De lange mars: ‘Ik probeer de wereld anders te denken’
Op zijn zestigste gaf de Nederlandse theaterregisseur Jan Ritsema zijn leven een nieuwe draai. Hij kocht een bouwvallig klooster in Frankrijk, van bijna zevenduizend vierkante meter. Ritsema, die ook de ontdekker en uitgever was van Arnon Grunberg, woont ermet pauwen, en deelt er al zijn bezit met residerende kunstenaars. “Een experiment waar ik bijna aan dood ben gegaan.” Dit is het laatste portret uit De lange mars.
Er zijn een paar dingen waar Jan Ritsema, die deze week zeventig wordt, last van heeft. Eén : prestatiedrang. “Ik vraag me voortdurend af of ik wel alle verwachtingen inlos. Doe ik genoeg mijn best, kan ik beter presteren ? Zelfs als ik op bezoek ging bij mijn recent overleden zus, die mijn lievelingszus was, dacht ik steeds : waar moet ik over praten om de tijd zo goed mogelijk door te brengen ? Het mocht geen non-tijd zijn.”
Zijn tweede gebrek : concentratieproblemen. “Alles rond mij vraagt even hard mijn aandacht. Ik krijg 150 e-mails per dag en die zijn allemaal even belangrijk. Ik kan daarin geen onderscheid maken. Elke e-mail kan mij even blij of kwaad maken. Elke prikkel, ontmoeting of situatie komt even hard binnen.”
En drie : sterk spiegelgedrag. “Spiegelneuronen zorgen ervoor dat je onbewust het gedrag van anderen nadoet. Is iemand vriendelijk, dan doe je aardig terug. Praat je met een Italiaan, dan ga je ook druk gesticuleren. Iedereen heeft het, maar mijn spiegelneuronen zijn wel erg sterk ontwikkeld. Ik kan me zodanig overidentificeren met iemand of iets, dat ik er al een paar keer ziek van ben geworden. Eén voorbeeld : in 1992 regisseerde ik Philoctetes, een toneelstuk van Heiner Müller. Philoctetes wordt tijdens een expeditie naar Troje in zijn voet gebeten door een slang, wat hem maandenlang een rottende wond en vreselijke pijn bezorgt. Kort na dat toneelstuk kreeg ik een hernia, die uitzaaide tot in mijn voet, mijn teen verlamde en mijn voet maandenlang hevig deed branden. Ik wijt dat deels aan overidentificatie. Het was alsof ik Philoctetes werd.”
We zitten in café Flamingo in Brussel. Jan Ritsema, die in Noord-Frankrijk woont, is voor enkele weken in België omdat hij een theaterworkshop geeft in de dansschool P.A.R.T.S. Nog voor het gesprek echt begonnen is, waarschuwt hij dat al zijn rare trekken misschien symptomen zijn van een ziekte die nog niet benoemd is. Toch beschouwt hij zichzelf vandaag, al bij al, als een redelijk normaal functionerende mens.
Dat is niet altijd zo geweest. Al twee keer in zijn leven kende de Nederlandse theaterregisseur, uitgever en danser een zwaar depressieve periode. “Dat is onvermijdelijk als je een nerveus en gevoelig jongetje bent dat constant in stress leeft om te presteren. Daar moet je ooit een prijs voor betalen. Ik hoop dat ik het nooit meer hoef mee te maken.”
ALLES IS MOGELIJK
Jan Ritsema is een bijzondere man die weinig mensen kennen. In de theaterwereld behoort hij nochtans tot de absolute top. Eind jaren tachtig richtte hij in Nederland onder meer het gezelschap Mugmetdegoudentand op, hij was mede-stichter van de Toneelgroep Amsterdam, regisseerde bij het Werkteater en opende ook een theaterboekenwinkel. Op zijn vijftigste, na zijn eerste hartinfarct, maakte hij zijn entree in de danswereld met de solovoorstelling Pour la fin du temps. En in de uitgeverswereld is hij vooral bekend als ontdekker van de jonge Arnon Grunberg, wiens eerste boeken hij uitgaf in zijn eigen uitgeverij, Rothschild & Bach, en voor wie hij vandaag nog altijd mee contracten onderhandelt.
“De rode draad in mijn leven is dat ik dingen voor anderen mogelijk wil maken”, zegt Ritsema, die eerder voor een energieke vijftiger doorgaat dan iemand van zeventig. “Dat klinkt enorm priesterlijk. Maar de waarheid is gewoon dat ik heel gemakkelijk onderneem. Het schrikt me niet af om een nieuwe zaak op te richten. Ik vind heel snel dat dingen mogelijk en makkelijk zijn. En ik ben goed in jong talent ontdekken.”
Volledig in die lijn past Jan Ritsema’s meest recente en misschien wel grootste project tot nu toe. In 2006 kocht hij in het Franse dorp Saint-Erme-Outre-et-Ramecourt, in de buurt van Reims, een vervallen nonnenklooster. Hij doopte de plek PAF : Performing Arts Forum en maakte er een kunstenaarskolonie van. Voor amper achttien euro per nacht mag iedereen die aan een kunst- of wetenschapsproject werkt er verblijven. Je blijft er voor drie dagen, een half jaar of quasi permanent en je mag er gebruik maken van al wat Ritsema bezit.
Ritsema woonde al een tijd in Frankrijk toen hij het klooster kocht. Hij had een chic huis diep in de Bourgogne, maar zocht iets dichter bij België omdat hij daar een relatie had. “Ik bekeek regelmatig het vastgoedaanbod in Noord-Frankrijk. Op een dag was ik op weg naar een toneelrepetitie in Stuttgart. Onderweg passeerde ik langs Reims om er enkele vastgoedetalages te bekijken. Ik kwam bij een makelaar terecht die me meenam naar St. Erme en me een klooster uit 1875 liet zien, met een klein kerkhof en kapel uit 1820. Ooit was het een opvangtehuis voor ongehuwde moeders, later een meisjesschool en nog later viel het klooster in handen van een extreemrechtse katholieke priester die er een sekte in vestigde. Volgens de geruchten werden er toen stiekeme hersenoperaties uitgevoerd, in realiteit waren het illegale acupunctuurbehandelingen.”
Nadat de sekte wordt opgedoekt, staat het gebouw bijna drie jaar leeg. “Het had een oppervlakte van 6400 vierkante meter en het was een jungle toen ik het bezocht. Er zaten veertig gaten in het dak, rottende balken. De rondleiding duurde vier uur en de makelaar vroeg 870.000 euro voor het gebouw. De grootte en de vraagprijs schrikten mij niet af. De maat der dingen maakt mij niet bang, het verschil tussen tien euro en tien miljoen bevat ik niet. Ik had interesse, maar wist ook dat ik mijn andere huis voor een goede prijs zou moeten verkopen, mijn hele pensioenspaarpot zou moeten investeren én op mijn zestigste opnieuw een hypotheek moest aangaan, als ik dit wou kopen.”
De makelaar ruikt dat hij een potentiële klant heeft en verlaagt de vraagprijs met tweehonderdduizend euro. Ritsema stemt in. “Ik was niet op zoek naar een huis van die grootte, maar tijdens de rondleiding bedacht ik wel wat ik ermee zou kunnen doen. Ik had drie ideeën. Ik was met conceptuele dans bezig en samen met mijn internationale collega’s droomden we van een nieuw platform om ideeën uit te wisselen. Daarnaast wou ik ook een plek creëren waar kunstenaars welkom waren zonder toelatingsexamen of audities. En tot slot was er ook een meer filosofisch plan. Ik groeide op in de jaren zestig en deel nog altijd de ideeën van toen over bezit, delen en lichter leven. We zijn vandaag zo gewoon dat alles privé-eigendom is. Mijn auto, mijn huis, mijn boeken, mijn computer. Al die spullen nemen ruimte in, terwijl we ze de helft van de tijd niet gebruiken. Mijn visie is dat we het paradijs niet verlaten hebben, dat er heel veel is, genoeg voor iedereen, als we meer zouden delen. Daarom staan in PAF alle deuren altijd open. Mensen mogen mijn boeken lezen of in mijn bed slapen. Ik bezit niets wat anderen niet mogen gebruiken. Het gekke is : als je anderen laat zien dat delen vanzelfsprekend is, doen zij het ook. Dat is zo bevrijdend.”
DE MOEDERZWAM
Een week later rijd ik zelf naar het PAF, ongeveer 2,5 uur ben ik onderweg vanuit Brussel. Ik ontmoet er eerst Eric, die in de keuken enorme pannenkoeken staat te bakken, Alex, die een theaterstuk aan het herwerken is dat ze vijf jaar geleden al schreef, en Christian, die drie weken geleden in het klooster arriveerde om zijn filosofiedoctoraat af te maken. Wanneer Jan Ritsema me een rondleiding geeft door het klooster, langs de vijftig slaapkamers, vijftien werkzalen, de kelder, de tuin met drie pauwen en de kapel, ontmoet ik nog zeven andere mensen. Ze komen uit Frankrijk, Canada, Nieuw-Zeeland, Finland, Spanje, Nederland, Zwitserland en Oostenrijk en zijn tussen 25 en 65 jaar. Allemaal huren ze een kamer met een eenvoudig bed, bureau en lavabo. Allemaal werken ze aan een eigen project.
“Jaarlijks vinden zo’n achthonderd toneelmakers, schrijvers, beeldend kunstenaars, fotografen, wetenschappers, muzikanten en media-activisten onderdak in PAF”, zegt Ritsema. “In de zomer is de bezetting hoog en verblijven er soms honderd mensen tegelijk. Er is geen balie, we werken met een selfcheck-in. Gasten kiezen zelf een kamer uit, vervolgens halen ze hun lakens op in het washok. Dit is een plek waar mensen geen leiding nodig hebben. We werken met drie regels, die openstaan voor interpretatie. Eén : laat geen sporen na. Twee : maak het mogelijk voor anderen. Daarmee bedoelen we : creëer ruimte voor anderen. Laat een repetitie zien, poets de badkamer, kook een maaltijd. En drie : de doener beslist. Het is gek hoe totale afwezigheid van reglement of leiding ervoor zorgt dat iedereen aardig is voor elkaar.”
PAF is uniek in de wereld. In negen jaar tijd groeide het uit tot een plek die niemand voor werkelijkheid had kunnen houden. “Het is mijn poging om de wereld anders te denken en de dingen op een andere manier te doen”, zegt Ritsema. Al ging dat niet van een leien dakje. “Na mijn aankoop ontdekte ik algauw dat de makelaar me opgelicht had. Tijdens de rondleiding had ik gezien dat het gebouw in slechte staat was. Maar ik durfde me niet te hard focussen op de gebreken, want het was ook een unieke kans om zo’n pand als particulier te kopen. Achteraf leerde ik dat er een nare zwam in het gebouw zat, de mérule, die graag in vochtige, donkere ruimten leeft. Ik liet een specialist komen, die me uitlegde dat we de moederzwam moesten vinden die het huis aan het opvreten was. Wat ? ! Waarom was ik zo stom geweest ? Het ergst van al was dat er die eerste maanden niemand interesse had in PAF. Ik schreef allerlei kunstorganisaties aan, niemand kwam. Ik raakte in paniek. Ik had hier al mijn geld ingestoken. Ik ben toen in een depressie beland en heb nog nooit zo dicht bij zelfmoord gestaan. Het was alsof de bouwvallige staat van het klooster en die vervelende zwam mij mee opvraten. Dat had natuurlijk deels te maken met mijn overdreven spiegelgedrag. Ik heb toen meermaals voor ik naar bed ging overwogen om een handvol pillen te slikken.”
Het was niet de eerste keer dat Jan Ritsema een zware depressie doormaakte. “De eerste keer was nadat ik op mijn 32ste te horen kreeg dat ik lymfeklierkanker had. Ik was toen theaterdocent in Nederland. De chemokuur deed me geel en groen uitslaan en ik liep erbij als een oude man. Iedereen dacht dat ik zou sterven. Ik probeerde een flinke patiënt te zijn, maar de dag dat mijn dokter me vertelde dat ik genezen was, ben ik beginnen te janken in zijn kantoor omdat ik een jaar lang de diepe doodsangst had proberen verdringen. Ik moest in psychotherapie gaan om er weer bovenop te komen. Aan die zware bestraling heb ik later nog een hartinfarct en vier stents overgehouden.”
Ook bij zijn tweede depressie gaat Ritsema in therapie. “Ik moest leren vechten tegen de zwartheid die mijn hele gestel in bezit nam. Gelukkig leerde ik inzien dat er ’s morgens, net als je wakker wordt, enkele seconden zijn waarin de wereld normaal lijkt. In die vijf seconden – vóór de donkere gedachten het overnemen – probeerde ik uit bed te raken, anders bleef ik de hele dag liggen. Ik sleepte mezelf uit bed, om op te ruimen en het klooster in orde te krijgen. Maar om uit een depressie te raken, moeten de externe omstandigheden ook wat meezitten. Op een dag stond er een groep van 35 mensen voor de deur. Dat is mijn redding geweest. Daarna heeft mond-aan-mondreclame ervoor gezorgd dat er altijd nieuwe bewoners kwamen.”
VRIJ ALS EEN VLINDER
Waarom doet hij alles zo graag voor anderen, vraag ik ’s avonds aan Ritsema, voor ik de terugrit naar België aanvang. Lesgeven aan studenten, contracten onderhandelen voor Grunberg, PAF bedenken. Is dit de droom van een bevlogen mecenas ? “Ik ben een talentenjager en vind het fijn om jongere mensen te helpen en stimuleren in hun leven”, zegt hij. “Ik zie vrij snel het verschil tussen zij die graag iets willen, en zij die echt iets kunnen. Daarnaast ontmoet ik ook jongeren die nog geen idee hebben welke kant ze uitwillen. Omdat ik in veel zaken geïnteresseerd ben, vind ik het fijn om met hen te discussiëren over wat ze het allerleukste zouden vinden om te doen. Ik geef hen dan Schopenhauers advies mee : wat je wilt, blijkt al uit wat je doet. Je moet niet zeggen dat je zo graag in New York zou wonen, of fotograaf zou worden, als je geen enkele stap in die richting onderneemt. Dan zegt Schopenhauer : je wilt het niet echt. Kijk liever naar wat je wél doet en ontwikkel dat.”
Wat hij over tien jaar zal doen, weet Jan Ritsema niet. Het PAF zou hij graag overdragen aan een groep van vijftig leden, zodat hij niet langer de enige eigenaar is. “Ik hang niet graag ergens te lang aan vast. Ik leef liever vrij als een vlinder. Daarom ben ik nu een constitutie aan het schrijven waarin ik het gebouw overdraag aan vijftig mede-eigenaars, zodat het niet langer alleen het project is van die oude, aardige Hollandse man. En verder heb ik afgeleerd om het leven te plannen. In plaats van me af te vragen wat ik over tien jaar zal doen, vind ik het interessanter om af te wachten waar ik de komende jaren nog terechtkom. En dat kan op veel plekken zijn.”
Voor de tweewekelijkse reeks De lange mars portretteren journaliste Elke Lahousse en fotografe Eva Vermandel mensen die van ver komen. Mensen van ginder en mensen van hier die mentaal, fysiek, in hun carrière of in afstand een hele weg hebben afgelegd. Verhalen over de dingen die een mens onderweg meedraagt.
DOOR ELKE LAHOUSSE & FOTO’S EVA VERMANDEL
“De maat der dingen maakt mij niet bang, het verschil tussen tien euro en tien miljoen bevat ik niet”
“Mijn visie is dat we het paradijs niet verlaten hebben, dat er genoeg is voor iedereen, als we meer zouden delen”
“Het gekke is : als je anderen laat zien dat delen vanzelfsprekend is, doen zij het ook”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier