Het moederhart van pleegmoeders: ‘Je kind opgeven is het moeilijkste wat er is’
Moederdag is er niet alleen voor wie zelf een kind op de wereld heeft gezet. Pleegmoederschap vraagt zelfs nog net iets meer onbaatzuchtige liefde. ‘Ooit gaat mijn pleegzoon misschien terug naar zijn eigen gezin, maar die pijn neem ik erbij. De momenten die we samen hebben, daar gaat het om.’
Nathalie Luyckx (39): ‘Er is een nood, dus wil ik helpen’
“Nadat ik mijn huis verbouwd had, had ik twee kamers onder het dak op overschot. Ik had al wel het een en ander gelezen over pleegzorg, en plots klikte het in mijn hart”, vertelt Nathalie Luyckx. “Ik heb geen partner, ik ben geen 20 meer en ik kan iets betekenen in het leven van iemand anders. Na de eerste infoavond was ik nog enthousiaster, al besefte ik niet hoe zwaar het zou zijn om het hele traject om pleegouder te worden af te leggen in volle coronatijd. Alles online doen, nooit eens live kunnen afstemmen met pleegouders, mijn omgeving die minder geïnformeerd was dan normaal, het maakte het allemaal wat abstracter, denk ik. Maar het was een heel bewuste keuze om te zorgen. Er is een nood, en dus wil ik helpen.
Ik heb mijn pleegzoontje ontmoet op mijn verjaardag en er was meteen een klik. Het leek magisch, zijn hand in die van mij. Instant liefde. Hij was 11 maanden, toen. Op kerstdag mocht ik hem gaan ophalen bij het crisisgezin waar hij sinds zijn geboorte woonde, en daarna had ik 8 weken verlof zodat we elkaar konden leren kennen. Ik koos voor pleegzorg op lange termijn, en wilde graag een zo jong mogelijk kind, om echt iets te kunnen opbouwen. En ik heb het me nog geen seconde beklaagd. Ik heb een goed netwerk van vriendinnen om te helpen als het nodig is. Als alleenstaande pleegmoeder is dat belangrijk. Mijn beste vriendinnen hebben me 100% gesteund, vanaf het moment dat ik het idee opperde, en ook op mijn werk reageerden al mijn collega’s positief. Mijn ouders hadden mijn beslissing niet zien aankomen, ook omdat ik er met hen nooit over gepraat heb. Ze vroegen zich in het begin af waarom ik niet gewoon voor een biologisch, eigen kind koos. Maar zij hebben mijn pleegzoontje vandaag helemaal in hun hart gesloten, hij is ondertussen een beetje hun kleinzoontje. Er komen weleens negatieve reacties, mensen die zich afvragen of het niet heel zwaar is om een kind van iemand anders op te voeden. Dat is het niet, voorlopig. Maar ik besef heel goed dat hij nog klein is en dat dat kan veranderen.
Op Moederdag maken ze in de crêche cadeautjes. Nu zijn er in Antwerpen twee Moederdagen, de nationale in mei en de Antwerpse in augustus. Er is dus één cadeautje voor zijn mama, en één cadeautje voor mij. Hij ziet zijn ouders regelmatig, want zijn zusje wordt opgevangen in het gezin van zijn oom, en als hij daar om de twee weken gaat spelen, komen zijn ouders op bezoek. Maar hij noemt mij mama, ook al heb ik geprobeerd om daar iets anders van te maken, dat is spontaan zo gegroeid. Ik heb niet echt een idee hoe dat precies werkt in zijn hoofdje, maar ik weet wel dat hij zich bij mij thuis voelt, en dat hij weet dat er bij mij voor hem gezorgd wordt. Dat is het allerbelangrijkste. Elk kind heeft recht op een warme thuis, op een familie die voor hem of haar zorgt. Dat niet iedereen dat heeft, vind ik zeer onrechtvaardig, en ik kan niet tegen onrecht. Bovendien kunnen kinderen, zeker als ze nog zo klein zijn, niet voor zichzelf opkomen. Ik heb niet de drang om per se zelf kinderen op de wereld te zetten, maar ik hou veel van kinderen, dus vond ik pleegzorg vanzelfsprekend. Ik weet dat er veel negatieve verhalen zijn, maar voor mij is wat ik nu doe vooral een ongelofelijke verrijking voor mijn leven, en iets waarvan ik weet dat het een tastbare impact heeft op het leven van iemand anders.”
Laury Lauryssen (30): ‘Als een partner mij wil, moet die mijn pleegzoon erbij nemen. Hij hoort nu bij mij’
Dat er een jongetje was in een voorziening en dat hij nooit bezoek kreeg, vertelde een vriendin eens tegen Laury. “Ik ben dan wel nog geen moeder, maar mijn moederhart brak toen ik dat hoorde. Hoe erg is dat? Ik had al weleens over pleegzorg nagedacht, maar dan als iets voor later, als ik zelf kinderen had. Maar ik wist meteen: ik heb zo veel liefde te geven, ik ga dat doen. Niet fulltime, dat lukt me niet als alleenstaande leerkracht, maar een aantal dagen per week. Ondersteunende pleegzorg dus. Omdat het om een specifiek kindje ging, was mijn traject iets anders en vooral sneller dan gemiddeld, maar pleegouder worden, ook al is het ondersteunend, betekent lijsten invullen en gesprekken doen. Je hele leven wordt door een zeef gehaald. Terecht, natuurlijk, er wordt een engagement van je gevraagd.
Onze eerste ontmoetingen vinden plaats in de voorziening, want alles gebeurt in het tempo van het kind. Ik ging daar spelen, eigenlijk. De eerste keer was op zijn verjaardag. Het was wennen aan elkaar, want hij praat nog niet. Maar toch was er communicatie. Belangrijk, want voor iemand zorgen met wie je niet kunt communiceren lijkt me zwaar. We deden het rustig aan, ik kwam twee keer per week en na de eerste ietwat onwennige momenten groeide het vertrouwen. Ik mocht zijn sokken aandoen, of hem helpen zijn neus te snuiten. De eerste keer dat we samen alleen een wandeling gingen maken, dacht ik naar een speeltuin te gaan. Maar gewoon onderweg zijn bleek al een activiteit. Hij kende zo weinig van de wereld buiten de muren van de voorziening, dat elk riooldeksel, elk plantje en elke deur boeiend bleek. Vandaag komt hij twee keer per week bij mij logeren, maar nog altijd zijn die gewone dingen heel wonderlijk. Eendjes voeren die in het vijvertje aan het einde van mijn straat zwemmen, met blote voeten op het gras in het park lopen, door zijn ogen ziet de wereld er weer wonderlijk uit. Niets is nog vanzelfsprekend. Toen hij voor het eerst kwam slapen en we onze schoenen uitdeden, begon hij hard te lachen. Hij had nog nooit de blote voeten van een volwassene gezien. En dat ik een pyjama had, vond hij ook grappig. Alle volwassenen die hij kent, werken in de voorziening, natuurlijk.
Toen ik overwoog om pleegouder te worden, belde ik naar mijn moeder. Ik zei: ‘Ik heb een zot idee, ik ga het vertellen en dan ophangen, en dan bellen we er morgen over, zodat je even kunt nadenken. Maar ze zei meteen: ik moet niet nadenken, ik denk dat je dat goed gaat doen, je hebt liefde op overschot om te geven.’
Ik heb zelf nog geen kinderen, dus ik vraag vaak advies aan mijn vriendinnen, of aan de voorziening. We zijn voorzichtig en doen alles in zijn tempo. Er zijn dus nooit verrassingen. Hij is op zijn hoede rond mensen die hij niet kent, dus als iemand op bezoek wil komen als hij bij mij is, moeten ze vooraf bellen. En iedereen weet dat ze niet te intens op hem mogen focussen, want dat vindt hij niet fijn. Mijn ouders kent hij al, en we zijn zelfs al bij hen op bezoek geweest samen, voor een familiebrunch op paasmaandag. Hij voelde zich veilig. Dat is ook zo mooi aan pleegzorg, zien hoe een kind zich ontwikkelt. Hij kan nu al gewoon op straat wandelen zonder over alles verbaasd te zijn. (lacht) Ik kijk er echt naar uit om hem te zien groeien en kan niet wachten tot hij gaat praten.
Dit is misschien niet fulltime, maar wel voor zo lang als het nodig is. Het belangrijkste is dat mijn pleegzoontje een gevoel van liefde en standvastigheid heeft. Mensen vragen weleens: wat als je iemand ontmoet? Wat als je zelf kinderen wilt? Ik zie niet in waarom dat een probleem moet zijn. Als iemand mij wil, moet die persoon hem erbij nemen. Hij hoort nu bij mij. Toen ik pas overwoog om pleegzorg te gaan doen, was ik ongerust over wat het met me zou doen als een kind waarvoor je zorgt teruggaat naar zijn eigen gezin. Die pijn leek me zwaar. En dat zal ook wel zo zijn, maar ik besef nu dat ik dat aan zou kunnen, omdat wat je samen opbouwt zo waardevol is. De momenten die je samen hebt, daar gaat het om.”
An Van de Sompele (46): ‘Het is onmogelijk om je niet te hechten aan zo’n kind’
“Als griffier in de jeugdrechtbank bereid je de taak van de rechter voor, door voor de zitting een dossier samen te stellen. In zo’n dossier las ik vijftien jaar geleden over een meisje van tweeënhalf voor wie een pleeggezin gezocht werd. Al drie gezinnen hadden zich aangeboden, maar omdat het kind zo’n sterke band had met een opvoedster in de voorziening waar ze woonde, wilde ze daar niet weg. Free* was nog maar tweeënhalf, maar verzette zich al hevig, dat was duidelijk. Wat mij meteen raakte, was dat ze niet veel in leeftijd scheelde met mijn jongste zoon, die tien maanden ouder was. Ik begon na te denken: wat voor toekomst gaat dit kind tegemoet als ze in zo’n voorziening blijft wonen? Ondanks alle goede zorgen is dat geen ideale omgeving voor een kind.
Laten we haar tijdens de weekends in huis halen om met onze zoon te spelen, besloten mijn toenmalige man en ik. Het meisje was nog nooit buiten de muren van het opvangtehuis geweest, maar het klikte meteen met onze zoon. Na drie weekends beslisten we: we nemen haar fulltime in huis. Vandaag loopt een pleegzorgtraject niet zo’n vaart, je moet nu intakegesprekken doen en cursussen volgen. De toenmalige pleegzorgorganisatie is eenmalig met ons komen praten en dat was het dan. Maar we waren zeker: het was haar persoonlijkheid en het feit dat ze zo goed leek te passen in ons gezin. Zelfs vandaag denken veel mensen dat Free en mijn zoon Yens een tweeling zijn, die twee komen waanzinnig goed overeen. Maar ook mijn twee oudere kinderen sloten haar in hun hart. Het voelt gewoon alsof we elkaar moesten vinden via deze weg.
De kinderen waren 12, 10, 4 en 3 toen mijn man ons verliet
Je moedergevoelens voor zo’n kind groeien geleidelijk. In het begin droomde ik ’s nachts vaak dat ik met mijn auto in het water reed, met m’n twee jongste kinderen, en maar één van hen kon redden. In het begin redde ik altijd mijn zoon, mijn eigen vlees en bloed. Maar na een aantal maanden, toen mijn zoon al een beetje kon zwemmen, was het mijn pleegdochter die ik in mijn dromen redde. Toen wist ik voor mezelf: dit kind en ik zijn aan elkaar gehecht. Dat is ook logisch, het is geen stoel die je even in huis haalt.
De pleegzorgbegeleiders proberen je wel te waarschuwen voor de dag dat je pleegkind misschien terug naar zijn biologische ouders gaat. Maar het is onmogelijk om je niet te hechten aan zo’n kind. Je staat er ’s nachts voor op, steekt er veel zorg, liefde en knuffels in. Als je die band niet hebt, zou dat allemaal ondoenbaar zijn.
De kinderen waren 12, 10, 4 en 3 toen mijn man ons verliet. De jeugdrechter vroeg me of mijn nieuwe situatie wel het beste bad was voor een pleegkind. Maar het zou pas echt een drama geweest zijn als we ook afscheid hadden moeten nemen van Free. Dus vroeg ik zes weken tijd om te bewijzen dat ik het als alleenstaande moeder aankon.
Vandaag is Free zeventien. Voor haar achttiende verjaardag kan ze een aanvraag indienen om in ons gezin te blijven tot na haar studie, wat ze van plan is te doen. Ze noemt mij gewoon mama en ik haar mijn dochter. Mijn vader ziet haar als zijn kleindochter. In het begin dachten we ‘mama An’ te gebruiken, omdat ze ook nog contact heeft met haar moeder. Maar in de praktijk gebruikte ze altijd ‘mama’. Ik begrijp dat, een kind wil niet anders zijn onder vriendjes en ‘mama An’ zou meer vragen oproepen.
Met haar moeder hebben we een goed en correct contact. Zij is mij ontzettend dankbaar voor wat ik doe en tegelijk is ze heel trots op haar dochter. Ik stuur haar af en toe een foto, of schoolrapporten. Ze vertrouwt mij en zal zich nooit bemoeien met de beslissingen die ik neem, maar ik breng haar altijd wel op de hoogte. Ik zeg Free altijd dat het feit dat haar mama haar kon loslaten en wist op te geven voor pleegzorg het mooiste bewijs is dat ze haar dochter doodgraag ziet. Je kind opgeven is het moeilijkste ter wereld. Veel moeders doen er nadien alles aan om hun kind terug te krijgen, ook als ze er eigenlijk niet voor kunnen zorgen. De moeder van Free is gewoon gelukkig als haar kind gelukkig is. Dat is het geval. En zelf zou ik me niet meer kunnen inbeelden dat ze hier de voorbije vijftien jaar niet geweest zou zijn.”
Free is om privacyredenen een schuilnaam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier