Sophie Van Reeth
‘De verontwaardiging over grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs is gepast, maar we mogen daar niet stoppen’
‘Ik zou willen dat onderwijsinstellingen even bang waren voor seksueel geweld en gebrekkige ondersteuning van slachtoffers als voor de verhalen die mogelijks aan de grote klok gehangen worden.’ Dat zegt Sophie Van Reeth, voorzitter van de nieuwe feministische studentenvereniging Lilith Collectief.
Eind januari 2022 werd ik voor het eerst opgebeld door een journalist met de vraag of ik iets kon zeggen over seksueel grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten en hogescholen. Intussen zou ik niet meer kunnen zeggen hoe vaak ik die vraag heb gehad. Als communicatiecoördinator van PUNT. vzw spreek ik me uiteraard uit over de problematiek, met slachtoffers in het achterhoofd. Als oprichtster van Lilith Collectief, een feministische studentenclub, weet ik bovendien dat velen zich niet gehoord voelen. Als studente ben ik moe.
Ik ben het niet beu om me engageren voor thema’s die ik belangrijk acht – ik ben het beu om mezelf te moeten herhalen, ook nu wanneer we het hebben over grensoverschrijdend gedrag in hoger onderwijs.
Twee jaar geleden lanceerde ik vanuit dwars, het studententijdschrift van UAntwerpen, een grote enquête om te schrijven over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij studenten. Alvorens de universiteit wist dat ik een artikel ging schrijven, baande ik me een weg door de website en Blackboard in de hoop om iets te vinden, een duidelijk aanspreekpunt voor wanneer studenten slachtoffer zouden worden. Tevergeefs – zelfs in de diepste krochten van het internet was er geen enkele aanwijzing of erkenning voor het feit dat er überhaupt zoiets bestond aan onze universiteit. Vanaf het moment waarop ze wisten dat ik aan het schrijven was, werd ik vriendelijk opgebeld en kreeg ik enkele uren later een waslijst aan diensten en contactgegevens doorgestuurd. Hoewel dat uitermate handig was, kwam het besef al snel dat studenten die geen artikel schreven deze informatie niet vonden. Ik verdiende de voorkeursbehandeling die ik op dat moment genoot niet – dat is iets waar iedereen recht op had.
‘De verontwaardiging over grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs is gepast, maar we mogen daar niet stoppen’
Of het nu gaat om grensoverschrijdend gedrag tussen academisch personeel en studenten, of tussen studenten onderling: als mensen niet weten waar ze terechtkunnen, staan we nergens. De conclusie van mijn artikel luidde dat er misschien wel bevoegde diensten waren om slachtoffers op te vangen, maar dat slechts een minderheid van de studenten wist van het bestaan en de functie hiervan. Ik zou immers ook niet gaan aankloppen bij een algemeen informatiepunt om over mijn verkrachting te gaan praten als de voornaamste issues waar ze zichzelf voor opwerpen dyslexie en ADHD zijn. Dat zijn zaken waar mensen evenzeer ondersteuning voor verdienen, maar dat is niet hetzelfde als grensoverschrijdend gedrag.
Er is me kort na de publicatie verteld dat er eventueel een campagne over op het touw gezet zou worden. Twee jaar later is dat nog altijd niet gebeurd, en nu zijn we hier.
In de tussentijd is er op de website wel al wat meer informatie verschenen. Wat er bij mij echter in het verkeerde keelgat schiet, is dat deze aanpassingen er niet zijn gekomen vanuit zichzelf. Het is pas wanneer er zaken in de pers verschijnen dat universiteiten wakkerschieten. Voor instellingen die zichzelf portretteren als een baken van kritisch denken komt dit vrij laf over. Wat mij betreft heb ik het dan over alle hogere onderwijsinstellingen. Durf denken, luidt het – zolang het niet over onze eigen universiteiten en hogescholen gaat.
Durf denken, luidt het – zolang het niet over onze eigen universiteiten en hogescholen gaat.
Ik zou willen dat onderwijsinstellingen even bang waren voor seksueel geweld en gebrekkige ondersteuning voor slachtoffers in hun organisatie als voor de verhalen die mogelijks aan de grote klok gehangen worden. Hoewel het ergens pijn doet dat het zo lang geduurd heeft, is het goed om te zien dat onderwijsinstellingen menen te zoeken naar manieren om hun faciliteiten te herevalueren. Er is toch nog meer inspanning van hogerop nodig. Ik zie studenten in studentenraden spartelen om het probleem in kaart te brengen – en ik waardeer hen enorm -, maar het is niet de taak van studenten om het werk van een preventiedienst te doen. Universiteiten hoeven van mij geen hulpverleningsinstanties te zijn om PTSS te behandelen, maar zorg dan op z’n minst dat de diensten die hier bevoegd voor zijn op de hoogte zijn van de juiste instanties om mensen naar door te verwijzen.
Wat hier dus cruciaal is, is sensibilisering. Je gaat me niet wijsmaken dat enkele posts op sociale media, een aantal posters en een persbericht de grootste moeite van de wereld zijn. Verwachten van universiteiten dat ze seksueel grensoverschrijdend gedrag eigenhandig kunnen voorkomen is onredelijk, maar duidelijkheid vragen over welke diensten er zijn is dat niet. En klachten serieus nemen en opvolgen is dat al helemaal niet. Erken ons en onze ervaringen, dat is het minste wat grote instellingen kunnen doen.
Dat gezegd zijnde: het probleem ligt niet alleen bij universiteiten en hogescholen. Studenten hebben zelf ook aandeel. Ik verwijs graag naar de wantoestanden die zich geregeld afspelen in studentenclubs. Ik durf erop te wedden dat er meer slachtoffers gemaakt worden binnen die organisaties met hun achterhaalde machtsverhoudingen dan binnen professor-studentrelaties. Rituelen zoals dopen zijn in mijn ogen niet alleen gedateerd, ze dragen bij aan het creëren van onnodige machtsverhoudingen die zich perfect lenen tot misbruik. Een achttienjarige verwijten dat ze ‘zichzelf hieraan onderwerpen’ is oneerlijk. Er graag bij willen horen is normaal op die leeftijd. Het is dan aan de oudere studenten om daar op een gezonde manier mee om te springen. Studenten die menen dat geritualiseerde vernedering aanvoelt als het summum van saamhorigheid en inclusie, zou ik graag doorverwijzen naar een psycholoog.
Het probleem ligt niet alleen bij universiteiten en hogescholen. Studenten hebben zelf ook aandeel.
Het is onze verantwoordelijkheid als studenten om onze mond open te trekken wanneer we dingen horen en zien die niet door de beugel kunnen. Als er uiteindelijk iemand aan het hoofd van een studentenvereniging staat waarvan het algemeen geweten is dat die grensoverschrijdend gedrag stelt, betekent dat het falen van elk individu in het bestuur. Kop in het zand, is dat niet gemakkelijk? Ik vraag alleen het volgende: wees jezelf bewust van het verschil dat jij kan maken. Wees de lastige zaag, wees de farse trut. Verontschuldig je hier niet voor. Wanneer problemen zichzelf voordoen, zal je blij zijn dat je die persoon bent geweest.
Op deze noot – lekker cynisch en cassant – sluit ik af. Zowel aan onderwijsinstellingen als aan studentenclubs: wacht niet met communiceren tot er een groot schandaal plaatsvindt. Er gaan hoe langer hoe meer getuigenissen naar boven komen. Dat is niet omdat er meer grensoverschrijdend gedrag gesteld wordt, maar omdat er een grote maatschappelijke verschuiving plaatsvindt. Onze verontwaardiging is gepast, maar we mogen daar niet stoppen. Ga in gesprek met elkaar, ga voorbij je verontwaardiging, en houd jezelf een spiegel voor. Wie weet zien we dingen die we voordien niet zagen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier