lekker we erg bewerkt voedsel vinden. Maar wat intuïtief eten wel goed doet, is in vraag stellen hoe we met eten omgaan.’
Genietmoment
Voedingswetenschappers – en wij met hen – hebben dus een probleem. We eten niet goed, zijn daar ongelukkig over, maar pakken het probleem niet goed aan. Omdat strenge regels op korte termijn niet werken, wordt er vandaag gekeken naar onze omgeving en onze psychologie. Dé sleutel tot succes is een gebalanceerde manier van eten zonder onhoudbare restricties of regels die je eindeloos kunt volhouden. Maar hoe pak je dat aan?
‘Diëten gaat altijd over wat niet mag of waar je mee moet minderen, maar ik denk dat de sleutel ligt in communiceren over ‘meer”, vertelt Sels. ‘Kies voor meer groenten, fruit en volle granen, zo krijg je vanzelf goede dingen binnen. Ik hamer ook op kwaliteit. Heb je zin in een rijsttaartje? Prima. Maar koop dat niet in de kantine of bij een grote keten. Ga naar de beste bakker van de buurt en maak er een genietmoment van. Smaak is een cruciale factor. We eten graag dingen die lekker zijn, fijn ruiken, er aantrekkelijk uitzien en aangenaam aanvoelen als we ze eten. Daarom moeten we mensen ook leren om echt lekker te koken. En weet je wat, laat ons de trucs die de marketing gebruikt om ons hyperbewerkt voedsel aan te smeren – intense smaken, aantrekkelijkheid, variatie – gebruiken om een gezond en levenslang vol te houden voedingspatroon te ontwikkelen.’
Een idee waar de Amerikaanse culinair journalist Peter Kaminsky zijn boek Culinary Intelligence, The Art of Eating Healthy (and Really Well) op baseerde. Daarin introduceert hij het idee FPC, oftewel flavour per calory. ‘Om gezond te leren eten, moeten we begrijpen hoe smaak werkt. De combinatie van smaken, texturen, kooktechnieken, kruiden en specerijen: eten moet niet alleen gezond, maar ook fun zijn. Als je geniet van elke hap die je eet, wil je niets anders meer. Zet genot dus centraal.’ Logisch, zou je denken, maar elk van ons heeft een unieke culinaire geschiedenis. Waar we zijn opgegroeid, wat we lekker vinden, we hebben het gevoel dat ons palet en onze voorkeuren voor altijd vastliggen. Maar dat klopt niet, schrijft Bee Wilson in This Is Not a Diet Book. ‘Onze zucht naar hamburgers, frappuccino’s en muffins is geen levenslange straf. We zijn omnivoren en uitzonderlijk getalenteerd in het veranderen van wat we lekker vinden.’ Kijk naar hoe sushi in twee decennia van ‘vies’ naar ‘yummy’ ging. ‘Als we manieren vinden om de dingen die goed voor ons zijn zo klaar te maken dat we ervan genieten, wordt eten weer een kwestie van onszelf voeden en plezier bezorgen’, stelt Wilson. FPC for the win, dus.
Nutribullsh*t
Het aanbod vandaag is groter dan ooit, we kunnen kiezen uit alle keukens ter wereld om die dingen te bereiden, maar veel van de informatie die we vandaag over voeding krijgen, beperkt ons plezier erin. In zijn boek Voeding is geen medicijn windt dr. Joshua Wolrich er geen doekjes om: ‘We worden overspoeld met nutribullsh*t: onzinnig voedingsadvies waar weinig tot geen wetenschappelijk bewijs voor is en dat verstoorde eetgewoonten bevordert.’ Het ding is: voedingswetenschap is ingewikkeld. Wat we eten is complex, ons lichaam is dat ook, net als onze culinaire cultuur, maatschappij en psychologie. Bovendien is elk individu anders en hebben verschillende mensen verschillende behoeftes. In zijn boek probeert Wolrich de vinger op de voedingsonzin-wonde te leggen: brood is niet des duivels, vet is noodzakelijk, suiker is niet verslavend, maar eerder een hardnekkige gewoonte, voeding is geen medicijn, en vooral: je lichaamsgewicht is niet zo bepalend voor je gezondheid als we vandaag denken. ‘Uiteraard heeft voeding een impact op onze gezondheid en hebben we een uitgebalanceerd eetpatroon nodig, maar vandaag wordt gezondheid gepresenteerd als iets waar we volledige controle over hebben en een van de manieren om dat te doen is via onze voeding. Die retoriek van persoonlijke verantwoordelijkheid is schadelijk en daar moeten we van af.’
Zin en onzin van bmi
‘Gewicht aan gezondheid linken zonder nuance is een kwestie van gemakzucht’, zegt ook Michaël Sels. ‘We hebben allemaal een weegschaal en kunnen dat cijfer interpreteren, een bloedanalyse is een stuk complexer. Gewicht is een belangrijke factor, maar het is genuanceerder dan dat. BMI is een statistisch nuttig concept, maar individueel soms onzinnig. Michael Phelps heeft een te hoge BMI, bijvoorbeeld, en niet iedereen met een hoge BMI of een hoge cholesterol krijgt gezondheidsproblemen. Bij ongeveer 1 op de 3 van alle kankers is er een link met levensstijl. Dat is veel, maar dat wil ook zeggen dat het bij twee derde van de kankers niet zo is. Gezondheid en gewicht is nooit een alles-of-nietsverhaal.’ En toch leeft dat idee ook binnen de geneeskunde nog te veel, merkt Celien Rombouts. ‘In plaats van te focussen op kilo’s, moet het gaan over gezond eten en bewegen, over preventie, het voorkomen van eetproblemen en over mentaal welzijn. We moeten collectief af van het idee dat dik synoniem is voor ongezond, maar kijken naar de factoren die er echt toe doen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier