Jean-Paul Mulders

‘Ik prijs mij gelukkig dat er nog kinderlijkheid in mijn oude ziel schuilt’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

In de krant staat te lezen: ‘Het is nu mogelijk om digitaal te controleren of u slapend geld bezit.’

Dat wil ik weleens weten, dus surf ik naar MyMinfin. Ik vraag mij af waarvan geld dat slaapt zou dromen. Wordt het bezocht door nachtmerries over uitbuiting en oorlog?

Terwijl ik denk aan geld dat zalig ligt te pitten, hoor ik een plof ter hoogte van het schuifraam. Nieuwsgierig ga ik kijken. Op het terras zit een bontgekleurd vogeltje aangeslagen voor zich uit te kijken. Een pimpelmeesje, gok ik. Mijn kater Harry, acht kilo droog aan de haak, beloert het begerig door de kier van het schuifraam. Hij lijkt zich nog af te vragen wie er voor wie schrik moet hebben, terwijl de machtsverhoudingen voor mij en het mezenjong duidelijk liggen. Niet eerder begreep ik zo goed de uitdrukking ‘een vogel voor de kat zijn’.

Snel sluit ik het raam, met de tegenwoordigheid van geest die ik een zeldzame keer kan hebben. Harry klauwt misnoegd tegen de ruiten. Een donzig bolletje en een grijs monster dat het aan stukken wil scheuren: soms zie je alle rotzooi van de wereld in één beeld samengebald. Wie bedacht de wetmatigheid die we het recht van de sterkste noemen? Moeder natuur, zeggen ze soms, maar ik vind haar een harde tante. Ze schept leven dat subliem is en rooft het weg met een gemak waar je rillingen van krijgt.

Ik prijs mij gelukkig dat er nog kinderlijkheid in mijn oude ziel schuilt.

In het algemeen ben ik geen grote fan van vogels. Ze hebben kraalogen, potsierlijke kuiven en hun gezang in alle vroegte is van een enthousiasme dat mij tegen de borst stuit. Ze sieren melige postkaarten en zijn een liefhebberij van mannen op leeftijd, die vogelaar worden wanneer er niet meer gevogeld wordt.

Toch kan ik niet goed verdragen dit meesje in doodsangst te zien verkeren. Zijn hartje klopt jachtig, maar voor de rest lijkt het ongedeerd. Ik pak Harry op en draag hem naar de keuken, waar ik hem trakteer op een portie natvoer. Hij schrokt het op en haast zich terug naar het schuifraam, vastbesloten de erfvijand alsnog te grazen te nemen.

Het pimpelmeesje blijkt gelukkig verdwenen. Maar in mijn herinnering komt het beeld naar boven van een ander vogeltje, dat ik in een andere tijd vermoord heb. De jongens van de wijk hadden kruimels gestrooid. Ze schoten met een luchtkarabijn op de vogels die daarvan kwamen eten – wreed als jongens van de wijk kunnen zijn. Ik was zes en vroeg of ik ook eens mocht proberen. Lacherig reikten ze mij het geweer aan. Ik schoot tot mijn verbazing raak en zag de grijze mus voor mijn ogen veranderen in een roodborst. “Hij heeft hem!” gilden de jongens. Ik zag het vogeltje stuiptrekken en schreide zoals nooit tevoren.

Nu heb ik het gevoel dat ik een schuld heb vereffend. Dat verschil heb ik dan toch kunnen maken, in een wereld waarin alles uit de klauw loopt en niets nog lijkt te werken. Het kan mij niet schelen of dat magisch denken is. Ik prijs mij gelukkig dat er nog kinderlijkheid in mijn oude ziel schuilt.

In de keuken ruim ik de verpakking op van het natvoer. Nu pas zie ik dat er staat: ‘Met malse stukjes gevogelte.’

Karma is een smeerlap met gevoel voor ironie. MyMinfin meldt nog dat ik geen slapend geld bezit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content