Kunstenaar Anton Van Hertbruggen: ‘Ik besliste abrupt om alleen nog mijn zin te doen, en dat is schilderen’
Anton Van Hertbruggen (32), won de Boekenpauw met zijn prentenboek ‘Het hondje dat Nino niet had’. Er volgden opdrachten voor ‘The New York Times’ en andere gerenommeerde media en toch stopte hij er vijf jaar geleden mee. Op het tiende Grafixx-festival in Antwerpen toont hij zijn schilderijen.
“Ik lijd niet aan het leven, integendeel, ik vind het vaak fantastisch, maar onlangs dreigde ik behoorlijk ongelukkig te worden. Het leek erop dat het toch niet zou lukken om het illustreren in te ruilen voor het schilderen en ik overwoog zelfs om mijn atelier op te doeken. Al sinds ik een kleuter ben, weet ik diep vanbinnen wat ik moet doen: mijn wereld mooier en completer maken door hem visueel te herscheppen. Zo maakte ik in mijn derde jaar op Sint-Lucas een accordeonboek van de straten die ik nam om naar mijn vriendin te fietsen – we waren toen al samen. Aan de echte huizen, posturekes en bomen voegde ik elementen toe zodat ik mijn ideale versie van die straten creëerde.
Alles laten samenkomen in mijn werk: dat vind ik het leukste, en dat had ik in de kunsthumaniora volop kunnen doen. Ik was toen het meest geïnspireerd door werk van Michaël Borremans of Edward Hopper, dat mijn grootvader vele keren naschilderde. Toch maakte ik mezelf wijs dat Schilderkunst studeren zou betekenen dat ik alleen nog abstract of serieus zou mogen werken, en dus koos ik Illustratie, ook al had ik geen concrete ambitie om boeken te maken.
Mijn eindexamen, tien jaar geleden, vergeet ik nooit, want Joris Ghekiere, de aimabel ogende docent schilderkunde die mee had gejureerd, was enthousiast over mijn werk. Maar hij zei: “En als je dit nu eens schilderde? Dit zou ook autonoom werk kunnen zijn.” Dat terloopse advies zette mijn wereld op z’n kop. Voor het eerst werd schilderen een reële optie, maar – superverwarrend – min of meer tegelijk werd mijn debuut bekroond en kreeg ik opdrachten van The New York Times en andere straffe media. Jarenlang ging alles vanzelf, en het leek ridicuul of arrogant om zulke kansen niet te grijpen.
Een vriend waarschuwde me dat ik over tien jaar ofwel bevrijd zou zijn, ofwel doodongelukkig omdat ik kansen had laten schieten.
Tot ik minder en minder mijn ei kwijt kon in die dwingende beeld-bij-tekstcontext. Ik snakte ernaar niet langer digitaal, maar analoog, met mijn handen te werken. Vijf jaar geleden was ik zo gefrustreerd dat ik abrupt besliste om niets meer in opdracht, maar alleen nog mijn zin te doen: schilderen, in ’t groot! Een goede vriend waarschuwde me dat ik over tien jaar ofwel bevrijd zou zijn, ofwel doodongelukkig omdat ik die stroom aan kansen had laten schieten. Maar ik dacht koppig: fuck it.
Ik ging halftijds in een buitensportwinkel werken en maakte daarnaast schilderijen, jarenlang, zonder ze af te toetsen bij een publiek. Waarschijnlijk begon de onzekerheid daardoor. Zeker door corona had ik te veel tijd om na te denken. Ik zei het nooit hardop, maar de angst groeide dat ik de verkeerde afslag had genomen. Ik was toch goed geweest in illustreren? Ik had toch prachtkansen gekregen? Gelukkig herinnerde Joris’ advies me eraan dat dat nog niet betekende dat dat voor mij de juiste weg was. Hij – zelf een goede schilder – had iets in mij gezien, dus ik mocht erin geloven. Ik deed verder en kort daarna nodigde Grafixx me uit om mijn doeken te tonen in een zalige ruimte met witte muren en parket. Er zou veel volk komen – kortom, ik kreeg alles wat ik eigenlijk al tien jaar wilde.
Natuurlijk is het spannend – zal ik wel de bevestiging krijgen die ik zoek? Er is voor mij ook geen weg terug naar illustreren, want daarvan ben ik te ver afgedreven. Het zalige is: er is nu maar één weg meer: vooruit!”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier