En plots verwacht je een tweeling: ‘Mijn slachtofferrol was bullshit, ik moest ervoor gaan’
Ongeloof en paniek. Dat zijn de meest voorkomende reacties bij ouders die te horen krijgen dat ze niet één, maar twee kinderen verwachten. Hoe gaan ze dat in godsnaam redden, fysiek, mentaal en financieel? ‘Tegelijk is een tweeling krijgen een cadeau. Het verlost je definitief van je perfectionisme.’
‘De jongens gunden ons pas na twee jaar een eerste ononderbroken nacht’
Chloé (38) en Koen (36) genieten na de eerste zware tweelingjaren van veel animo in huis.
‘Wat de natuur brengt, moet je ondergaan’, zegt Koen.
‘Hij vond het grappig, ineens een groot gezin krijgen, terwijl ik een paniekaanval kreeg’, glimlacht Chloé. ‘Ik dacht aan de risicovolle zwangerschap, het te kleine huis dat we aan het bouwen waren, onze pas nieuwe, maar te krappe auto. Huilend belde ik naar de meter van Ruun, onze dochter van toen anderhalf.’
Koen: ‘Ik stelde haar gerust: de tweeling kon een tijdje op één kamer – nu zes jaar later, in ons nieuwe huis, willen ze nog altijd samen slapen – en een nieuwe auto vonden we wel.’
Chloé: ‘Uiteindelijk was ik vrij zorgeloos zwanger. Alleen rond zes maanden vreesden de dokters dat ik zou bevallen en namen ze me op in het ziekenhuis. Maar de jongens bleven zitten en ze groeiden gelijkmatig. Het moeilijke aan de bevalling vond ik dat het rooskleurige van je pasgeborene op je borst krijgen er niet in zat. Ik had Cas en Sef maar heel even bij mij, want door hun vroeggeboorte moesten ze meteen naar de neonatale afdeling, waar ik ze pas een uur later terugzag, al gewassen en aangekleed.’
Koen: ‘Tegelijk waren we blij. In de couveuses vechten veel kindjes soms maandenlang voor hun leven, terwijl die van ons gewoon twee weken moesten aansterken. In de eerste kangoeroesessie met z’n vieren kwamen direct de warme, geruststellende gevoelens.’
Chloé: ‘Naar huis gaan zonder hen was natuurlijk lastig, maar het gaf ons een voorsprong. Nog even beter slapen…’
Koen: ‘… voor de vrije val. Cas en Sef deden nooit lange dutten en gunden ons pas na twee jaar een eerste ononderbroken nacht. Onze energie werd zo snel weggevreten dat we binnen de kortste keren balanceerden op het randje van crashen.’
Chloé: ‘Eén nacht moest ik de jongens allebei aan Koen geven omdat ik ze niet meer aankon.’
Koen: ‘Voor een babytweeling moet je sowieso met twee zorgen, en dat voor honderd procent. Als je er geen prioriteit van maakt, gaan er dingen stuk in je relatie of in jezelf.’
Chloé: ‘Ons grote geluk is dat we dat beseften en dat we goed omringd waren. Onze ouders en vrienden stelden al na drie weken voor om te babysitten. Ruun hadden we drie maanden bij ons gehouden, maar nu twijfelden we niet.’
Koen: ‘Door dat vroege logeren ontstonden er extra snel hechte banden. Vooral de grootvaders vonden onze boys al even speciaal als ik.’
Chloé: ‘Ik vond het ook iets hebben dat we na drie maanden naar de Ardèche reden, zelfs al stonden we ’s nachts te vloeken op de microgolf waarin we de flesjes moesten opwarmen. Altijd sleuren met twee maxicosi’s was ook heel zwaar.’
Koen: ‘Wat ons de kracht gaf om te blijven gaan, is dat unieke van een tweeling. Met onze jongens is alles dubbel zo hevig – ze hangen als aapjes aan elkaar en slapen nog altijd niet lang – maar ook dubbel zo schattig. Tot op vandaag zijn ze onafscheidelijk.’
Chloé: ‘Het is fijn om te weten dat ze altijd minstens één vriend zullen hebben. En dat het ons nooit zal ontbreken aan leven in huis.’
‘Mijn slachtofferrol was bullshit, ik moest ervoor gaan’
Zsofia (38) en Stijn (41) zagen in volle lockdown hun kroost aangroeien van één naar drie jongens.
‘Toen ik een jaar geleden die twee miniboelekes in m’n armen kreeg, was ik nog emotioneler dan bij de geboorte van Vince, onze eerste’, zegt Stijn. ‘Tegelijk verdwenen op slag de twijfels die we voor de geboorte hadden gehad.’
‘De eerste zes maanden van de zwangerschap was ik bijna depressief’, bekent Zsofia. ‘Toen de gynaecoloog bij de eerste echo ietwat opgewonden zei: ‘Het zijn er twee’, herhaalde ik alsmaar: ‘Dat wil ik niet.’ Een van de redenen was dat ik bang was dat ik het fysiek niet zou aankunnen, want enkele maanden na de geboorte van Vince was ik lamgelegd door plotse reuma: opgezwollen handen en voeten, me amper kunnen wassen of de baby verschonen. De hevige pijnen verdwenen door medicatie, maar die was zo zwaar dat ik een zombie werd.’
Stijn: ‘Daardoor hebben we lang niet over een tweede gepraat, maar toen Zsofia de medicatie had afgebouwd en zich weer goed voelde, beseften we dat een broer of zus voor Vince wel tof zou zijn, zeker omdat Zsofia zich als enig kind vaak alleen had gevoeld. We zouden het een jaar proberen en de natuur laten beslissen. Een maand later zaten we al op een wolk – tot die eerste echo dus.’
Zsofia: ‘Ik ging door een identiteitscrisis omdat ik vreesde dat de vrijheid waarop we zo gesteld waren definitief weg was en omdat ik mezelf totaal niet als een moederkloek zag. De kanteling kwam er pas maanden later, bij een verpleegster die mijn bloed trok, een zalige momma die zei: ‘ Twins? Darling, you are so blessed.‘ Dat kwam hard binnen. Ik ging ermee aan de slag bij mijn doula, een vroedvrouw die aanstaande moeders psychologisch begeleidt. Ze deed me plots hard vloeken op mezelf. Mijn slachtofferrol was bullshit, besefte ik, we hadden beslist om de baby’s te houden, dan moest ik er ook voor gaan.’
Stijn: ‘Ondertussen berekende ik dat we weliswaar de bovenste verdieping van ons huis niet meer konden verhuren – daar kwam de tweelingkamer – maar dat we de zwaardere lening net zouden aankunnen.’
Zsofia: ‘De rust die dat gaf, vond ik niet in het ziekenhuis. Ik had de best denkbare gynaecologe, maar ze wilde elk risico bezweren door me in te leiden op 36 weken. Ik wilde de natuur zo lang mogelijk haar gang laten gaan, en werd uiteindelijk ook gehoord. Emil en Morris kwamen op 38 weken natuurlijk ter wereld. Een zegen, want was ik vroeger ingeleid, dan had Morris met moeite 1,5 kilo gewogen en had hij de couveuse in gemoeten.’
Stijn: ‘Tijdens ons eerste intieme moment met vier zeiden we tegen elkaar hoe ondenkbaar het was dat het er maar één was geweest. Pas op, er volgden zware maanden. Vooral tijdens de eerste lockdown was ik soms wanhopig. Ik werkte thuis, onze energieke peuter mocht niet naar school en de baby’s vroegen fulltime aandacht.’
Zsofia: ‘Het goede is dat een tweeling je de zorg direct fiftyfifty doet verdelen en je definitief verlost van je perfectionisme. Dat is een cadeau. Soms heeft Vince een woedeaanval, is Morris net gevallen en begint Emil te huilen. Met één blik beslissen Stijn en ik dan: loslaten, lief zijn voor elkaar, of we worden gek.’
Stijn: ‘We zijn een hechte clan geworden. Emil en Morris maakten van ons ook doortastendere en dus betere ouders. Er is minder tijd om te pamperen, waardoor Vince alvast meer een plantrekker werd.’
Zsofia: ‘Vrijheid kreeg voor mij een andere invulling. Ik besef nu dat het niet per se gaat over eender wanneer naar eender waar kunnen gaan, maar over kiezen. Ik kies er nu voor om me vrij te voelen. En wat de moederkloek betreft: ik volg nu zelf een cursus om andere ouders te begeleiden. Misschien wordt het ooit een carrièrewending en moest de tweeling me daarop wijzen. De momma had gelijk: dit is een zegen.’
‘De tijd en moeite die je investeert betaalt zichzelf terug. Dries en Brecht zijn nu elkaars steun en alter ego’
Chris (59) combineerde de zorg voor vier kinderen met haar veeleisende job als professor neonatologie.
”Wat een mooie wittekoppen‘, verzuchtte ik toen mijn toenmalige man en ik op vakantie een gezin met vier blonde kinderen kruisten. Wist ik veel dat ik kort erna zelf zo’n gezin zou hebben’, glimlacht Chris. ‘Ik wilde altijd een groot gezin, maar je moet dat afwegen. Tijdens mijn opleiding tot pediater had ik twee dochters gekregen en sinds mijn specialisatie in neonatologie draaide ik vaak wacht- en weekenddiensten. Mijn man had ook een fulltimebaan.
Maar ik kan hard werken. Ik wilde een zwangerschap gerust combineren met mijn doctoraat en vond ons gezin toch completer met een derde erbij. Het was snel prijs, maar even snel voelde het zoals toen we een tweede probeerden te krijgen en ik een miskraam had. Ik dus naar de gynaecoloog in de volle overtuiging dat het afgelopen was, maar ze zei: ‘Zie je wat ik zie? Het zijn er twee!’ Ik duizelde terug naar mijn afdeling en belde mijn man. Die was meteen in hoerastemming.
Bij mij keerde het ook snel ten goede, al voelde ik wel de angst voor een vroeggeboorte. Als arts wist ik dat ik in zo’n geval mijn kinderen niet direct bij mij zou hebben. De intussen zo gepromote kangoeroezorg, waarbij de baby zo vaak mogelijk bloot op de blote borst van mama of papa ligt, was 27 jaar geleden nog niet ingeburgerd.
Ik beleefde ook weinig genot aan mijn zwangerschap, onder andere omdat de dubbele hoeveelheid hormonen me dubbel zo misselijk maakte. In het laatste trimester leek het wel een olifantendracht, maar dat zeg ik bijna verlegen, want anders dan veel mama’s van tweelingen kon ik mijn zwangerschap uitdragen. Brecht woog bij de geboorte 3,5 en Dries zelfs 3,8 kilo. Ik zie hier dagelijks hoeveel frêler ze hadden kunnen zijn.
Ouders van zulke kindjes druk ik op het hart elkaar goed te ondersteunen. Een tweeling – en zeker een premature tweeling – voeden, verzorgen plus de was en de plas doen, weegt zwaar door. Dat ervaarde ik zelf. Cocoonen zoals met mijn babydochters kon niet, want het praktische werk stopte nooit. Ik kreeg wel hulp, maar Brechts felle reflux zorgde ervoor dat ik zes maanden lang ook thuis nachtdiensten moest draaien. Daar werd ik niet happy van.
Gelukkig betaalt de tijd en moeite die je investeert zichzelf terug. Dries en Brecht zijn nu elkaars steun en alter ego. Ze vangen elkaar op als het eens wat minder goed loopt, wijzen elkaar terecht als ze iets belachelijks doen. Toen ze negen waren, ben ik gescheiden, maar ik kon daar altijd op een volwassen manier met hen over praten. Ze zijn eerder vrienden dan kinderen. Verrast worden door een tweeling is echt het mooiste dat mij ooit is overkomen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier