Nathalie Le Blanc
‘Vlaamse dorpen hebben absoluut een toekomst’
Nathalie Le Blanc staat stil bij de frappante feiten die ze al lezend opmerkte. Deze week kreeg ze het boekje ‘Onder de kerktoren’ van Jasper Van Loy in handen.
Een soort schilderij van een dorpsplein onder een kerktoren, maar dan gemaakt van kleine, kleurrijke propjes crêpepapier. We wonnen er als klas negenjarigen de derde prijs mee in de wedstrijd die de gemeente Bredene naar aanleiding van het Jaar van het Dorp in 1978 organiseerde. Ik was dat compleet vergeten, tot ik het boekje Onder de kerktoren van ex-collega Jasper Van Loy in handen kreeg. Daarin las ik dat CVP-minister Rika De Backer dat Jaar had bedacht om alarm te slaan over de staat van de Vlaamse dorpen. Het heeft jammer genoeg niet goed gewerkt, want het gaat vandaag nog altijd niet geweldig. De middenstand verlaat het pand, eindeloze files frustreren de inwoners en banale appartementsblokken van een verdieping of drie zijn de nieuwe fermettes.
We dromen nog altijd van een kleine, groene, gezellige plek waar iedereen elkaar begroet. Maar dat idee van een dorp is nostalgie, niet de realiteit.
Maar het idee dat onze dorpen massaal ontvolken, klopt niet. Zo’n 2,5 miljoen Vlamingen wonen in een dorp, 20 procent van ons wil in een dorpskern wonen en 35 procent zelfs liefst daarbuiten. Dat het platteland waar velen van ons van dromen de laatste zestig jaar verknoeid werd door eindeloze verkavelingen, vol geparkeerde dorpspleinen en lintbebouwing lijkt ons niet te deren. We dromen nog altijd van een kleine, groene, gezellige plek waar iedereen elkaar begroet. Maar dat is nostalgie, niet de realiteit. Die bestaat vandaag uit woondorpen, waar mensen komen douchen, slapen en eten, maar hun auto nemen naar hun werk, sociaal leven en shoppingmomenten in steden. Of op de steenweg ernaartoe, natuurlijk.
En toch. Volgens Van Loy werken dorpen en hun inwoners in alle stilte aan de levenskwaliteit. Pleinen worden heraangelegd en buurtcomités opgericht. Er is een kerktorenrevolutie bezig, en ze begint aan de basis. Het is volgens hem veelzeggend dat burgemeesters van grote steden overal ter wereld hun best doen om hun stad groener, vriendelijker en socialer te maken. Dorpser dus. Als steden fijner worden als ze meer op een dorp lijken, waarom waarderen we onze dorpen dan niet wat meer, vraagt Van Loy zich af. Want je kunt ook vanuit je dorp met een open blik naar de wereld kijken.
Ook al is zijn pleidooi mooi, ik ben niet van plan om te verhuizen. Ik ben dan wel opgegroeid in een dorp, maar ben 100 procent een stadsmens. Uit gemakzucht, misschien, omdat ik alles wat ik denk nodig te hebben op wandelafstand wil. Omwille van de privacy, ook, na een jeugd waarbij er vanachter weggeschoven gordijnen streng gekeken werd naar mijn ietwat ongewone familie. En ik woon dan wel in een stad, maar eigenlijk woon ik ook gewoon in een dorp. Mijn vrienden en kennissen wonen niet allemaal samen onder de kerktoren, maar verspreid over stad en land. Een paar dorpsgenoten wonen zelfs aan de andere kant van de wereld. Toch zijn de pakweg 200 mensen die ik van zeer vaak tot eens om de paar jaar zie, met wie ik favoriete pleinen, togen en terrasjes deel en die ik tegenkom bij de kaasboer of op het station, mijn persoonlijke zelfgekozen dorp. Sommigen ken ik al van voor mijn geboorte, andere zijn nieuwe inwijkelingen, maar ik heb ze allemaal nodig.
Dat was mijn conclusie toen ik een boek schreef over hoe steeds meer mensen alleen wonen. We wonen dan wel alleen, maar zijn door en door sociale dieren en worden chagrijnig, ziek en lastig zonder sociaal netwerk. Het naar het schijnt Afrikaanse spreekwoord dat je een dorp nodig hebt om een kind op te voeden, is doodgewoon te beperkt. We hebben allemaal een dorp nodig. Dus ja, Vlaamse dorpen, echt en mentaal, hebben absoluut een toekomst.
Onder de kerktoren. Waarom Vlaamse dorpen een toekomst hebben, Jasper Van Loy, uitgeverij Davidsfonds, 2021.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier