‘We vinden huren iets voor Nederlanders en sukkelaars’: waarom heeft de Belg een baksteen in de maag?

huis huren
© Getty Images
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

Belgen worden geboren met een baksteen in de maag, luidt het cliché. Nu vastgoedprijzen de pan uit swingen, wordt gevreesd dat generatie Z zich nooit een eigen woning zal kunnen permitteren. De vraag is: is dat erg?

‘Hoezo, je gaat dan huren?’ Het is een vraag die Mia (71) de laatste maanden constant krijgt. Ze heeft haar huis verkocht en trekt eind dit jaar naar een huurappartement. ‘Het lijkt alsof ik iets heel radicaals ga doen. Ik ben sinds een jaar weduwe, mijn enige zoon overleed zestien jaar geleden, en ik heb dus geen directe erfgenamen. Mijn pensioen is niet groot, maar dankzij de verkoop van een groot huis in een populaire buurt heb ik nu wel een mooie spaarpot. Daar ga ik mijn huur van betalen, en ook fijne extra’s zoals reizen. Dat leek me slimmer en aangenamer dan de opbrengst van mijn huis naar een verre neef en de staat te laten gaan, maar veel mensen in mijn omgeving lijken te denken dat ik me in mijn financiële ongeluk stort. Wat hebben wij Belgen toch tegen huren?’

Een vraag waar wij een antwoord op proberen te zoeken. Want Mia beeldt het zich niet in, volgens de recentste cijfers uit 2018 is 72 procent van de Belgen eigenaar van een eigen woning. Huurders zijn met 28 procent dus in de minderheid. Dat is niet overal zo. In Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland zijn de huurders in de meerderheid, tussen 52 en 56 procent van de inwoners heeft er geen eigen woning. In Nederland en Frankrijk woont respectievelijk 29 en 20 procent van de bevolking in een sociale woning, bij ons is dat rond de 5 procent in Vlaanderen en Wallonië en 7 procent in Brussel. ‘Eigenaar zijn is normaal in ons land’, vertelt socioloog Pascal De Decker. ‘Huren is voor mensen die niets kunnen kopen. Er zit een emotioneel aspect aan, het is bijna een soort stigma.’

Weggegooid geld

Waar komt dat idee vandaan? Op Facebook zou men zeggen: het is ingewikkeld. Veel Belgen zien huren als weggegooid geld, omdat het naar de huisbaas en niet naar een afbetaling gaat, legt De Decker uit. Maar we zijn niet allemaal individueel op dat idee gekomen, zo vertelt hij. ‘Het is historisch gegroeid, en het beleid heeft daar sinds de negentiende eeuw een rol in gespeeld. Politici zagen de gevolgen van industrialisering en verstedelijking en waren ongerust over gezondheidsproblemen, ontkerkelijking en socialisme. Ze wilden het anders aanpakken en gingen een eigen woning voor iedereen promoten, en dus niet alleen voor wie welstellend was. Een lening die je twintig jaar moet afbetalen heeft een sterk disciplinerend en stabiliserend effect. Je gaat braaf naar je werk en minder op café. Goedkope sociale leningen, betaalbare bouwgrond, fiscale kortingen, er kwamen subsidies en maatregelen en zelfs een Huisvestingswet voor eigendomsondersteuning. Men begon ook met het uitbouwen van een uitgebreid en betaalbaar treinnetwerk, zodat mensen onder de kerktoren konden blijven wonen.’

Veel mensen zijn hun hele leven bezig met het verbeteren, verbouwen en uitbreiden van hun huis en tuin. Dat wordt een doel op zich.

Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs

Bijkomende motivatie voor een eigen woning was dat die op een bepaald moment afbetaald is, legt hij uit. ‘Mensen dachten – en denken – dat ze dan eenmaal met pensioen geen woonkosten meer hebben. Ook dat speelde in de kaart van het beleid, want als de meerderheid van de bevolking op latere leeftijd geen huur moet betalen, kan men de pensioenen lager houden. Er werden vanaf het begin van de twintigste eeuw uiteraard ook sociale woningen gebouwd, maar die waren bedoeld voor mensen met een zeer laag of een onzeker inkomen. De rest werd gestimuleerd om te dromen van de ideale woonsituatie: een eigen huis, liefst in het groen.’

Dat het beleid al in de negentiende eeuw bijdroeg aan het planten van die baksteen in onze maag is niet onlogisch, maar dat beleid zou niet gewerkt hebben, mochten mensen een eigen huis geen goed idee vinden. We willen wel degelijk graag een eigen plek, waar we ons eigen ding kunnen doen. ‘Als eigenaar ben je de norm in België, maar tegelijk is het je eigen individuele huis, dat eruitziet zoals jij wilt. Het geeft ons de kans om tegelijk normaal én individueel te zijn’, vertelt De Decker.

Sparen in bakstenen

Dat negentiende-eeuwse woonideaal werd nog verder gestimuleerd in de twintigste eeuw, vertelt Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs. ‘Na de Tweede Wereldoorlog had men kunnen kiezen voor het massaal bouwen van sociale woningen, maar dat deed men niet. Er werd weer ingezet op een eigen woning, liefst nog zelf gebouwd. Voor mij is het een bevestiging van het individualisme. Na de Tweede Wereldoorlog ontploft het kapitalisme en worden we een consumptiemaatschappij. We willen spullen en een eigen huis, want dat vertegenwoordigt rijkdom.’ Nadat een eigen huis een teken van stabiliteit en zekerheid was, wordt het nu ook een statussymbool. Veel individuele woningen zijn de motor voor een hele hap van de economie, legt Wieërs uit. ‘Banken geven makkelijk leningen, bouwpromotors gaan verkavelingen volbouwen en zo groeit een eigen huis uit tot een goede investering op lange termijn. En daar zit de sleutel van onze houding tegenover kopen en huren.’

De droom van een eigen huis in het groen heeft geleid tot het opslorpen van te veel van onze groene ruimte en eindeloze files. We zien ook dat veel mensen oud worden in slecht aangepaste woningen.

Socioloog Pascal De Decker

We hebben allemaal basisnoden. Voeding, kleding, vervoer, een dak boven ons hoofd. Er is niemand die vindt dat voeding, kleding of een auto op termijn iets moet opleveren. Je betaalt ervoor omdat je honger hebt, jezelf warm wilt houden of naar je werk moet. Geen mens die dat weggegooid geld vindt. Zo zouden we ook naar wonen kunnen kijken, maar dat doen we niet, stelt Wieërs. ‘In onze maatschappij zien we een woning niet als de invulling van een nood, maar als een vorm van sparen, en dus een investering die moet opbrengen.’ Nu is een eigen huis dat in onze huidige woningmarkt natuurlijk ook, zolang de woningprijzen omhoog gaan en leningen betaalbaar zijn. Maar het draait niet alleen rond sparen in bakstenen, denkt Wieërs. ‘Eigenaar zijn wil zeggen dat je iets bereikt hebt, en veel mensen zijn hun hele leven bezig met het verbeteren, verbouwen en uitbreiden van hun huis en tuin. Dat wordt een doel op zich, en dat is de psychologische sleutel. Dat maakt een eigen huis superbelangrijk, en huren iets voor Nederlanders en sukkelaars.’

Lees ook: Gezellig en goedkoop: waarom samenhuizen niet enkel interessant is voor studenten

Zaakjes op orde

Huren mag in de ogen van veel landgenoten dan al weggegooid geld zijn, maar bij een compleet onwetenschappelijke rondvraag bij huurders blijken ze toch een aantal voordelen van dat huren te zien. ‘Voor wat ik betaal, kan ik geen hypotheek afbetalen.’ ‘Het is flexibeler, ik kan makkelijker verhuizen als het moet.’ ‘Het is duidelijk wat de kosten zijn, naast de huur zijn er geen onverwachte uitgaven.’ Logische argumenten, vindt Wieërs. ‘We vergeten weleens dat je afbetaling niet de enige kost van een huis is. Denk ook aan belastingen, onderhoud en aanpassingen, zeker nu er omwille van de klimaatuitdaging heel wat nieuwe voorschriften zijn. Als je huur betaalbaar is in verhouding met je inkomen, heb je die onzekerheid en kosten niet.’ Flexibiliteit is een ander terugkerend argument van huurders, weet Wieërs. ‘Verhuizen voor je job of een relatie is een stuk makkelijker als je huurt dan als je eigenaar bent. Maar een eigen huis maakt mensen honkvast.’

Is het onze volksaard, die baksteen? Misschien, stelt De Decker. ‘Omdat er zo lang op eigendomsverwerving is ingezet, zijn de alternatieven, de privéhuurmarkt en sociale woningen in ons land niet geweldig. En ideeën als collectief wonen zijn al helemaal niet uitgebouwd.’

Een eigen huis straalt verantwoordelijk-heidsgevoel, standvastigheid en status uit. Je bent geslaagd. Wat zegt het dan over mij dat ik nog steeds huur?

Wim (49)

Een betaalbare huur is inderdaad een belangrijk argument, ook voor Wim (49). ‘Ik huur al heel mijn leven, in een appartement van de stad Brussel. Geen sociale woning, maar wel zeer betaalbaar. Dat is een van de redenen waarom ik nooit over kopen heb nagedacht. Een lening afbetalen zou me zeker dubbel zoveel kosten als ik nu elke maand betaal. Ik ga graag op reis en op stap, dus ik koos voor instant geluk in plaats van een strakke financiële planning. Mijn ouders konden geen financiële hulp bieden en ik heb geen kinderen, dat speelt ook mee. Veel mensen in mijn situatie hebben toch de stap gezet naar een eigendom, en dan denk ik: zij hebben hun zaakjes op orde. Want een eigen huis, dat straalt verantwoordelijkheidsgevoel, standvastigheid en ook wel status uit. Je bent geslaagd. Wat zegt het dan over mij dat ik nog steeds huur? Misschien ben ik in mijn hoofd te lang een tiener gebleven. Een ander belangrijk argument om te blijven huren was het idee van vrijheid. Ik wilde me niet vastzetten, misschien zou ik wel naar een andere stad of een ander land trekken. De ironie is: ik werk al 25 jaar voor hetzelfde bedrijf en woon al 25 jaar in Brussel. Spijt heb ik niet, al vind ik het soms wel jammer dat je als huurder niet helemaal je eigen smaak kunt volgen. Mocht ik zelf kiezen, dan zagen mijn keuken en badkamer er toch anders uit.’

Ook al kwam de eerste echt goede huurwetgeving er pas in 1991, toch is de huurder in België vandaag vrij goed beschermd, vindt Wieërs. ‘Wat wel opvalt, is dat de norm waarnaar verwezen wordt een eigen woonst blijft. Mensen willen huren alsof het hun eigen woning is en zien daarom soms de voordelen over het hoofd.’ Zo willen ze wel zekerheid, en de mogelijkheid om hun woning in te richten naar hun smaak, maar vergeten ze dat huren flexibel is en ze dus makkelijker kunnen verhuizen. En dat grote kosten of veranderingen niet voor hen maar voor de huisbaas zijn.

Een huis voor je zorg

We zien onszelf graag als een rationele soort, maar zijn het vaak niet, vindt De Decker. ‘Als je huur ziet als weggegooid geld, wil dat zeggen dat je huis een vorm van opgebouwd kapitaal is. Dat is het in theorie ook. Als je je eigendom verkoopt, komt er geld vrij om iets anders mee te doen. Maar Belgen verkopen dus niet. Of toch weinig. Je hoort mensen vaak zeggen: we gaan niet verkopen, dat moeten de kinderen later beslissen. Je zou het dus een valse vorm van kapitaal opbouwen kunnen noemen. Het geld bestaat, maar het zit vast in stenen.’

koophuis
© Getty Images

Stijgende vastgoedprijzen betekenen dat jongere generaties het moeilijker hebben om een eigen woonst te kopen. Maar dat valt nogal mee, vindt De Decker. ‘Ja, de prijzen stijgen, maar er wordt nog altijd evenveel gekocht als in de vorige decennia. Het wordt wel moeilijker als je geen startkapitaal hebt, en dat krijgen veel kopers deels van hun ouders. Veel Belgen zien hun eigendom dus als potentiële sponsoring van de volgende generatie.

Collectief wonen

Dat lijkt logisch, al wordt dat niet overal zo gezien. Neem nu Groot-Brittannië. Voordat Margaret Thatcher het voor het zeggen kreeg, was dat een land van sociale woningen. Thatchers beleid maakte er een eigendomsland van en de recentste conservatieve regeringen deden daar hun voordeel mee. Het kapitaal dat in eigendom zit, maakt de bevolking relatief rijk, misschien zelfs rijker dan de staat. Dus, zo werd geredeneerd, kunnen mensen hun huis verkopen om er hun zorg mee te financieren. Daarom lieten ze ‘opeet-leningen’ toe, waarbij je de facto je huis aan de bank verkoopt, maar er wel blijft wonen. Bij ons is dat soort lening niet legaal, en voorlopig hoor ik geen enkele beleidsmaker pleiten voor het verkoop-je-huis-voor-je-zorg-idee. Al denk ik wel dat ze er stilletjes op broeden. Het probleem is alleen dat elke euro maar één keer uitgegeven kan worden. Je kunt als oudere eigenaar niet én je kinderen financieel steunen, én je zorg betalen met hetzelfde kapitaal. Het beleid zal dus goed doordachte maatregelen moeten nemen.’

We zien een woning niet als de invulling van een nood, maar als een vorm van sparen, en dus een investering die moet opbrengen.

Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs

Eigenaar zijn van een woning heeft heel wat voordelen, dus is het niet vreemd dat we reserves hebben bij huren. Maar onze manier van denken over wonen heeft ook nadelen, stelt De Decker. ‘Historisch heeft de droom van een eigen huis in het groen geleid tot het opslorpen van te veel van onze groene ruimte, lintbebouwing en eindeloze files. Vandaag zien we dat veel mensen oud worden in slecht aangepaste woningen, op plekken waar niet genoeg voorzieningen zijn. Wie geen auto heeft en niet op wandelafstand van een bakker of supermarkt woont, heeft een probleem. Dat zorgt voor vereenzaming en het is moeilijker om zelfstandig te blijven als men ouder wordt.’

Het zou daarom goed zijn als we flexibeler zijn. ‘In plaats van vast te houden aan het idee dat kopen altijd beter is dan huren, zouden we kunnen kiezen voor de woonformule die bij onze levensfase past’, vindt De Decker. ‘In Scandinavische landen zijn ze daar al beter in. Kopen als het kan en een voordeel oplevert, huren als dat een beter idee is. Omdat je jong of net oud bent, omdat je gezin nog aan het groeien of krimpen is, omdat je werk of relatie flexibiliteit vraagt, noem maar op. In protestantse landen hebben ze het ook niet zo moeilijk met collectieve woonideeën, iets waar ik ook wel toekomst in zie.’ Daar is Wieërs het mee eens. ‘We zien vandaag ook initiatieven in Vlaanderen zoals Wooncoop, die de voordelen van huren en kopen combineren. De grond en het gebouw blijven eigendom van de coöperatie, jij koopt een aandeel dat je het recht geeft om er te wonen. Maar dat recht is flexibel. Zodra je kinderen het huis uit zijn, kun je kiezen voor een kleiner pand, bijvoorbeeld. En als er grote kosten zijn, zoals nieuwe ramen, dan zijn die voor de coöperatie. Een interessant idee.’

Mentale transitie

Als men het vandaag over een woningcrisis heeft, dan bedoelt men het feit dat de volgende generatie zich geen woning kan permitteren. Maar dat is niet de echte woningcrisis, vindt Wieërs. ‘De wachtlijsten voor sociale woningen, of de mensen die geen dak boven hun hoofd vinden omdat de privéhuurmarkt te duur of te kieskeurig is: dat is de eigenlijke crisis. Onze obsessie met eigendom helpt daar niet bij. Maar ik denk dat we op een kantelmoment zitten. Oudere huizen brengen heel wat kosten met zich mee om ze klimaatneutraal te krijgen, dus gratis wonen als je woning afbetaald is zit er niet meer voor iedereen in. Misschien zet dat iets in beweging. Hoe we over wonen denken is complex en emotioneel en zit zeer diep ingebakken. Dat veranderen is niet makkelijk, het vraagt een enorme mentale transitie. Maar ik zie wel degelijk initiatieven en nieuwe ideeën.’

We moeten vooral realistisch naar ons leven en onze noden kijken, vertelt De Decker. ‘Te lang in een onaangepaste woning blijven wonen als we ouder worden, omdat we ons vastklampen aan het idee van eigendom en liever niet willen huren, ook daar zit volgens mij een stuk van de woningcrisis. Een open blik, niet terugdeinzen voor alternatieven en openstaan voor het idee om een deel van je leven gewoon te huren, dat lijkt me een kwestie van gezond verstand.’

Mee van thuis
Als het verlangen om een eigen woning te kopen diep ingebakken zit in onze cultuur en psyche, hoe zit het dan met mensen die kiezen voor huren?
Bernadette (75) heeft nooit overwogen om een huis te kopen. ‘Die optie was er gewoon nooit. Ik groeide op in een sociale woning, en na mijn huwelijk trokken mijn man en ik in een klein appartement. We hebben ons meteen op de wachtlijst voor een sociale woning gezet, en eenmaal zwanger, kregen we een net gebouwd huis in een nieuwe wijk. Daar groeiden mijn drie kinderen op. Ik was een huisvrouw, mijn man Luc was leraar, ons inkomen was niet genoeg om aan een eigen woning te denken. Het was ook geen droom, we hadden een geweldig huis en goede buren. Een paar jaar geleden kregen we een mutatie aangeboden. Er waren huizen nodig voor gezinnen, en omdat wij maar met z’n tweeën waren en allebei bijna 70, boden ze ons een serviceflat aan. Ik vond het moeilijk, want ik heb heel mijn volwassen leven in dat ene huis gewoond. Het voelde als “mijn” huis, al was het dat niet. Nu wonen we sinds zes jaar in een serviceflat, met zicht op het marktplein, en is dit mijn thuis. Twee van mijn kinderen hebben een eigen huis, maar mijn jongste dochter huurt nu om de hoek een flat. Zij kan het zich veroorloven om iets te kopen, maar heeft geen zin in de rompslomp. Ik begrijp dat.’

Hilde (57) kocht na decennia huren een eigen huis, en wijst met de vinger naar haar huisbaas. ‘Wij huurden ons droomhuis en hadden helemaal niet de behoefte om iets te kopen’, vertelt ze. ‘Mijn ouders hadden met vier dochters en slechts één inkomen geen budget voor een eigen huis. We verhuisden vaak, mijn vader was vertegenwoordiger. Ik heb thuis dus nooit de boodschap meegekregen dat een eigendom belangrijk was, en mijn man voelde de nood ook niet. Maar toen vertelde onze huisbaas dat hij het huis waarin we woonden wilde verkopen. We moesten verhuizen, want ons budget was niet groot genoeg om een bod te doen. Dat was de eerste keer dat ik me kwetsbaar voelde op woonvlak. We kochten een huis, en ik woon hier graag, maar de kans is groot dat we hier niet eeuwig blijven. Dan ga ik met plezier weer huren. Twee van mijn zussen doen dat trouwens ook al hun hele leven. Het zal wel met onze opvoeding te maken hebben.’

Lees ook: Cohousen op je zeventigste: ‘Heel veel oudere mensen zitten alleen in te grote huizen die ze niet meer kunnen onderhouden’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content