Het leven van kunstenaar Koen Vanmechelen in 6 allesbepalende zomers: ‘Alles is een aaneenschakeling van toevalligheden en ontmoetingen’

Koen Vanmechelen in Labiomista © Joris Casaer
Elke Lahousse
Elke Lahousse Journalist voor Knack Weekend

De zomers zijn altijd druk voor Koen Vanmechelen. Zo heeft hij het graag. Dit jaar staat hij niet één maar twee keer op de Biënnale van Venetië en broedt hij op een nieuw project met zijn kunstenpark Labiomista. Gesprek over de zomers die bepalend waren in zijn leven.

Dat hij ieder jaar verlangt naar de zomer. Een echte zomermens is. Kind van het licht. Niet van het donker. Dat hij geen doemdenker is. Niet de kunstenaar die ’s nachts creëert. Altijd het licht en het leven opzoekt. Dat alles antwoordt Koen Vanmechelen (59) op de vraag of hij iets heeft met het seizoen zomer. Dat hij werd geboren in augustus, in 1965, speelt allicht ook mee.

Kunstkenner Jan Hoet zei ooit dat Van­mechelen een omgekeerde romanticus is. ‘De pure romanticus schept een paradijs en verheerlijkt het leven, maar stilaan brokkelt dit geloof af’, zegt de kunstenaar. ‘Ik ga omgekeerd te werk. Ik vertrek vanuit een puinhoop, maar haal daar altijd nieuwe ideeën en inzichten uit. Ondanks de tegenslagen die ik ook meemaak, geeft het leven mij continu energie. Licht. De drang om te scheppen. Dus ja, de zomer is mijn seizoen wel.’

Op het terrein van Labiomista, de altijd evoluerende kunstsite in Genk en het levenswerk van Koen Vanmechelen, moet de kunstenaar niet lang nadenken over de vraag welke zomers allesbepalend geweest zijn in zijn leven.

De zomer van 1976: ‘We moeten een 
vlag hebben zoals 
de koning’

Koen Vanmechelen met zijn mama en een kip op zijn schouder.
Koen Vanmechelen met zijn mama en een kip op zijn schouder. © GF

‘Als kind waren mijn zomers gevuld met zoektochten naar eieren om uit te broeden in de broedkast die ik, in 1976, van mijn nonkel had gekregen. Ik was elf toen ik in onze buurt in Sint-Truiden van de ene boer naar de andere trok om eieren te vragen van hun kippen of eenden. Mijn ouders werden daar gek van. Ik was het jongste kind van vier en zocht altijd een reden om thuis te ontsnappen. “Wij moeten een vlag hebben zoals de koning,” zeiden mijn ouders, “als de vlag wappert, dan weten we tenminste dat Koen thuis is.” De zomervakantie was voor mij een moment van vrije tijd en avontuur. Ik deed niets liever dan dit soort experimenten. Het krijgen van die ene broedkast heeft mijn verdere leven bepaald.

‘Op een dag was ik thuis zelf een kippenhok aan het maken. Plots kwam een stuk ijzerdraad waarmee ik aan het slingeren was, achter mijn oogbol terecht. Ik had mijn zicht kunnen verliezen, of mijn brein kunnen beschadigen, maar ik heb de draad er gewoon uitgetrokken en verder gewerkt. Ik had geluk. Misschien is dat het moment dat ik kunstenaar ben geworden.’

‘Vele zomers heb ik, samen met een van mijn broers, kippenhokken zitten maken. Houten balken, ijzerdraad, deurtje. Gaandeweg begon ik na te denken over vrij zijn en gevangen zitten. Open en gesloten. Het besef dat wij gevangenissen creëren voor levende wezens was ontnuchterend. Maar als kunstenaar hou ik wel van contradicties. Een goed kunstwerk draagt conflict in zich. Het is de spanning van een werk dat je bezighoudt.’

‘Mijn vader, zelf een abstract kunstenaar, zei ooit: “Zorg altijd dat je een visie hebt. Als iemand je komt vertellen hoe schoon je sokkel gemaakt is, of hoe proper alles afgewerkt is, dan heb je een probleem.” Dat heb ik altijd onthouden.’

De zomer van 1985: ‘Ooit trouw ik 
met dat meisje op 
de dansvloer’

Koen Vanmechelen en zijn eerste vrouw Inge.
Koens eerste vrouw Inge overleed in 2019. Hier zijn er op een van hun reizen in Marrakesh. © GF

‘Een jaar voordat ik in Antwerpen op kot zou gaan, ging ik met een kameraad op stap in de stad. We zaten aan de toog van een café, er werd gedanst. “Dat meisje op de dansvloer wordt ooit mijn vrouw”, zei ik tegen mijn vriend. “Wat zeg jij nu?” was zijn verbaasde reactie. Het meisje heb ik die avond niet aangesproken, maar een jaar later, in 1985, ging ik op kot. Mijn studio lag op de derde verdieping. Wie zag ik in de kamer tegenover mij toen ik mijn deur opende? Inge. Dat meisje van op de dansvloer. Twee maanden later waren we samen.’

‘Ik geloof niet in tovenarij of magie, maar wel in toeval, in energie, in een vorm van telepathie. Inge en ik zijn vijfendertig jaar samen geweest. Ons hele leven samen was vreugde en verwondering. In 2019, op haar drieënvijftigste, overleed ze aan kanker. Ze werkte jarenlang als regioverantwoordelijke voor het Wit-Gele Kruis, maar stapte de laatste twee jaar van haar leven in mijn universum, om Labiomista mee uit te werken. Zonder haar inbreng was deze plek niet geworden wat ze nu is. In heel haar leven heeft ze een grote invloed op de sociale dimensie van mijn projecten gehad.’

“Jullie moeten samen over de dood praten”, zeiden psychologen ons toen Inge terminaal was. “Waarom zouden we praten over iets dat we niet kennen?” was Inges reactie. Uiteraard hebben we diepe gesprekken gevoerd, maar kiezen voor het leven was voor haar altijd optie één. Daarom ben ik vandaag ook in staat om verder te gaan zonder haar. Ik leef voort op haar energie.’

Ik geloof niet in tovenarij of magie, maar wel in toeval, in energie, in een vorm van telepathie.

Koen Vanmechelen

‘Haar ziekte is in fases gegaan. Gaandeweg kon ze niet meer fietsen, wandelen, zien. Inge heeft heel erg afgezien. Toch heeft ze mij nooit het gevoel gegeven dat het leven het niet waard was te leven. Andere mensen die zoiets meemaken, stappen soms in het verdriet. Dat is begrijpelijk. Je weet op voorhand nooit hoe je gaat reageren als het einde van je leven nabij is. Als zorgverlener had Inge natuurlijk al veel leed gezien. Ze kon vergelijken met wat anderen meemaken. “Ik had het wel wat langer gewild,” zei ze, “maar ik heb een fantastisch leven gehad.” Dat ze dat zo kon zeggen, vond ik toch van een ander niveau.’

De zomer van 1999: ‘Misschien zit de witte oorfazant achter die struik?’

Koen Vanmechelen en witte oorfazant
In Tibet op zoek naar de witte oorfazant. © Studio Leyssen

‘De meeste mensen kennen mij van het Cosmopolitan Chicken Project. Dat is een voortdurend project waarbij ik door het kruisen van kippenrassen op zoek ga naar de universele kip. Een kip die, door al die kruisingen, de genen van alle kippen in zich draagt en daardoor een sterkere immuniteit, fertiliteit en diversiteit heeft. Ik begon ermee in 1999 en praat al 25 jaar over dat project. Het heeft me al overal ter wereld gebracht. Vorig jaar nog hebben we kippengenen uit Bangladesh aan het project toegevoegd. Ik heb pas recent verteld dat er een tweede luik aan het verhaal is. Dat gaat over de witte oorfazant. Deze zomer wil ik in Labiomista een parcours openen waar bezoekers kunnen bijleren over de witte oorfazant.’

‘Om te weten waarom moeten we terug naar de zomer van 1999. Tijdens die zomer maakte ik met Inge een reis door het Himalaya-gebergte in Tibet. Aan de voet van de Himalaya leefde duizenden jaren geleden de oerkip. Op een zeker moment kwam die uit de jungle naar de mens en raakte het dier gedomesticeerd en verspreid over de hele wereld. Sommige van die oerkippen klommen echter tot aan de top van de Himalaya en ontwikkelden zich daar tot een zeldzame fazantensoort, de witte oorfazant.’

‘In de zomer van 1999 wilde ik die vogel gaan zoeken. Inge en ik deelden een liefde voor reizen en deze expeditie door de Himalaya, waar we met olifanten, tenten en gidsen op zoek gingen naar die witte oorfazant, was een van onze meest memorabele trips. Dat je als kunstenaar zoiets onderneemt, is nog begrijpelijk. Maar dat mijn vrouw even enthousiast was over de onderneming, vol energie door die bergen trok, achter elke struik keek om te zien of dat dier daar zat, vond ik bijzonder.’

‘We hebben de fazant toen niet gevonden, maar tijdens een latere reis bezocht ik de zomertempel van de dalai lama in Lhasa. Rond die tempel lag een dierenpark met daarin drie kooien met een vos, een adelaar en de witte oorfazant. Die laatste was een geschenk van de boeddhistische bevolking aan de dalai lama en bleek symbool te staan voor puurheid en fertiliteit. Meteen voelde ik: dit verhaal is waarom ik onbewust op zoek wou naar die vogel.’

‘Het fascineerde mij dat het ene wilde dier, de kip, naar de mens was gegaan en het meest gedomesticeerde dier ter wereld was geworden. En dat het andere dier, de witte oorfazant, naar de boeddhisten was gegaan en wild was gebleven. Ik zag daar een spanning tussen realiteit en spiritualiteit. Weer die contradictie die me zo aanspreekt.’

‘Vijfentwintig jaar is het door mijn hoofd blijven spoken dat ik iets wilde doen met de witte oorfazant. Maar ik wist niet wat. Een paar jaar geleden kreeg ik telefoon van een man in België die witte oorfazanten had. “Jij bent ooit bij me op bezoek geweest,” zei hij, “maar nu ga ik sterven en je mag mijn vogels hebben.” Zo gaat het altijd in mijn leven. Alles is een aaneenschakeling van toevalligheden en ontmoetingen.’

‘In Labiomista lopen nu witte oorfazanten rond en daar wil ik uiteraard meerdere projecten rond maken. We maakten al het Book of Genomes, een boek met de miljoenen unieke DNA-codes van mijn gekruiste kippen erin, met de hand uitgeschreven door vele mensen, in allerlei kleuren en lettercodes. De essentie van het DNA begrijpen doet je anders naar een dier kijken. Zo wil ik ook een boek maken met het DNA van de witte oorfazant erin, maar dan uitgeschreven door boeddhisten.’

De zomer van 2000: ‘Gij moet met 
uw kippen naar 
Watou’

Cosmopolitan Chicken Project Koen Vanmechelen op Watou
Installatie op het Kunstenfestival in Watou. © Patrick Despiegelaer

‘Ik had in mijn leven de eer om al veel bijzondere mensen te ontmoeten, onder wie professor en geneticus Jean-Jacques Cassiman en Nobelprijswinnaar natuurkunde Anton Zeilinger. Maar ook Jan Hoet. In 1999 kwam ik die laatste tegen op café, net nadat ik met het Cosmopolitan Chicken Project was begonnen. Door het geroezemoes heen riep hij: “Gij, met uw kippen, dat is kunst! Gij moet naar Watou.” In de zomer van 2000 presenteerde ik mijn eerste gekruiste kip op het Kunstenfestival Watou. Dat was de Mechelse Bresse, geboren uit het Belgische ras Mechelse Koekoek en de Franse Poulet de Bresse. Door die zomer van Watou leerde het grote publiek mij kennen.’

‘Mijn werk heeft altijd op het snijpunt gezeten van bioculturele diversiteit, wetenschap, community en kunst. Daarmee loop ik een atypisch parcours. Voor sommige kunstenaars is het enige doel om in het Guggenheim Museum te belanden. Of deel te nemen aan grote kunstbiënnales. Daar verdien je je strepen. Maar ik vind dat niet altijd zo. Ik vind dat je je strepen ook haalt door in de Brihatta Art Foundation in Bangladesh tentoon te stellen en projecten aan te gaan met de lokale gemeenschap. Ik wil werken met de dromen en energie van lokale jongeren en ambachtslieden. Het artistieke en sociale gaan voor mij altijd hand in hand.’

De zomer van 2017: ‘Maar vrienden maak je toch niet 
elke dag?’

Koen Vanmechelen en architect Mario Botta
Met architect Mario Botta in Botta’s studio n 2014. © GF

‘Het terrein waarop vandaag Labiomista huist, was honderd jaar geleden de mijn van Zwartberg en nadien de zoo van Zwartberg. Als kind had ik goeie herinneringen aan die dierentuin. Ik kwam er vaak met mijn peter, een vriend van mijn vader, die bioloog was. Toen ik een nieuw pand zocht om mijn atelier en personeel onderdak te geven, zei de burgemeester van Genk dat deze site beschikbaar was. Ik wist meteen dat die plek voor mij bestemd was. “Geef mij een maand bedenktijd”, zei ik tegen de burgemeester. Meteen belde ik naar de gerenommeerde Zwitserse architect Mario Botta, die mijn werk op de Biënnale van Venetië al had gezien en ook enkele van mijn kunstwerken had. Ik vertelde hem dat ik een plek wilde creëren waar de mix van het leven gevierd werd. “Als jij zoiets wilt doen, dan geloof ik daar ook in”, was zijn antwoord.’

‘Toen hij naar de site kwam kijken, legde ik uit wat ik graag wilde: een ruim atelier, een werkplek voor mijn medewerkers, een glazen serre voor kweekprogramma’s met vogels uit verschillende continenten, daarop een roofvogelkooi, een openluchtmuseum, een plek voor educatie, een dierenpark voor alpaca’s en struisvogels, enzovoort. Terug in Zwitserland begon Mario te tekenen. Binnen de termijn van die ene maand nodigde hij me terug uit in zijn studio om naar zijn eerste ontwerp te komen kijken.’

‘Wat ik zag, was fantastisch. Het was voor Mario de eerste keer dat hij een gebouw ontwierp voor mens en dier samen. De combinatie van die enorme vogelkooien, met daaraan mijn atelier van vijfduizend vierkante meter in een pikzwart gebouw, een verwijzing naar het mijnverleden van de plek, was onvoorstelbaar. In de auto, terwijl hij me een lift terug naar de luchthaven gaf, zei ik: “Mario, ik vind het geweldig. Maar ik kan dat niet betalen.” Waarop hij antwoordde: “Natuurlijk niet.” Het bleef even stil. Na een minuut zei hij: “Maar vrienden maak je toch niet elke dag?”

‘Daarna hebben we geen woord meer gesproken over geld. Hij heeft me nooit zijn deel van de factuur gestuurd. Hij geloofde in de uniekheid van Labiomista en daar wilde hij aan bijdragen. “Niemand in de wereld doet wat jij doet”, zei hij. Om de uitbouw van de rest van het domein te kunnen financieren, heb ik een aantal kunstverzamelaars wereldwijd verteld over mijn plannen en heb ik hun een aantal van mijn werken verkocht, die ik jarenlang bewaarde in een apart depot. In de zomer van 2017 ging het domein open. Labiomista is het resultaat van wat er kan gebeuren als de kracht van mensen bij elkaar komt om iets unieks te creëren.’

De zomer van 2021: ‘Dat is de ultieme
aanvaarding van het leven, hè?’

Koen Vanmechelen en vrouw Chido
Op bezoek in Mutare in Zimbabwe, in het geboortedorp van Koens vrouw Chido. Op de foto ook: Chido’s tante, zus, schoonbroer en nichtje. © GF

‘Ik ben in 2023 hertrouwd met Chido, een vrouw uit Zimbabwe met wie mijn team en ik al tien jaar samenwerkten. Ze leidt er The Future of Hope Foundation, waar zwammen worden gekweekt als duurzame bron voor voedsel en inkomsten voor de lokale bevolking. Waar ik het geluk aan te danken heb om opnieuw de liefde te vinden weet ik niet. Maar het heeft zeker meegespeeld dat Chido mijn vrouw Inge ook goed gekend heeft. In gedeeld verdriet zijn we dichter naar elkaar toe gegroeid.’

‘Chido werd geboren in de meest uitzichtloze omstandigheden. Haar moeder overleed aan aids toen ze zeven was, waarna ze de zorg voor haar broer en bijna blinde grootmoeder op zich nam. Er was misbruik in de familie en toch is Chido erin geslaagd om haar lot in eigen handen te nemen, toen ze champignons leerde kweken. Ze is ontsnapt aan een uithuwelijking, aan het dom en klein gehouden worden. Dat heeft ze volgens mij aan haar brein te danken.’

‘Eén specifiek moment is daar de perfecte illustratie van. Het is een beeld dat ik nooit zal vergeten. In de zomer van 2021, in de nasleep van corona, reisden we met ons tweeën naar Zimbabwe. Chido wilde mij het dorp tonen waar ze geboren was en haar moeder begraven ligt. Onderweg ontmoeten we haar nichtje. Zij en Chido zijn even oud en zijn samen opgegroeid. Ze praten bij onder een boom. Het nichtje, dat altijd in het dorp is blijven wonen, vertelt dat ze in de problemen zit. Haar man heeft een relatie met een veel jongere vrouw, die hiv heeft, waardoor de kans reëel is dat zij de ziekte ook heeft.’

‘Daar onder die boom stonden twee parallelle werelden naast elkaar. De ene persoon was ergens uit ontsnapt en de andere was erin blijven zitten, met alle gevolgen van dien. Chido had een manier gevonden om de wereld te zeggen: “Halt, zo kan het niet verder.” Haar nichtje niet. Ik geloof dat je het grotendeels van je brein moet hebben om in extreme situaties een ander perspectief te vinden en tegen jezelf te zeggen: ik wil hier weg. Dat en heel veel doorzetting.’

‘Het graf hebben we niet meer bezocht. De ontmoeting met het nichtje was voor Chido en mij te confronterend. Terwijl het nichtje nog leeft, hè. Ze weet niet of ze hiv heeft, dat wordt daar niet onderzocht. Ze leeft in een andere tijd en wereld. Dat is de ultieme aanvaarding van het leven, hè? Alles gaat gewoon door. Tegelijk heeft haar bestaan een soort tijdloosheid. En dat terwijl iemand als ik het geluk heeft om in zoveel werelden tegelijk te mogen leven.’

Ark van Noah Koen Vanmechelen
Met een nieuwe ark van Noach, nu te zien op de Biënnale van Venetië, wil de kunstenaar doen nadenken over de toestand van de wereld. (c) Francesco Allegretto

Deze zomer heeft Vanmechelen twee installaties op de Biënnale van Venetië, Looking for the Ark en Noah’s Ark. In Labiomista is het thema ‘Future garden’. Met nieuwe dieren, nieuwe kunstwerken en een nieuw complex. Daarnaast is hij een van de curators van het Kunstenfestival Watou van 6 juli tot 1 september.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content