‘Jij bent mijn moeder niet’: adoptie, tussen droom en realiteit
Wie een kind adopteert, doet dat met een hart vol liefde, maar soms is liefde niet genoeg. Sabine en Ilse, twee moeders van intussen volwassen adoptiekinderen, vertellen hun verhaal, inclusief de scherpe randjes die ze doorgaans liever voor zichzelf houden.
Sabine (63) is de adoptiemama van Dipa (33)
Dit is een trouwfoto van Stijn, en dit is Kasper met zijn vrouw en kinderen’, Sabine (63) wijst ze aan op de fotomuur in haar woonkamer. Van dochter Dipa (33) hangt er maar Ć©Ć©n foto, waarop ze als meisje van zeventien jaar lachend in de lens kijkt. ‘Ik heb geen recentere van haar’, zegt Sabine verontschuldigend. Ze heeft al jaren amper contact met haar adoptiedochter.
Dipa was net geen twee jaar toen ze vanuit een weeshuis in India in het gezin van Sabine en Eddy terechtkwam. ‘Naar de toenmalige adoptienormen was ze nog een baby. Nu weten we dat een kind op die leeftijd al grotendeels gevormd is.’ Dipa’s oudste broer Stijn, ook geadopteerd, was toen vijf. ‘Hij was pas drie dagen oud toen ik hem voor het eerst in mijn armen hield. Ik was overgelukkig dat ik eindelijk mama was.’ Sabine en Eddy wilden graag nog een tweede kind, dus schreven ze zich in bij een bureau voor buitenlandse adopties. Toen ze het blije nieuws kregen dat ze een meisje uit India zouden krijgen, had Sabine net ontdekt dat ze zwanger was van Kasper. Een complete verrassing, want ze kon eigenlijk geen kinderen krijgen. ‘Maar Eddy en ik hadden liefde op overschot en zagen een gezin met drie kinderen helemaal zitten.’
Onze deur zal altijd voor haar openstaan, dat heb ik haar laten weten, maar voorlopig neem ik even afstand
Sabine over haar adoptiedochter Dipa
Sabine mocht dan wel liefde op overschot hebben, ze had niet het gevoel dat Dipa daarop zat te wachten. ‘Als ik haar wilde knuffelen, verstijfde ze. Ik dacht: niet forceren, wie weet wat ze allemaal heeft meegemaakt. Maar het raakte me dat ze bij mijn man en mijn vader wĆ©l spontaan op schoot kroop.’ Tijdens haar kinderjaren bloeide Dipa open tot een vrolijk en vriendelijk meisje. ‘Ze kon wel enorm koppig zijn,’ vertelt Sabine, ‘en ik was erop voorbereid dat ze het in haar puberteit moeilijker zou krijgen. Maar ik had niet gedacht dat het zo erg zou zijn. Ze kreeg problemen op school, maakte thuis ruzie om het minste, verweet ons dat we haar geadopteerd hadden. Ze riep dat ze daar niet om gevraagd had, dat we haar in India hadden moeten laten en dat ze niet van plan was om ons dankbaar te zijn. Als ze kwaad was, en dat was ze dikwijls, riep ze: ‘Je bent mijn moeder niet!’ Ik heb avonden lang met haar gepraat: ‘Toe, zeg me wat je voelt en wat er zo moeilijk is, dan kan ik je misschien helpen.’ En: ‘Je bent mijn dochter, ook al ben je niet uit mijn buik geboren.’ Maar ik botste op een muur. We klopten aan bij een psycholoog. Ze ging er geregeld naartoe, maar thuis veranderde er niks.’
Toen Dipa zestien was, gingen Sabine en Eddy met haar naar India, in de hoop dat ze in haar geboorteland rust en antwoorden zou vinden. ‘Tevergeefs, het leek haar niet te interesseren. Misschien was ze nog te jong.’ Op haar zeventiende is Dipa thuis weggelopen om in te trekken bij een jongen op wie ze verliefd was. Die verliefdheid ging snel over, maar ze is nooit meer terug naar huis gekomen. Sabine: ‘Soms ga ik terug in de tijd en zoek waar we haar zijn kwijtgeraakt. Geen idee. Dipa aanvaardde niet dat we haar begrensden. Als ze haar zin niet kreeg, sloeg ze wild om zich heen.’
Niet alle vrienden en kennissen reageerden even begripvol toen de problemen met Dipa zich opstapelden. ‘Sommigen zeiden zelfs dat we het zelf gezocht hadden, door te willen adopteren. ‘Het blijft toch vreemd bloed’, werd er dan gefluisterd. Of: ‘Je weet nooit wie of wat je in huis haalt.’ Heel pijnlijk. En fout, weet ik uit ervaring. Stijn is ook geadopteerd, maar bij hem is het vanaf het begin schitterend verlopen. Ik sta er niet eens meer bij stil dat ik zijn biologische moeder niet ben.’
Als Dipa in de loop der jaren nog contact zocht met haar ouders of haar broers, was het vaak omdat ze geld nodig had. ‘We hebben haar nog een paar keer geholpen, maar op een dag houdt het op’, zucht Sabine. ‘Ze maakte schulden, pleegde diefstallen. Ze werkte zich steeds weer in de nesten. Onze deur zal altijd voor haar openstaan, dat heb ik haar laten weten, maar voorlopig neem ik even afstand. In de eerste plaats omdat ze altijd weer naar mij uithaalt als ze me ziet. Dat doet pijn. Ik ben misschien geen perfecte moeder geweest, maar ik heb haar met heel mijn hart graag gezien.’
‘Wat betekent Dipa voor jou?’ vroeg Sabine laatst aan zoon Kasper. ‘Op papier is ze mijn zus, maar gevoelsmatig ligt het anders. Daarvoor maakt ze te weinig deel uit van mijn leven’, antwoordde hij. ‘Ik begrijp hem’, zegt Sabine. ‘Ze is er nooit meer bij als we verjaardagen vieren, op familieweekend gaan, herinneringen ophalen. Jammer. Ze weet niet wat ze mist.’
Ilse (56) is de adoptiemama van Roel (28)
Roel was dertien maanden oud toen hij in Belgiƫ aankwam. Zijn roots liggen in Rwanda.
‘Voor we tot adoptie overgingen, hebben mijn ex en ik het uitgebreid gehad over onze oudergevoelens. We vroegen ons af: hoe word je mama en papa van een adoptiekind? Meteen of pas mettertijd? Dat jongetje uit Rwanda had onze genen niet en droeg een andere cultuur in zich. Het zou niet vanzelf gaan. Ik denk dat we ons vanaf het begin wilden wapenen tegen gevoelens van teleurstelling en mislukking.’
Op een koude winterdag in 1991 stonden Ilse en haar ex-man met kloppend hart op de luchthaven in Zaventem, samen met andere ouders die hun adoptiekind kwamen afhalen. ‘Er waren kleuters bij, maar ook kinderen van minstens zes Ć zeven jaar. Roel was een van de jongsten. Dertien maanden volgens de papieren, maar we hebben altijd het vermoeden gehad dat er geknoeid is met zijn geboortedatum en dat hij in werkelijkheid een paar maanden ouder is. Sowieso weten we weinig over zijn eerste levensjaar. Vader onbekend, moeder overleden, door zijn familie afgestaan voor adoptie. Dat is het zowat. Roel was zichtbaar ondervoed en had een brandwonde op zijn arm, maar was hij ook verwaarloosd of misschien mishandeld? We hadden er het raden naar. De kindstudies, die adoptieouders informatie geven over de achtergrond van hun kind, stelden in die tijd nog niet zoveel voor. Wij stelden ook weinig vragen. We waren allang blij dat de procedure snel rond was en dat we niet lang hadden moeten wachten op ons kind.’
Het was alsof hij wilde aftasten wanneer we zouden stoppen met hem graag te zien
Ilse over haar adoptiezoon Roel
Roel was het liefste en schattigste jongetje van de hele wereld, vertelt Ilse. ‘Als hij zijn armpjes om mijn nek sloeg en lachte, begon de zon te schijnen. Maar hij kon ook enorm explosief en agressief zijn. Zijn neefjes en nichtjes waren bang van hem. In de kleuterklas heeft hij andere kindjes tot bloedens toe gebeten en geslagen.’ Zolang Roel klein was, werd daar nog begripvol op gereageerd, maar vanaf de lagere school was er veel minder begrip. ‘Als er gevochten werd op de speelplaats, was onze Roel er steevast bij’, vertelt Ilse. ‘Ook als er iets verdwenen was uit een boekentas van een andere leerling, werd er meteen in zijn richting gekeken. Vaak terecht. Hij nam spullen van anderen zonder erbij na te denken, zo leek het wel. Speelgoed, geld, snoep, koeken. Wanneer we hem ernaar vroegen, ontkende hij alles. Zelfs als we het gestolen goed terugvonden in zijn kast, bleef hij volhouden dat hij van niks wist.’
Toch kon Ilse nooit lang kwaad zijn. ‘Roel was – en is – echt een goeie jongen. Superlief, behulpzaam, sociaal, vrolijk. Maar er was ook altijd dat donkere kantje waar we geen blijf mee wisten. Hijzelf trouwens ook niet. Ik voelde dat hij soms hopeloos met zichzelf in de knoop lag, maar hij kon of wilde daar niet over praten.’ Geduld was het toverwoord, zo dachten Ilse en haar man. En liefde, al leek hun zoon die steeds harder op de proef te willen stellen. ‘Alsof hij voortdurend wilde aftasten wanneer we zouden stoppen met hem graag te zien.’
Rond zijn veertiende ging het van kwaad naar erger. ‘Ik heb veel gelezen over adoptie en weet dat het niet uitzonderlijk is dat adoptiekinderen tijdens hun puberteit gaan bedplassen, spijbelen, stelen, drugs gebruiken. Roel heeft het hele rijtje afgewerkt. Wij konden niet anders dan machteloos toezien hoe hij almaar meer ontspoorde. Mijn ex en ik gingen daar op zo’n verschillende manier mee om dat een breuk tussen ons onvermijdelijk was. Hij nam meer afstand van de spanningen thuis en vluchtte in zijn hobby’s. Ik was alleen maar op Roel gericht, zocht overal hulp, wilde tot hem doordringen. Toen dat niet lukte, sukkelde ik in een depressie. Ik was ervan overtuigd dat het allemaal mijn schuld was, dat ik gefaald had als moeder. Soms dacht ik zelfs: waarom wilde ik zo graag een kind adopteren? En dan schaamde ik me, omdat ik zo dacht.’
Op zijn twintigste is Roel uit huis gegaan. Met slaande deuren. Hij logeerde bij vrienden, sliep in kraakpanden, woonde overal en nergens. Twee jaar later stond hij opnieuw bij Ilse voor de deur. ‘Ik heb hem zonder Ć©Ć©n woord uitleg te vragen in mijn armen gesloten, alsof hij pas de avond voordien was weggegaan. Hij heeft een week aan een stuk geslapen.’ Ilse heeft het gevoel dat het sinds zijn terugkeer beter gaat met haar zoon. Hij is rustiger en aanvaardt hulp, onder andere van zijn therapeut. En hij stelt zich voor het eerst in zijn leven kwetsbaar op: hij durft andere mensen dichterbij te laten komen. Ook Ilse. ‘Alsof hij in zijn jeugd nooit heeft willen geloven dat ik hem Ć©cht graag zag. Tot hij na zijn omzwervingen gewoon weer thuis kon komen. Ik denk dat hij zich nu pas aan mij durft te hechten.’
‘HET BODEMLOZE KIND, WAT EEN VRESELIJKE TERM’
Psychologe Miranda Ntirandekura Aerts: ‘We gaan er bij adoptie voetstoots van uit dat we een kind uit zijn vertrouwde context kunnen halen en dat het maar veerkrachtig genoeg moet zijn om zich snel en definitief aan te passen aan een nieuwe omgeving. Terwijl we het beter zouden omkeren: het is bewonderenswaardig dat een adoptie meestal wĆ©l goed verloopt.’ Miranda Ntirandekura Aerts werd zelf als meisje van bijna vijf geadopteerd door Vlaamse ouders. Vandaag is ze klinisch psychologe en werkt ze geregeld met adoptiekinderen en adoptieouders. Ze geeft ook vormingssessies over adoptie, onder andere over hechtingsstoornissen.
Omdat hechtingsstoornissen regelmatig voorkomen bij adoptiekinderen?
Miranda N. Aerts: ‘Vooral omdat er zoveel misverstanden bestaan. Zo worden adoptie en hechting vaak op Ć©Ć©n hoop gegooid. Als er problemen opduiken in de ontwikkeling van een adoptiekind, dan valt al snel het woord hechtingsstoornis. Meestal ten onrechte. Er is misschien wel een link tussen adoptie en hechting, maar daarom niet altijd een oorzakelijk verband. Er spelen bij een adoptie sowieso nog andere factoren mee, zoals vragen over je identiteit of moeten omgaan met het feit dat je werd afgestaan.’
Vanwaar die link tussen hechting en adoptie?
‘Het adoptiekind wordt toevertrouwd aan de zorg van mensen die het niet kent. Vroeger ging men ervan uit dat een kind pas herinneringen opbouwt vanaf het moment dat het kan praten. Nu weten we dat zelfs een baby al zintuiglijke indrukken opslaat: geuren, kleuren, geluiden, smaken. Als je van de ene dag op de andere in een totaal andere omgeving terechtkomt, kan dat uiteraard een bron zijn van stress en spanningen. Er kunnen kwetsbaarheden ontstaan die op hun beurt voor problemen kunnen zorgen. Gedrags-, communicatie- of relatieproblemen. Ook met de adoptieouders, juist omdat die zo dichtbij staan.’
Vroeger werd vaak de term ‘bodemloos’ gebruikt voor adoptiekinderen bij wie de liefde er los doorheen leek te vallen.
‘Een vreselijke term, want natuurlijk heeft iedereen een bodem. Daarom is een goede kindstudie bij adoptie zo belangrijk: hoe beter de adoptieouders geĆÆnformeerd zijn over de achtergrond van het kind, hoe beter ze kunnen inspelen op zijn of haar noden. En ook: hoe beter ze bepaalde gedragingen kunnen plaatsen. Stel dat een kind moeite heeft met het aanvaarden van autoriteit, regels en grenzen. Niet evident voor de ouders. Maar makkelijker te plaatsen als ze weten dat het kind in zijn eerste levensfase extreem zelfstandig was en al vroeg zijn plan moest trekken, uit noodzaak.’
Wat als je het gevoel hebt dat jij en je volwassen adoptiekind er niet uit raken?
‘Het is nooit te laat om hulp te zoeken, bij voorkeur bij iemand die ervaring heeft met adoptie-gerelateerde problemen. Voor de rest blijft het een moeilijke evenwichtsoefening: je kind onvoorwaardelijk graag blijven zien en het tegelijkertijd loslaten. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor adoptieouders.’
De vormingsavond van Miranda Aerts over hechtingsstoornissen bijwonen? Dat kan op 12 juni in Bierbeek en op 25 september in Ekeren. Meer info op de site van de Vereniging voor Adoptiekind en Gezin:vag.be
Steunpunt Adoptie vzw biedt als expertisecentrum informatie op maat en nazorg aan alle adoptiebetrokken. steunpuntadoptie.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier