Lang leve de lachebek: ‘Mensen zonder humor hebben veel moeite met de wereld om hen heen’
Humor relativeert, ontspant, rebelleert, doorbreekt taboes, verbindt en laat ons onze ware aard zien, stelt filosoof Yves Bossart in zijn nieuwe boek. “We moeten bereid zijn om zelfs de dingen die ons heilig zijn belachelijk te maken.”
Wanneer heb je voor het laatst onbedaarlijk gelachen, en waarom? Vragen die niet zo vaak gesteld worden. Toch zijn ze interessant en misschien zelfs belangrijk. Er is vandaag ook weleens discussie over wat grappig is en wat niet, over waar we om mogen lachen en waar we beter geen moppen over maken. Daarom besloot de Zwitserse filosoof Yves Bossart om uit te leggen hoe ze in zijn vakgebied naar humor kijken, waarom we lachen en waarom dat zo belangrijk voor ons is.
Vooraleer we de filosofieboeken induiken, moeten we aanstippen dat humor niet hetzelfde is als lachen. We lachen voor het eerst ergens in de achtste, negende week na onze geboorte. Als kind doen we het zo’n vijfhonderd keer per dag, volwassenen scoren nog maar twintig lachsalvo’s per dag. Aangezien baby’s nog geen moppen begrijpen, is het duidelijk: in meer dan tachtig procent van de gevallen lachen we niet omdat we iets grappig vinden maar om sociale redenen. “We lachen zelden alleen”, schrijft Bossart. “Het is een uiterst sociaal fenomeen, een vorm van communicatie, een sociaal bindmiddel. Door te lachen of te glimlachen zeggen we: ik ben blij je te zien, ik heb het goed met je voor, ik begrijp je.” Wie samen lacht, deelt waarden en opvattingen. Je begrijpt elkaar zonder veel woorden. Op hetzelfde moment beginnen te schateren versterkt de samenhorigheid. Lachen is zelfs beter voor de teamgeest dan samen een touwenparcours afleggen, stelt Bossart. Bovendien kun je via grappen subtiel en luchtig kritiek geven, zonder dat het al te hard aankomt.
Bekijk het leven als neutrale toeschouwer en menig drama verandert in een komedie.
Henri Bergson
We lachen dus maar één keer op de vijf om iets wat grappig is. En wat we grappig vinden, kan dan nog heel erg verschillen. Een meisje van drie dat parmantig in de veel te grote schoenen van haar papa door de woonkamer loopt. Monica uit Friends die met een kalkoen op haar hoofd een dansje doet. Philippe Geubels die in een documentaire over alchoholisme lacht dat weddenschappen nog altijd over een bak bier en niet over geurkaarsen gaan. Arjen Lubach die een foto van minister Van Quickenbornes verjaardagsfeestje toont – een groep mannen van middelbare leeftijd in witte hemden en bermuda’s – en stelt dat het thema van het feestje diversiteit was. Het doet je spontaan lachen, maar je vraagt je nooit af waarom. Daar hebben we gelukkig filosofen voor.
Voor de emoties
Nu zijn de filosofen bij wie Bossart te rade gaat het niet helemaal met elkaar eens over waarom we iets grappig vinden. Plato, bijvoorbeeld, vond humor ietwat kwaadaardig, omdat we vaak om andere mensen lachen. Fransen en Nederlanders lachen om domme Belgen, Antwerpenaren lachen om ‘de parking’ en iedereen lacht om Amerikanen. Humor is dan een uitdrukking van een al dan niet subtiel superioriteitsgevoel, en leedvermaak kietelt onze zelfgenoegzaamheid: kijk eens hoe goed wij af zijn. Smos was in Safety First niet het scherpste mes van de groep, of denk aan Mr. Bean, die met één vinger pianospeelt tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Londen. Heel Fawlty Towers van John Cleese was zelfs op dat principe gebouwd. Maar niet alles wat grappig is, gaat over je beter voelen dan anderen. We lachen ook om dingen die niet bij elkaar passen, om het ongerijmde, legt Bossart uit.
“Als mensen of situaties buiten de norm vallen, vinden we dat grappig. De kleine voeten van het meisje contrasteren met de in verhouding reusachtige schoenen die ze draagt.” De Britse filosoof Francis Hutcheson zag ook humor in incongruentie, een confrontatie van bijvoorbeeld het waardige en het vulgaire. Neem de Britse actrice Miriam Margolyes, bekend van Harry Potter, die eruitziet als een doodbrave oma maar in talkshows haar medegasten shockeert met verhalen over hoe accidentele windjes een probleem zijn tijdens orale seks. De Franse filosoof Henri Bergson schreef in zijn essay Rire dat we lachen om stijfheid en regels als we iets anders verwachten, zoals de computer-says-no-grap uit Little Britain. Filosoof Simon Critchley suggereert dat we, als we lachen, dat ook altijd om onszelf doen: “Humor is dat je om jezelf lacht, dat je jezelf belachelijk vindt.” Om zanger Bruce Low te citeren: “Wie niet tegen een grapje kan, hoeft er niet op te rekenen dat hij serieus genomen wordt.”
Humor is de smeerolie van ons bestaan. Vandaar dat mensen zonder humor zoveel moeite hebben met de wereld om hen heen.
Midas Dekkers
“Bekijk het leven als een neutrale toeschouwer en menig drama verandert in een komedie”, schreef Bergson. We waren bijvoorbeeld neutrale kijkers bij Boris, het tv-programma waarin Jeroom, Jonas Geirnaert, Bockie De Repper en Boris Canada rondreisden op weg naar de laatste rustplaats van Boris. Het was een ontroerende, aangrijpende serie, die op onverwachte momenten ook zeer grappig was. Denk: kajakballet en ’s werelds grootste roeispaan. Wat ons meteen bij Sigmund Freud brengt, die humor als een uitlaatklep zag: door te lachen besparen we onszelf woede, irritatie, medelijden, ontroering of verdriet.
In zijn roman De naam van de roos schrijft Umberto Eco dan weer dat lachen de kunst van het vernietigen van de angst is. Wie lacht, is niet bang, dus in moeilijke tijden kan humor van pas komen als tegengif, schrijft Bossart. Grappen zijn noodzakelijk, noteerde ook bioloog Midas Dekkers in zijn boek Mens en dier. “Zeker in tijden van oorlog, dood en geestelijke nood. Het is de smeerolie van ons bestaan. Vandaar dat mensen zonder humor zoveel moeite hebben met de wereld om hen heen.” Tijdens de eerste weken van de lockdown in 2020 werden artikels met internetmopjes, memes en grappen over de situatie dan ook het meest aangeklikt op onze website.
Lach je vrij
De Amerikaanse Darwinkenner Daniel Dennett boog zich over de biologie van humor. Hij identificeerde het als iets dat het beloningssysteem in de hersenen stimuleert, net zoals goede muziek. Humor is plezier vinden in het opruimwerk in het brein. De tegenstrijdigheden en de chaos in ons bestaan kunnen tot een overbelasting van ons verstand leiden. Grappen helpen ons beter om te gaan met iets dat ons bevattingsvermogen te boven gaat. In die zin kan het hanteren van de scherts een levenskunst zijn.
“Het moeilijke is dat we vaak pas merken dat iets ‘om te lachen’ is wanneer we erom moeten lachen”, schrijft Yves Bossart. “Pas bij het lachen openbaart zich de belachelijkheid van iets. Anders gezegd: eerst komt de lach, dan het inzicht.” De grote kracht van humor is volgens hem dat we erdoor leren te relativeren. We zetten een stap achteruit en lachen om onszelf, een situatie en de wereld.
Witzen leggen onze ijdelheid bloot en laten zien hoe feilbaar we zijn. Ze houden ons een spiegel voor, zoals hiphopdanser Joffrey Anane doet. Als Afro-Belg met plaksnor en blonde pruik parodieert hij op TikTok en Instagram de Antwerpenaar die moeite heeft met de diversiteit in zijn stad. Stand-upcomedians, cartoonisten en satirici lachen om alles, van glutenintolerante millennials tot miljonairs die voetbalploegen kopen en van moslimfundamentalisten tot fans van Greta Thunberg.
Luim en lange tenen
Veel mensen die het mikpunt zijn van grappen of spot kunnen er zelf ook best om lachen. De Queen bijvoorbeeld, die een boterham met marmelade uit haar handtas haalt wanneer Paddington op de thee komt. Maar fundamentalisten en autoritaire leiders wantrouwen alles wat naar luim neigt. De Turkse president Erdogan reageerde als door een wesp gestoken op een filmpje waarin hij met Gollum uit The Lord of the Rings werd vergeleken. Donald Trump was naar het schijnt zo woedend toen president Obama een grap maakte over zijn obsessie met diens geboorteakte dat het hem nog vastberadener maakte om zelf aan het bureau van The Oval Office plaats te nemen. En laat ons de aanslag op Charlie Hebdo niet vergeten.
Dodelijk grappig
Er zijn mensen die onbedaarlijke lachbuien krijgen op begrafenissen. Zij hebben last van wat men de giggle loop noemt, schrijft Bossart. “De aandrang om te schuddebuiken op een moment dat het in feite ongehoord is. Ze krijgen zo’n lachstuip omdat ze een grote spanning voelen en die moeten loslaten.” Het is dus een puur fysieke reactie waar de persoon in kwestie weinig aan kan doen. Gedachten die door het hoofd spelen à la ‘nu niet in de lach schieten’ hebben een averechts effect. Ze maken de spanning alleen nog onhoudbaarder.
Los van deze afwijking gaat er een grote aantrekkingskracht uit van lachen waar dat duidelijk niet op zijn plaats is. Grappen zijn bij machte taboes te slopen, zoals die rond de dood. “Humor helpt ons de dingen bij hun naam te noemen, op een speelse en uiteindelijk zachte en liefdevolle manier, hoe gitzwart die humor ook is”, schrijft Yves Bossart. “Want we zitten allemaal in hetzelfde schuitje.”
Volgens de Engelse filosoof Simon Critchley is humor een uitgesproken modern idee dat onlosmakelijk verbonden is met de opkomst van de democratische samenleving in de achttiende eeuw. Kritisch denken en humor liggen dicht bij elkaar, schrijft Bossart. Grappen kunnen gangbare conventies ondergraven en tonen dat dingen heel anders kunnen zijn dan algemeen wordt aangenomen. Grappen zijn een belachelijkheidstest voor meningen, vond de zeventiende-eeuwse filosoof Shaftesbury. Zijn stelling was: waar we niet om mogen lachen, daar zouden we ook niet in mogen geloven. Humor was voor hem een basisvoorwaarde voor openheid en tolerantie. Hij was ervan overtuigd dat we ons over alles vrolijk mochten maken. “We moeten bereid zijn zelfs de dingen die ons heilig zijn belachelijk te maken”, schrijft Bossart. “Dan pas zien we of ze bestand zijn tegen de druk van het komische, of eronder bezwijken.”
Spelregels
Je mag volgens Bossart dus om veel lachen, maar er zijn wel voorwaarden. “Humor is een kwestie van smaak. Wat we grappig vinden is heel persoonlijk. Maar het is ook sterk aan context gebonden.” Wie niet op Twitter zit, zal niet gniffelen om de vraag ‘is het cake?’ en wie niet in het Vlaanderen van 1995 woonde, begrijpt niet wat er grappig is aan ‘Let the beast go!’ “Humor vraagt om een gedeelde taal, cultuur of wereld”, stelt Bossart. “Het antwoord op de vraag welke grappen we wel of niet mogen vertellen is ingewikkeld. Veel hangt af van wie de grap vertelt, met welke bedoeling, op welke manier en in welke context.” Als Kamal Kharmach in zijn eindejaarsconferentie vertelt hoe olijfolie volgens zijn mama de oplossing is voor elk probleem, is dat hilarisch. Zou pakweg Jacques Vermeire dezelfde grap vertellen over mevrouw Kharmach, dan zou het niet grappig zijn, want ze is niet zijn moeder. De sketches uit Loslopend wild zijn kostelijk omdat grappige vrouwen lachen om zichzelf, feminisme en mannen. Die van Benny Hill zijn dat vandaag iets minder.
Laster en eerroof, hoe komisch ook, kunnen wettelijk niet. Maar ook als een grap niet juridisch strafbaar is, kan ze toch ethisch fout zijn, stelt Bossart. Hij definieert twee regels om rekening mee te houden. “Voorkom schade en raak alleen de mensen die je wilt raken. Trap niet naar beneden maar naar boven. Satire mag zich richten op autoriteiten en machtige mensen, gevestigde instituties en personen, maar niet tegen zwakkeren, mensen die gediscrimineerd worden of minderbedeelden.” Als Ricky Gervais in The Office lacht om incompetente managers of grove grappen maakt over Hollywoodsterren tijdens de Golden Globes, dan trapt hij omhoog. Als hij lacht om mensen met een beperking of trans personen, krijgt hij de wind van voren, want dan trapt hij omlaag. Maar zelfs die regel is complex, vindt Bossart. “Door de sociale media leven we in onze eigen bubbel en raken we onze tolerantie voor andere visies en nuances kwijt. Wanneer slaat de strijd tegen discriminatie om in gekissebis over gevoeligheden?” Hij vindt dat we moeten wennen aan dubbelzinnigheid en vertrouwen op ons beoordelingsvermogen.
Lachende filosofen
Gevoel voor humor is een van de meest geciteerde eigenschappen van een partner als we aan het daten gaan. Door te lachen verliezen we even de controle. Wie grinnikt, ginnegapt of het uitproest, laat zijn ware aard zien. Om die reden is humor van cruciaal belang bij het vinden van een geschikte partner, schrijft Bossart. Zo heeft psycholoog en humoronderzoeker Willibald Ruch ontdekt dat absurde en onzinnige humor bij progressief denkende mensen meer in de smaak valt dan bij conservatieven. Bij iemand van de oude stempel scoor je dus niet met een grap van de Nederlandse cabaretier Herman Finkers à la “Ik ben nog steeds vrijgezel. Mijn schoonouders konden namelijk geen kinderen krijgen.”
Humor is een poging om afstand te nemen, van de wereld en van jezelf, hij trekt dingen in twijfel en zoekt nieuwe perspectieven.
In Een kleine filosofie van de humor concludeert Bossart dat humor veel gemeen heeft met filosofie. Ze draaien allebei om de kunst volwassen te worden zonder het kinderlijke gevoel van verwondering te verliezen. Humor is een poging om afstand te nemen, van de wereld en van jezelf, hij trekt dingen in twijfel en zoekt nieuwe perspectieven. Net wat ook de filosofie nastreeft. Ziedaar de reden, zo betoogt Bossart, waarom zowel filosofie als humor zo goed gedijen in crisistijden. Denken en lachen zijn allebei strategieën om de wereld aan te kunnen.
Een kleine filosofie van de humor van Yves Bossart (17,99 euro) verscheen bij Alfabet Uitgevers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier