Redactie Knack
VUB-onderzoeker Ignace Glorieux: ‘De afgelopen 50 jaar is er noch voor zwarten, noch voor vrouwen veel veranderd’
‘Veel mannen zijn er oprecht van overtuigd dat ze in hun gezin meewerken aan een evenwichtige verdeling van het huishoudelijk werk en dat ze hun partner alle kansen geven om zich te ontplooien op de arbeidsmarkt, maar dat klopt niet in de praktijk’, schrijft VUB-onderzoeker Ignace Glorieux naar aanleiding van de 110ste Internationale Vrouwendag.
‘Man en vrouw staan qua taakopvatting en persoonlijkheid dichter bij elkaar‘ zo luidde in 2000 de conclusie van een Nederlands onderzoek in opdracht van het Feministische blad Opzij. De ondervraagde mannen erkennen de gelijke rechten en plichten van vrouwen en mannen, zijn van oordeel dat vrouwen ook recht hebben op een carrière en vinden het gezin en de kinderen belangrijker dan het werk. De toenmalige hoofdredactrice van het blad verklaarde in De Morgen triomfantelijk het volgende:’Vroeger waren wij als feministen mannenhaatsters, de vijandigheid, de verschillen zaten er veel meer in. Volgens deze enquête is dat helemaal niet meer zo (…) de mooiste boodschap die ik u kan meegeven [is] dat de ideologische strijd tussen man en vrouw gewonnen is‘.
In diezelfde periode deden wij in Vlaanderen een grootschalig tijdsbestedingsonderzoek. Uit deze dagboekgegevens kwam een heel ander beeld naar voor. Volwassen vrouwen besteedden op het einde van de 20e eeuw gemiddeld ruim 6 uur per week meer aan huishoudelijk werk en 2u20 per week meer aan kinderzorg dan mannen. Anderzijds hadden ze bijna 7 uur minder vrijetijd dan mannen. Ons onderzoek haalde toen de frontpagina van De Standaard met als titel: ‘Nieuwe man bestaat niet: klassiek rollenpatroon sterker dan ooit‘.
Er gaapt een diepe kloof tussen wat mensen denken en vertellen en wat ze werkelijk doen
Er gaapt een diepe kloof tussen wat mensen denken en vertellen en wat ze werkelijk doen. Veel mannen zijn er oprecht van overtuigd dat ze in hun gezin meewerken aan een evenwichtige verdeling van het huishoudelijk werk en dat ze hun partner alle kansen geven om zich te ontplooien op de arbeidsmarkt. Veel mannen, maar ook vrouwen, denken net als de hoofdredactrice van Opzij destijds, dat de vrouwenbeweging haar voornaamste eisen heeft gerealiseerd, dat de resterende ongelijkheid tussen vrouwen en mannen vooral een vrije keuze is.
Vrije keuze is erg realtief als van bij de geboorte duidelijk gemaakt wordt tot welke orde je behoort – man of vrouw – en de ganse opvoeding en onze sociale omgeving is doordrenkt van signalen en aanwijzingen hoe we ons moeten gedragen als man of vrouw. Deze sociale richtlijnen zijn subtiel, zodat sommigen ze herleiden tot natuurlijke verschillen. Het genormeerde denken, voelen en handelen van vrouwen en mannen zijn er zo diep ingesleten dat het inderdaad aanvoelt als een tweede natuur – dat geldt overigens ook voor andere sociale verschillen. Op zich hoeven verschillen uiteraard geen probleem te zijn, diversiteit is in vele opzichten een verrijking. Sociale verschillen worden wel problematisch als ze ook aanleiding geven tot sociale ongelijkheid.
Net zoals een athleet die systematisch minder kan trainen moeilijk kan opboksen tegen de concurrentie, worden de kansen op de arbeidsmarkt mede bepaald door beperkingen als gevolg van de ongelijke verdeling van het werk in het huishouden
Vandaag doen vrouwen nog altijd het leeuwendeel van het onbetaalde werk, op dat vlak is er de afgelopen decennia relatief weinig veranderd. Uit ons tijdsbestedingsonderzoek van 2015 bij VUB-professoren bleek dat mannelijke professoren per week gemiddeld ruim 6 uur minder huishoudelijk werk doen dan hun vrouwelijke collega’s en omgekeerd ruim 6 uur meer tijd besteden aan hun professionele bezigheden. Dit leidt zelfs in een hoogopgeleide en overwegend progressieve omgeving tot ongelijke kansen op de werkvloer: de hoogste posities op de universiteiten worden, ondanks alle positieve acties en inspanningen, nog altijd in overgrote mate door mannen bezet. Net zoals een athleet die systematisch minder kan trainen moeilijk kan opboksen tegen de concurrentie, worden de kansen op de arbeidsmarkt mede bepaald door beperkingen als gevolg van de ongelijke verdeling van het werk in het huishouden.
Zolang die ongelijkheid binnen de gezinssfeer niet verandert, is er weinig hoop dat de ongelijkheden in het openbare leven en op de arbeidsmarkt verdwijnen. Zolang mannen geen groter deel van het huishouden en de zorg op zich nemen, zullen veel vrouwen en weinig mannen deeltijds werken, zullen vrouwen minder gunstige posities innemen op het werk, lagere inkomens hebben, minder vertegenwoordigd zijn in beleidsfuncties en politiek … en bovendien minder vrije tijd overhouden voor zichzelf. Zouden vrouwen hier echt vrijwillig voor kiezen? Het blijft wel opvallend hoe gemakkelijk de meesten deze fundamentele ongelijkheid passief aanvaarden. De subtiele, maar permanente nudging werkt uitstekend.
Er is de afgelopen 50 jaar noch voor zwarten, noch voor vrouwen veel veranderd
We kunnen dus concluderen dat zowel de vrouwenbeweging als de vrouwendag jammer genoeg nog steeds nodig zijn: ze moeten vrouwen en mannen blijven bewust maken van de subtiele en minder subtiele mechanismen die leiden tot deze onrechtvaardige ongelijkheid. En dan hebben we het nog niet gehad over (seksueel) geweld, bewuste discriminatie en onderdrukking … laat staan over vrouwen die geen auto mogen besturen of over genitale verminking.
‘Woman is the niger of the world’, zei Yoko Ono in een interview ruim 50 jaar geleden. John Lennon maakte er later een liedje van (“We tell her home is the only place she should be. Then we complain that she’s too unworldly to be our friend“). Ondertussen mogen we het n-woord niet meer gebruiken, maar verder is er de afgelopen 50 jaar noch voor zwarten, noch voor vrouwen veel veranderd. Er is nog veel werk aan de winkel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier