Neal Leemput
Leven als non-binair: ‘Je mag denken dat ik zal branden in de hel, maar ik kruip niet terug in een m/v-hokje’
‘Het is makkelijk om je op sociale media vrolijk te maken over transgenders, homo’s of om de beweging tegen de klassieke man/vrouw-opdeling weg te zetten als muggenziften’, zegt Neal Leemput. Hij pleit voor meer nuance en empathie in het debat over genderidentiteit.
M, V of X. Dat zijn de keuzes op het sollicitatieformulier wanneer er, naast naam, familienaam en e-mailadres, ook naar mijn genderidentiteit gevraagd wordt. Ik kan ook non-binair, genderqueer of genderfluïde aankruisen. Facebook biedt tegenwoordig zelfs meer dan 56 opties.
Waarom ze dit zo graag willen weten, is mij een raadsel. Het lijkt me vrij onbelangrijk. Maar goed, ik moet iets invullen. Ik denk even na en klik, vrij zeker, op ‘non-binair’.
Veel mensen vinden dit muggenziften. Ze zeggen: ‘Jij ziet eruit als een man, je kleedt je als een man, jij bent een man.’ Ik vind de waarheid echter iets genuanceerder.
‘Je mag denken dat ik zal branden in de hel, maar ik kruip niet terug in een m/v-hokje’
Een koning kruist zijn benen niet
Ik ben acteur. Af en toe geef ik toneelles aan kinderen. Ik probeer hen de basis van het acteren aan te leren: emoties, personages, tekstzegging. Onlangs maakten we een toonmoment voor de ouders. We zouden een moderne versie van het kerstverhaal brengen.
In scène 5 zien we de koning in het paleis. Hij zit, almachtig, op zijn troon en bekijkt het schouwspel dat zich voor zijn ogen afspeelt. De koning wordt gespeeld door een jongetje van 8. De troon waarop hij zit, is veel te hoog, waardoor hij met zijn tippen net niet aan de grond komt, zijn rug half krom. Kortom: niet koninklijk en almachtig, eerder ongemakkelijk en klungelig.
De eenvoudige oplossing – ‘Ga maar gewoon met je rug tegen de leuning zitten en kruis je benen over elkaar’ – bleek geen oplossing, want ‘mijn mama zegt dat enkel meisjes zo mogen zitten’. ‘Wat?’, vraag ik in een soort defensieve reflex. ‘Mijn mama zegt dat alleen meisjes hun benen zo kruisen, dat ik dat niet mag doen’, herhaalt hij.
Het katapulteert mij terug naar 20 jaar geleden. Naar mijn persoonlijke angst om mijn benen te kruisen omdat ‘dat voor meisjes was’, hoewel ik vond dat het erg comfortabel zat.
En ik dacht aan de zakenman die ik in de trein naar Brussel zag, een man die wel zijn benen kruiste. Ik herinner me dat mijn achtjarige ik dacht: ‘Zie je wel. Deze man is een man. Een succesvolle man. En hij kruist zijn benen. Het is helemaal niet voor meisjes.’ Toch spreidde ik mijn benen zo wijd mogelijk.
Het abnormaliteitencircus
Ik was heel jong toen ik besefte dat ik jongens leuker vond dan meisjes. Maar het dorp waar ik woonde was klein, conservatief. ‘Waar mannen, mannen zijn’, of ‘Waar iedereen normaal is’, of ‘Wat zullen de mensen daarvan zeggen?’. Ik heb talloze slogans bedacht voor de plaats waar ik opgroeide.
Mijn vader baatte het dorpscafé uit. Een bruine kroeg met voetbal op de buis, luid gebral aan de toog, ‘bier en tieten’. Hier waren de rollen en regels duidelijk. Mannen houden van voetbal en jongens huilen niet. Meisjes spelen met poppen en vrouwen moeten beschermd worden. Ik groeide op in het dorp waar clichés werden gemaakt en bevestigd.
De genderstereotypen die mijn kindertijd beheersten, waren zo dwingend dat ik vandaag nog steeds verkramp wanneer ik terugkeer naar het dorp om mijn familie te bezoeken
Af en toe streek ‘het abnormaliteitencircus’ neer in het café. De ‘enige’ homoseksueel van het dorp trad dan op als travestiet. Grote hilariteit. Aan het einde van ‘de freakshow’ konden de mannen ‘de borden uit hun broek halen’.
Ik zat in de hoek en keek toe. Ik was niet zoals de andere jongens. Ik was bang voor alles. Ik was niet sterk. Ik was niet stoer. Ik keek niet stiekem naar blote vrouwen en ik hield al zeker niet van voetbal.
Maar ik wilde ook geen meisje zijn, dus ik ging zitten, de benen wijd, en deed mee met de andere jongens. Ik wilde niet uitgelachen worden. En ik wilde zeker geen homo zijn. Want homo was een scheldwoord.
De genderstereotypen die mijn kindertijd beheersten, waren zo dwingend dat ik vandaag nog steeds verkramp wanneer ik terugkeer naar het dorp om mijn familie te bezoeken. Ik stap ‘mannelijker’, praat minder netjes en stel me stoerder op, wanneer ik mensen uit het verleden tegenkom.
Strandjanetten, choco’s en mietjes
In de regel zijn ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ adjectieven. Bijvoeglijke naamwoorden. Dat betekent dat ze iets beschrijven en deze beschrijving in zich dragen; dat ze eigenschappen bezitten.
‘Mannelijk’ zou dan ‘bezitter van een penis’ kunnen betekenen. Maar eigenlijk is dat niet waar; het gaat veel verder. ‘Hij gedraagt zich mannelijk’ betekent dat hij stoer is, onbevreesd, niet flauw, sterk, dominant.
We hanteren strikte definities, maar wat met iedereen die niet aan die definitie voldoet? Voor de mannen in mijn geboortedorp was het antwoord op die vraag heel simpel: ‘Dat zijn strandjanetten. Choco’s. Mietjes.’ Zo wordt de deur van de kast wel heel zwaar.
We hanteren strikte definities over wat ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ is, maar wat met iedereen die niet aan die definitie voldoet?
Misschien kunnen we gender meer als een spectrum gaan zien, als een schaal van 1 tot 5 bijvoorbeeld. Als 1 mannelijk is en 5 vrouwelijk, ben ik vermoedelijk een 3. En daar hoeft niets mis mee te zijn.
Ik heb daltonisme, een vorm van kleurenblindheid. Ik zie de wereld in kleur, alleen haal ik sommige kleuren door elkaar, kan ik ze soms niet benoemen of onderscheiden. Dat wil zeggen dat mijn beleving van de kleur ‘rood’ anders is dan die van anderen.
Toen ik als kind de stam van de boom rood kleurde en de blaadjes blauw, vroeg niemand om normaal te doen. Iedereen accepteerde dat ik de dingen anders zag, anders beleefde. Omdat het niemand pijn deed, omdat niemand er last van had. Misschien kunnen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ vanaf nu ook gewoon kleuren zijn?
Meer nuance
Begrijp me niet verkeerd: dit is geen pleidooi voor totale genderneutraliteit. De meeste jongens houden nu eenmaal van voetbal, de meeste meisjes spelen graag met poppen. Maar dat is niet altijd en voor iedereen het geval. Daarom is dit een pleidooi voor meer nuance, meer empathie en minder pasvormen.
Vandaag leef ik als een trotse homoseksuele man en vier ik mijn vrouwelijke kant in mijn artistiek werk. Anderen hebben minder geluk en worden nog dagelijks geconfronteerd met hokjesdenken
Het is makkelijk om je op sociale media vrolijk te maken over transgenders, homo’s of om de beweging tegen de klassieke man/vrouw-opdeling weg te zetten als muggenziften. Het is makkelijk om te vergeten welke impact vasthouden aan zo’n conservatief denkpatroon heeft op het leven van anderen, die zich niet meteen terugvinden in dat hokje.
Vandaag leef ik als een trotse homoseksuele man en vier ik mijn vrouwelijke kant in mijn artistiek werk. Anderen hebben minder geluk en worden nog dagelijks geconfronteerd met rigiditeit en principes.
Ik geloof daarom dat we dringend anders naar genderidentiteit moeten leren kijken, dat we naar een nieuw begrip van gender moeten. Een genuanceerd begrip. Vrijer, ruimer, minder rigide. Dat genderstereotypen eindelijk verleden tijd zijn en dat we evolueren naar een genderspectrum zonder oordelen, een waarin iedereen zichzelf kan vinden.
Je hoeft het niet met me eens te zijn. Je mag er rotsvast van overtuigd zijn dat je of man of vrouw bent. Je mag van mij zelfs denken dat homoseksualiteit of genderdysforie ‘psychiatrische aandoeningen’ zijn, waarvoor we ‘zullen branden in de hel’. Zolang je maar niet verwacht dat ik terug in dat m/v-hokje kruip.
Neals nieuwe voorstelling is te zien op het Villanova Festival, op 1 en 2 mei in DE Studio. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier