Ondanks alle doemberichten: de wereld is nog niet om zeep
Het gaat best goed met de wereld. Vooruitgangsoptimisten verheffen steeds meer hun stem: ‘Nooit eerder leefden zoveel mensen zo lang, gezond, vrij, welvarend en vredig.’
Bloedige burgeroorlogen, terrorisme, luchtvervuiling, kinderen die sterven van de honger, tweets van Trump. Wie al eens een krant openslaat of het journaal bekijkt, ziet vooral treurnis en ellende. Je zou voor minder moedeloos worden. Zie je wel, de wereld gaat naar de verdoemenis! Ik beken, ik ben soms ook een doemdenker. Precies daarom ben ik blij, misschien zelfs opgelucht, dat ik af en toe stemmen hoor die zeggen dat het stap voor stap, jaar na jaar, beter gaat in de wereld.
‘Nooit eerder leefden zoveel mensen zo lang, gezond, vrij, welvarend en vredig’, zegt filosoof Maarten Boudry, van wie in het voorjaar het boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat verschijnt. ‘Dat geldt in de eerste plaats voor het rijke Westen, maar in steeds grotere mate ook voor de rest van de wereld.’ Toch kijken we vooral met angstige ogen naar de toekomst. Waarom? ‘Wat hun persoonlijke leven betreft, zijn de meesten blijmoedig, zorgeloos en optimistisch’, zegt Boudry. ‘Als het de samenleving als geheel betreft, zetten mensen hun roze bril af en ontpoppen ze zich tot onverbeterlijke zwartkijkers. Sociologen vatten de paradox als volgt samen: met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’
Ook al zegt ons gevoel misschien iets anders, als je kijkt naar feiten, cijfers en rationele argumenten, gaat het met ‘ons’ niet bijster slecht. Dat is ook de boodschap van Hans Rosling. Deze Zweedse arts en hoogleraar internationale geneeskunde die in 2017 overleed, wijdde de laatste jaren van zijn leven aan het boek Feitenkennis. Tien redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan je denkt. Ons ‘overdramatische wereldbeeld’ is moeilijk te veranderen omdat het wordt veroorzaakt door de manier waarop onze hersenen werken, schrijft Rosling. We blijven geloven dat het bergaf gaat met de wereld omdat mensen nu eenmaal een natuurlijke neiging hebben om negatief te denken. Omdat we ons sneller laten leiden door angst in plaats van door feiten, omdat we de wereld graag in twee delen (‘rijk en arm’, ‘goed en slecht’), omdat we door ons lotsinstinct geloven dat sommige dingen onveranderlijk en onveranderbaar zijn. Dat zorgt voor een stressvol en misleidend beeld. ‘Natuurlijk moeten we ons nog steeds grote zorgen maken’, zegt Rosling. ‘Zolang er vliegtuigongelukken zijn, krankzinnige dictators, giftige afvalstoffen, journalisten in de gevangenis en meisjes die geen onderwijs krijgen vanwege hun geslacht, zolang zulke verschrikkelijke dingen bestaan, kunnen we niet achteroverleunen. Maar het is even belachelijk en even stressvol om de vooruitgang die wel geboekt is te negeren.’ Zeven redenen dus om (even) wél hoopvol naar de toekomst te kijken.
1. We leven steeds langer
En dan hebben we het niet alleen over de elf miljoen Belgen die op de beste gezondheidszorg kunnen rekenen, maar over de hele wereldbevolking. ‘In élk land ter wereld is de levensverwachting de voorbije tweehonderd jaar veranderd’, schrijft Hans Rosling in Feitenkennis. ‘De gemiddelde levensverwachting over de hele wereld is vandaag 70 jaar. Meer nog: er zijn tegenwoordig geen landen meer met een levensverwachting onder de 50 jaar.’ Dat was vroeger wel even anders. In het jaar 1800 lag de gemiddelde levensverwachting overal ter wereld rond de 30 jaar. Van alle baby’s die werden geboren, stierf ongeveer de helft in de kindertijd. Het grootste deel van de andere helft stierf tussen de 50 en de 70 jaar. Voedselgebrek, de afwezigheid van sanitaire voorzieningen en genadeloze ziektes maakten het leven wreed en vaak erg kort. Hoewel de leefomstandigheden wereldwijd verbeteren, zijn vervuild water en gebrekkige sanitaire voorzieningen vandaag nog steeds rasechte killers . Er sterven jaarlijks een half miljoen kinderen onder de vijf jaar aan ziektes als diarree en tyfus als gevolg van onhygiënische omstandigheden. Prima plan dus van Bill Gates om met zijn Bill & Melinda Gates Foundation miljoenen te investeren in een ‘reinvented toilet’ dat uitwerpselen verwerkt tot meststoffen en schoon water.
2. Steeds minder mensen leven in armoede
Vervang ‘steeds minder’ door ‘nog steeds veel’ en de bewering klopt ook. Toch kun je niet ontkennen dat de armoede wereldwijd afneemt en blijft dalen. ‘De afgelopen twintig jaar is het aantal mensen dat in extreme armoede leeft bijna gehalveerd’, schrijft Rosling. ‘De overgrote meerderheid van de wereldbevolking leeft ergens in het midden van de inkomensschaal. Misschien zijn zij niet wat wij beschouwen als de middenklasse, maar ze leven niet in extreme armoede. Hun dochters gaan naar school, hun kinderen worden ingeënt, ze leven in gezinnen met twee kinderen en willen naar het buitenland op vakantie, niet als vluchteling.’ Hand in hand met de armoededaling gaat ook het geboortecijfer naar beneden: wie ontsnapt uit de armoede, beslist meestal om minder kinderen te krijgen. Mede daardoor zal de wereldbevolking niet blijven groeien, zoals ze de voorbije eeuwen gedaan heeft.
3. Kanker wordt meer en meer een chronische ziekte
Dat we langer leven, vinden we goed nieuws. Dat we daardoor meer kans hebben om kanker te krijgen – het risico stijgt met de leeftijd – is een bikkelhard gevolg. Maar ook hier mogen we steeds optimistischer zijn. De kans dat kanker, net zoals aids, een behandelbare, controleerbare aandoening wordt, zit er volgens experts dik in. ‘We staan echt op een kantelpunt’, zegt Filip Lardon, diensthoofd van het Centrum voor Oncologisch Onderzoek (CORE), hoogleraar en vicerector van de Universiteit Antwerpen. ‘Vandaag kunnen we 60% van de kankerpatiënten genezen. Over tien jaar hopen we dat dat 80% zal zijn. Dankzij de (bio)medische en technologische vooruitgang weten we steeds beter hoe een kankercel eruitziet, hoe ze werkt en zich ontwikkelt. Kanker zal nooit verdwijnen, maar ik geloof wel dat we er een behandelbare, of op z’n minst chronische aandoening van kunnen maken die we met medicatie onder controle kunnen houden.’
4. Er zÃjn alternatieven voor fossiele brandstoffen
We weten het intussen wel: om de klimaatopwarming enigszins onder controle te houden, is het hoog tijd dat iedereen die veel broeikasgassen uitstoot daar zo snel mogelijk mee stopt. Dat kán ook, bijvoorbeeld door geen fossiele brandstofwagens meer te produceren. Elektrisch rijden is nog geen volwaardig of voldoende democratisch alternatief, maar daar komt steeds meer verandering in. ‘De hoge batterijkosten zullen blijven dalen, waardoor elektrische voertuigen binnenkort ook zonder overheidssteun financieel interessant zullen zijn’, zegt Pieter Boussemaere in het boek Tien klimaatacties die werken. ‘Uiteindelijk zal ook de aankoopprijs zelf onder die van de fossiele wagens duiken. Naar verwachting zal dat tussen 2025 en 2029 gebeuren.’
Als we alleen nog elektrische wagens op onze wegen willen, moet de stroomproductie flink omhoog, maar ook dat is volgens Boussemaere niet onmogelijk. ‘Het Europees Milieuagentschap berekende dat er in Europa 9,5% meer elektriciteitsproductie nodig is om 80% van alle wagens op elektriciteit te laten rijden. Voor België gaat het over 13%. Dat is zonder meer een haalbare kaart.’ Natuurlijk zijn er voorwaarden. De elektriciteit waar we onze e-auto op laten draaien is liefst hernieuwbaar, het lithium uit de batterijen moet gerecycleerd worden – wat perfect mogelijk is – en als het even kan, verdwijnt kobalt uit de batterij wegens erg vervuilend en al te vaak ontgonnen in mensonwaardige arbeidsomstandigheden. Ook dat is volgens Boussemaere geen onmogelijke opdracht: ‘Alle mogelijke milieuproblemen rondom batterijen zijn oplosbaar. Het is op alle vlakken veel makkelijker om een elektrische auto te vergroenen dan een gewone auto met zijn fossiele brandstoffen.’
5. Er zitten meer meisjes op de schoolbanken
Het glazen plafond is hardnekkig, maar de druk erop neemt toe. Of dat is toch wat deze vaststelling doet vermoeden: er zitten meer meisjes dan ooit op de schoolbanken. Voor Hans Rosling is dat een krachtig argument dat de wereld aan het verbeteren is. ‘Als vrouwen onderwijs hebben gevolgd, gebeuren er allerlei prachtige dingen in een samenleving. De beroepsbevolking wordt diverser en kan betere beslissingen nemen en meer problemen oplossen. Goed opgeleide moeders krijgen minder kinderen en meer kinderen blijven in leven. Er wordt meer energie en tijd geïnvesteerd in het onderwijs van elk kind. Het is een zichzelf versterkende veranderingscyclus.’ Inmiddels hebben de meisjes hun achterstand bijna volledig weggewerkt: 90% van de meisjes in de lagereschoolleeftijd gaat naar school. Voor jongens ligt dat cijfer op 92%.
6. De wereld is een veiligere plek geworden
Voor de mensen in Syrië en Jemen biedt het geen troost, maar we leven in de meest vreedzame decennia van de menselijke geschiedenis. ‘De wereld is nog nooit zo veilig en weinig gewelddadig geweest als nu’, schrijft Rosling. ‘Als je naar het nieuws kijkt, is het bijna onmogelijk te geloven, maar het aantal conflicten en doden als gevolg van conflicten is lager dan het ooit is geweest.’ Moorden zijn verantwoordelijk voor 0,7% van alle sterfgevallen, terrorisme voor 0,05%, vliegtuigongelukken voor 0,001%. Kort gezegd: het is waarschijnlijker dat je overlijdt op de E40 rond Brussel of van de baan gereden wordt door een dronken chauffeur, dan dat je sterft in een oorlog of bij een terroristische aanval. Ook het aantal doden als gevolg van natuurrampen is de afgelopen honderd jaar wereldwijd meer dan gehalveerd. Niet omdat er minder natuurrampen zijn, wél omdat steeds meer landen zich steeds beter kunnen beschermen tegen die natuur dankzij betere huizen, betere opleidingen en betere waarschuwingssystemen.
7. Robots gaan ons hélpen
Je kunt heel erg bang zijn van robots en artificiële intelligentie, of je kunt er de mogelijkheden van zien. Bram Vanderborght, professor robotica aan de VUB, doet het laatste. ‘De stijgende welvaart in de wereld brengt maatschappelijke uitdagingen met zich mee, zoals vergrijzing en toenemende ouderenzorg. Zorgrobots en huishoudrobots kunnen ons daarbij ondersteunen. Bedoeling is niet dat robots ons zullen vervangen, maar dat robot en mens samenwerken. Een robot kan zware lasten dragen en wordt nooit moe, maar zal nooit zo creatief, handig of flexibel zijn als de mens. Die sterktes en zwaktes kunnen elkaar perfect aanvullen. Ook naar werkbaar werk toe zorgt robotica voor ontzettend veel kansen. Exoskeletten bijvoorbeeld kunnen de lichamelijke belasting van zorgverleners, maar ook van fabrieksarbeiders, schilders of bagageafhandelaars sterk verminderen. Machines kunnen geestdodend werk van ons overnemen, zoals het vergelijken van duizenden foto’s om ziektes als borstkanker op te sporen. We kunnen er wel degelijk voor zorgen dat de mens als winnaar uit de bus komt.’
Ook VDAB-baas Fons Leroy gelooft niet dat robots onze jobs zullen afpakken, wél dat ze onze jobs in de toekomst alleen maar spannender zullen maken. ‘Robots zijn baanbrekend, niet banen-brekend’, zegt hij in het boek No jobs. ‘Ze gaan ons begrip van het woord ‘job’ aan diggelen gooien, maar ze maken werken door mensen niet overbodig. Bij elk beroep, bij elke job, zullen er taken wegvallen die door robots overgenomen worden. Globaal, voor heel Europa, wordt ingeschat dat ongeveer 35% van de jobs uit taken bestaat die vatbaar zijn voor automatisering. Dat is heel wat anders dan zeggen dat 35% van de jobs zal verdwijnen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier