Anke Wauters

Dik.Lelijk.Wijf.

Anke Wauters Journaliste Knack Focus en Knack Weekend

“Ik pik het niet meer. Ik hoef me niet te verdedigen. Ik hoef me niet te verontschuldigen. Ik heb een maatje meer, maar dat maakt me niet minderwaardig.” Anke Wauters heeft schoon genoeg van schoonheidsidealen.

Hij staart me aan en spreekt drie woorden uit, benadrukt door een punt na elk woord: Dik.Lelijk.Wijf.

Echte vrouwen hebben parmantige borsten die gewillig grijpgrage handen vullen. Echte vrouwen worden nooit een dag ouder dan eenentwintig. Echte vrouwen passen in een maatje zero, zero, zero. Echte vrouwen. Wat betekent dat zelfs? Echte vrouwen hebben rondingen die over de broeksrand rollen en rollen, pardoes de grond op. Echte vrouwen kijken soms dagenlang niet in de spiegel. Echte vrouwen voelen zich op een dag zo zichtbaar dat ze liever verdwijnen.

Sta mij toe meteen één ding op de goed gedekte tafel te gooien: ik ben dik. Zelfs als kind zeulde ik al meer kilo’s met me mee dan strikt nodig. “Ze zit goed in ’t vlees”, knipoogden oudere mensen schalks. En dan bloosde ik tevreden. Want als je vijf bent, kan je je amper inbeelden dat hoe je eruit ziet niet ok kan zijn. Ik was me er wel degelijk van bewust dat mijn lichaam niet volgens dezelfde hoeken was gedefinieerd als dat van de andere meisjes. Mijn lichaam is rond. Mijn lichaam is bol. Geen hoeken te bespeuren hier.

Ik heb een maatje meer, maar dat maakt me niet minderwaardig.

De druk om mezelf en mijn vetrollen te verdedigen

Wat ik ook doe, mijn overgewicht is steevast het eerste wat mensen opmerken. Dat snap ik ergens wel, want je kan er letterlijk niet omheen. Na een presentatie zullen ze vaak enkel onthouden dat die dikke het gezegd heeft. Meer niet. En dat maakt me bijtijds verschrikkelijk onzeker. Vooral wanneer ik mensen voor het eerst ontmoet, zit ik uren voor de afspraak al te janken voor mijn kleerkast omdat geen enkele stof kan verbergen dat er zoveel van mij is, veel meer dan ze waarschijnlijk verwachten.

Ik word nerveus telkens er een nieuwsitem op het journaal het heeft over de link tussen obesitas en suikerziekte, obesitas en hartfalen, obesitas en dementie, obesitas en de economische crisis, obesitas en de opwarming van de aarde, obesitas en alles wat je maar kan bedenken. Ik schuifel mijn breed achterwerk zenuwachtig in de zetel en adem jachtig. Soms wuif ik het weg met een opmerking: “Bij mijn vorige bloedonderzoek was alles goed. Weet je nog?” Er wordt geknikt. Niemand heeft er iets over gezegd, niemand keek zelfs mijn richting uit en toch voelde ik de druk om mezelf en mijn vetrollen te verdedigen.

Wanneer ik mensen voor het eerst ontmoet, zit ik uren voor de afspraak al te janken voor mijn kleerkast omdat geen enkele stof kan verbergen dat er zoveel van mij is.

Ik begin te studeren en besluit te gaan zwemmen. Niet omdat ik heel graag wil afvallen, maar omdat ik graag de trap wil blijven nemen zonder in ademnood te komen. Een paar baantjes trekken van tijd tot tijd om het hoofd boven water te houden, zoiets. Omdat ik onzeker ben over hoe ik er in zwempak uitzie, trek ik op mijn ukkie richting een plaatselijk overdekt sportzwembad. Liever alleen, liever zonder zoveel blikken. Voor ik vertrek, geef ik mezelf een uitvoerige peptalk. “Het kan niemand iets schelen dat je rondingen hebt”, klinkt het streng. Mijn ogen lijken tafelborden, zo groot. Ik blijf mezelf moed inspreken: “De mensen hebben bewondering dat je probeert. Niemand verwacht een olympische prestatie.” Uiteindelijk zwier ik de vuillinnen sporttas over mijn schouders en wandel ik gezwind – niet met de tram, pluspuntjes voor moeite – richting het water.

Even stopt de wereld met draaien

Aan de ingang van het zwembad, stuit ik op een luidruchtige groep jongens die net van een of andere gezamenlijke plonspartij komt. Ze zien er atletisch uit en ze lachen gemoedelijk, opgefokt door de adrenaline die ze net hebben gecreëerd. Wanneer de ogen van de leider van de groep, een gespierde jongen met kort getrimd blond haar, op mij vallen, wordt het stil. Ik probeer me langs hen te manoeuvreren en vergeet alle aanmoedigingen die ik nog geen halfuur geleden opsomde. De kerel staart me aan en vervolgens spreekt hij drie woorden uit, benadrukt door een punt na elk woord: “Dik. Lelijk. Wijf.”

De kerel staart me aan en vervolgens spreekt hij drie woorden uit, benadrukt door een punt na elk woord: Dik.Lelijk.Wijf

Even stopt de wereld met draaien. Je kan een speld horen vallen. De schuifdeuren achter ons klappen open en dicht, open en dicht. De woorden resoneren lang in mijn hoofd voor ik ze echt aan hun betekenis kan vastpinnen. Dik. Lelijk. Wijf. “Excuseer”, mompel ik bijna hoorbaar en ik wring me tussen het groepje naar binnen waarna ze allemaal hartelijk beginnen lachen. Ik kijk niet meer om. Mijn ogen flitsen door de onbekende ruimte, op zoek naar het dichtstbijzijnde toilet. Dik. Lelijk. Wijf.

Ik wurm me een vrij stalletje binnen, vergrendel de deur en ga op de pot zitten. Ik ben er me pijnlijk van bewust hoeveel plaats ik inneem in dit kleine hokje. Ik wil mezelf kleiner maken. Er is niets meer over van mijn langzaam opgebouwd zelfvertrouwen. Ik trek mijn knieën helemaal tegen mijn kin. Geluidloos stromen de tranen over mijn wangen. Ik weet niet precies meer hoe lang ik daar zo gezeten heb. Ik herinner me dat er een aantal keer op de deur werd geklopt zonder dat ik antwoordde. Die avond, voor de allereerste keer in mijn leven, huil ik mezelf in slaap omdat ik dik ben. Omdat ik meer plaats inneem dan andere mensen. Omdat ik besta.

“Ik wou dat ik jouw lichaam had!”

Laatst stond ik in het pashokje van een niet nader genoemde modeketen. Ik twerkte me enigszins moeizaam in een frivool rokje en tuurde in de spiegel. “Niet slecht”, knipoogde ik naar mijn reflectie. Waarna ik meteen toegaf: “Maar waarschijnlijk mooier bij een model.” Naast mij hoorde ik plots snikken. Eerst heel stilletjes, als een kraan die lekt. Daarna steeds luider en luider, als een kind dat haar moeder zoekt in een grootwarenhuis. De paskamer van de vrouwenafdeling is een soort tijdruimtevacuüm waarin enkel de ergste nachtmerries leven. Niemand reageert en uiteindelijk voel ik me te ongemakkelijk.

De paskamer van de vrouwenafdeling is een soort tijdruimtevacuüm waarin enkel de ergste nachtmerries leven.

“Euhm.. alles ok?” vraag ik schuchter. Ik klop een paar keer op de krakende saloondeur. Een rood, betraand hoofd kromt zich om de hoek van het hokje. Ze neemt me op. “Onmogelijk”, hist ze. Ik sta perplex. “Wat is er aan de hand?” pols ik voorzichtig. Je weet nooit met wie je te maken hebt. Straks liggen we misschien te rollen over de vloer van het magazijn, elkaar de haren uittrekkend. “Kom binnen”, instrueert ze dwingend. Twijfelachtig doe ik wat ze vraagt.

Eens binnen zie ik een beeldschoon jong meisje in een frivool rokje. Hetzelfde frivole rokje waarin ik net mijn maatje 48 heb geworsteld. Het stukje stof watervalt moeiteloos over haar benige heupen, elegant, zoals het hoort. Ik heb meteen spijt dat ik voor haar sta in dezelfde couture. “Hoe komt het dat jij er wel mee staat?” vraagt ze. Pardon? Ik weet niet goed wat ik hoor. “Wat zeg je nu?” klink ik verbouwereerd, “Je ziet er verdomme duizend keer beter uit dan ik! Ik wou dat ik jouw lichaam had.” Ze snuift schamper. “Dit? Er is amper iets om de kledij mee op te vullen. Nee, bedankt,” legt ze uit.

Ik ben meer dan een waardeoordeel dat onlosmakelijk vasthangt aan drie dingen: gewicht, schoonheid, geslacht.

Schoon genoeg

Echte vrouwen, weet ik, hebben er schoon genoeg van. Ik ken zo weinig mensen die zich goed in hun vel voelen. Omdat ze te dik zijn, omdat ze te dun zijn, omdat ze krullen hebben of net lokken die futloos naast het gelaat hangen. Omdat ze dunne lippen hebben, een andere huidskleur of godbetert een vreemde kleine teen. De sportieve kerel noemde mij een DIK. LELIJK. WIJF. Alsof ik enkel dat ben, een waardeoordeel dat onlosmakelijk vasthangt aan drie dingen: gewicht, schoonheid en geslacht. En ik pik het niet meer. Ik hoef me niet te verdedigen. Ik hoef me niet te verontschuldigen. Ik heb een maatje meer, maar dat maakt me niet minderwaardig.

Er is zoveel meer van mij, meer dan je waarschijnlijk verwacht. Het meisje in het pashokje kon je omver blazen, niet omdat ze zo mager was maar omdat ze zo onzeker oogde. En ik laat het niet meer toe. Echte vrouwen zijn wijven, topwijven. Echte vrouwen hebben er schoon genoeg van.

Deze tekst verscheen eerder op Anke Wauters’ blog Ankeschrijfthetneer.com .

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content