De halve marathon door de ogen van een loophater: ‘Het is de ultieme zelfopgelegde marteling’

© Robin Joris Dullers
Aylin Koksal
Aylin Koksal Journalist Weekend.be

Redacteur Aylin Koksal beschouwt hardlopen als de ultieme zelfopgelegde marteling. Toch stapte ze de arena van de halve marathon van Antwerpen in. Wat bezielt iemand om zich in het zweet te werken met een sport die ze altijd heeft veracht? Een verslag van haar strijd en haar overpeinzingen. 

Ik haat hardlopen. Voor mij waren de lessen lichamelijke opvoeding – L.O. voor de liefhebbers – elke week een marteling. Het klinkt al zo betuttelend, die term, alsof het gaat om het ‘opvoeden’ van een lichaam dat niet goed genoeg is. Ik was altijd de trage, zwakke schakel: steevast de laatste die gekozen werd en de laatste die de finishlijn overging. Iedere week zat ik daar op het bankje in de sportzaal met een knoop in mijn maag. Bang om weer afgewezen te worden door de kapiteins die hun blik strategisch van me afwendden, in de hoop dat ik niet in hun team zou belanden. En wanneer ze uiteindelijk echt geen andere keuze hadden, was hun teleurstelling bijna tastbaar. Kinderen kunnen wreed zijn, en die wreedheid kwam in die lessen keer op keer naar voren. Het is dan ook geen verrassing dat ik er een bloedhekel aan heb.

Dus, je vraagt je misschien af waarom ik me op mijn 28ste heb ingeschreven voor de halve marathon van Antwerpen. Wat bezielde me in hemelsnaam om te rennen terwijl ik dat zo verafschuw? Sinds ik deze gedurfde ambitie heb aangekondigd, krijg ik fronsende blikken, goedbedoelde opmerkingen, ongevraagde tips en verbaasde reacties zoals: ‘Amai, je meent het dus echt?’ En dat is begrijpelijk. Ik was altijd degene die schaterde om millennials die geobsedeerd zijn door running vests en Strava. Hoe ben ik gaan houden van een sport die ik altijd beschouwde als het saaie alternatief voor echte hobby’s?

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Zalando, die ons voorzien heeft van loopoutfits, accessoires, professionele sportbegeleiding en toegang tot de marathon. Voor meer informatie kun je terecht op Zalando.be.

Vind je ‘waarom’

En toch sta ik hier, op de Antwerp Marathon, na zeven maanden intensieve en soms meedogenloze training. De grond onder mijn voeten voelt aan als drijfzand. Elke overbelaste pees en pijnscheut in mijn benen schreeuwt om op te geven en terug te trekken naar de veilige haven van mijn comfortzone. Zelfs al weet ik dat die plek op de lange termijn alleen maar onvrede oplevert. Brianna Wiest vatte deze worsteling treffend samen in haar boek The Mountain Is You, waarin ze stelt dat zelfsabotage niet alleen een mentale hindernis is, maar ook een verdedigingsmechanisme dat ons ‘veilig’ houdt, ook al is die ‘veiligheid’ een kooi van beperkende overtuigingen.

Terwijl ik bij de start sta, valt mijn blik op een oude schoolfoto op mijn telefoon: een achtjarig meisje met een geforceerde glimlach voor een boekenplank. Dat meisje ben ik. Ik herinner me nog hoe ik vlak voor die foto had gehuild. Mijn klasgenoten hadden me die dag tot ‘zwakke loser’ gedoopt. Vanaf dat moment geloofde ik dat traag en zwak zijn je minder waard maakte. En wat heeft die foto met deze marathon te maken? Alles. Het is precies waarom ik loop.

Langeafstandsloper Mebrahtom Keflezighi verwoordt het mooi in zijn boek Run to Overcome: je hebt een diepere reden, doel of motivatie nodig om door te zetten. Natuurlijk is het prima om je conditie te willen verbeteren of wat kilo’s kwijt te raken (hoewel hardlopen, volgens wetenschappelijk onderzoek, vaak niet de meest effectieve manier is). Maar wat je echt nodig hebt als je het langer wil volhouden, is iets dat je door moeilijke momenten heen loodst. Voor mij is dat het meisje op de foto. Ik loop voor haar, om haar een stem te geven en te laten zien dat we de beperkingen waarmee we onszelf opsluiten, kunnen overstijgen.

Omarm de steun

Nog drie minuten tot de start en ik zie mijn man aan de zijlijn staan. Hij ziet er nerveuzer uit dan ik—best indrukwekkend, want hij is normaal degene die altijd de rust zelve is, de golden retriever van onze relatie. Hij twijfelt niet aan mij, hij weet precies hoeveel ik hierin heb gestoken. Met een subtiele zwaai van zijn handen geeft hij ons afgesproken signaal: ‘Rustig aan lopen.’ Dat heeft hij de afgelopen zeven maanden keer op keer herhaald tijdens onze trainingen, vier keer per week. Ik zeg bewust ‘onze’ training, want hij heeft dit hele traject naast me meegemaakt. Hij liep naast me, reed me naar afgelegen routes, zorgde voor me tijdens en na de lange duurlopen en trok me erdoorheen op de dagen dat ik de handdoek in de ring wilde gooien. 

© Robin Joris Dullers

Terwijl ik om me heen kijk, zie ik de gespannen gezichten van de andere lopers. Mijn grootste angst steekt even de kop op: de zichtbare drang van anderen om te winnen en vooraan te lopen. Het is intimiderend, en de twijfel begint te knagen. Maar dan probeer ik het vanuit een ander perspectief te bekijken. Niet als een competitie, maar als samen rennen, net zoals ik altijd met mijn man deed. Het is niet mijn halve marathon, maar de onze. Misschien is dat ook de reden waarom veel mensen zo gebaat zijn bij loopclubs. De verbinding die ontstaat tijdens het samen rennen maakt de ervaring niet alleen aangenamer, maar ook minder competitief. Collega Mare Hotterbeekx merkte in haar onderzoek naar het succes van deze clubs dezelfde kracht van verbinding op. ‘Samen lopen werkt als een sociaal smeermiddel’, schreef ze. ‘En door de wisselende samenstelling leer je wekelijks nieuwe mensen kennen.’

Heb (heel veel) geduld

Die twijfels die me net nog om de oren vlogen, zijn verdwenen. Mijn hoofd is helder, en het moeilijkste, de startlijn, heb ik eindelijk bereikt. Het voelt bijna onwerkelijk dat ik hier al ben. Ik herinner me nog goed hoe gefrustreerd en cynisch ik was toen ik aan mijn marathonavontuur (of moet ik zeggen: lijdensweg) begon. Constant stuitte ik op het vervelende cliché: ‘Het kost 21 dagen om een gewoonte te vormen.’ Laat me meteen duidelijk zijn: dat is een fabeltje. Ik zou zelfs durven zeggen dat je er minstens zes maanden voor nodig hebt. Tot dat punt had ik een hekel aan zo’n 80% van mijn trainingen. Ondanks de handige loopschema’s van professionals, de mooie outfits die Zalando me ter ondersteuning opstuurde, en de wetenschap dat ik me aan het einde van de run fysiek en mentaal geweldig zou voelen, vond ik het rennen zelf nog steeds afschuwelijk.

Er waren trainingen waarin ik in tranen uitbarstte, gefrustreerd stenen aan het schoppen omdat mijn lichaam maar niet wilde meewerken. Mijn hartslag schoot omhoog, ver boven wat een ‘echte’ loper normaal gesproken zou hebben, en mijn VO2 max, de maat voor hoe mijn lichaam zuurstof verwerkt, was om te huilen. Wanhopig wierp ik mezelf op het internet, op zoek naar shortcuts en voedingsadviezen, in de hoop sneller mijn doelen te bereiken.

Maar hier komt de harde waarheid: je lichaam heeft tijd en een flinke dosis geduld nodig om zich aan te passen. Dat is soms moeilijk te slikken. Het klinkt als de mantra van iemand met een van nature fit lichaam die zegt: ‘Je kunt dit.’ En hoe vervelend ik het ook vind om hen gelijk te geven, het klopt echt. Als je brein beheerst wordt door beperkende overtuigingen, is het vaak beter om op je lichaam te vertrouwen. Vertrouw op de wetenschap die zegt dat oefening kunst baart. Je zult versteld staan van wat het kan bereiken. Die veranderingen gebeuren zo geleidelijk dat je ze nauwelijks opmerkt. Neurowetenschappers noemen dit ‘change blindness’: onze hersenen kunnen de langzame transformaties niet bijbenen, zoals bij een langzaam groeiende plant of bloem. In het begin lijkt er niets te gebeuren, maar voor je het weet, staat het in volle bloei. 

Wees veerkrachtig

Het is eindelijk zover: de race begint. Om me heen is iedereen geconcentreerd, stap voor stap, voet voor voet. Het ritmische geluid van al die zolen die het asfalt raken, klinkt voor mij haast therapeutisch. De eerste vijftien kilometer voelen als een droom. Met een glimlach en een overvloed aan endorfines laat ik me meevoeren door de aanmoedigingen van het publiek. Vreemde stemmen roepen mijn naam (tot mijn grote verbazing wordt het keer op keer correct uitgesproken). Vrienden en collega’s duiken plotseling op, terwijl vrijwilligers high fives uitdelen. Het is een verfrissende afwisseling van de eentonige rondjes die ik maandenlang door het rustige Limburg heb gelopen, in weer en wind: te nat, te warm, te donker. Maar vandaag? Vandaag is perfect. Zo’n dag die je het gevoel geeft dat je de wereld kunt veroveren. Het gaat zo goed dat ik zelfs denk: ‘Ben ik hier… goed in?’

Dan piept mijn sporthorloge. Mijn hartslag schiet omhoog. Een klassieke beginnersfout. Het is de misser die veel lopers maken: je voelt je onoverwinnelijk in het begin, haalt iedereen in zicht in, en denkt dat je eindelijk het geheim van professioneel hardlopen hebt ontrafeld. Maar een marathon leert je bescheidenheid. Tegen de laatste 5 kilometer halen mensen die ik eerder met gemak voorbijliep, me moeiteloos in. Ik probeer mijn ademhaling te reguleren, maar mijn mond is droog, mijn spieren verzuren, mijn heup verkrampt, en elk gewricht lijkt in opstand te komen.

Hoe kom je hier doorheen? Eén woord: veerkracht. De voorbije dagen stuitte ik per toeval op de adembenemende documentaire 14 peaks van Nimsdai Purja. Deze Nepalese bergbeklimmer verbrak talloze records door de hoogste toppen ter wereld in een mum van tijd te bedwingen. In een podcastaflevering zegt hij iets wat tijdens de race in me opkomt: ‘It’s in the hardest moments of the climbs that I realize I’m not just living, I’m alive. That’s where resilience starts.’ En dus, zelfs wanneer elk vezeltje in mijn lichaam schreeuwt om te stoppen, houd ik vol.

Geloof in jezelf

De laatste kilometer voelt voor mij als een mini-marathon. Nog 700 meter te gaan, maar mijn voeten wegen als lood. Bij 500 meter vervloek ik mezelf en beloof ik dat dit de laatste keer is dat ik me aan deze zelfopgelegde marteling blootstel. Maar bij 300 meter komt de finishlijn eindelijk in zicht. Dit is het, de laatste inspanning. Net voordat ik de eindstreep bereik, zie ik een klein meisje, waarschijnlijk rond dezelfde leeftijd als ik op die oude foto. Ze lacht breed en steekt één hand uit voor een high-five, terwijl ze met de andere een bord omhooghoudt: ‘When I grow up, I want to run like you!’ Ik hoef geen tekening te maken van wat dat met mij deed; de tranen kwamen vanzelf. 

Tot dat moment dacht ik altijd dat ik hardlopen haatte, maar ineens viel alles op zijn plek. Beweging is natuurlijk belangrijk en goed voor je, dat spreekt voor zich. Maar wat het écht veranderde, was mijn relatie met mezelf. Ik kijk niet langer naar hoe mijn lichaam eruitziet, maar naar wat het allemaal kan. Het gaf me zelfvertrouwen, richting, en de mogelijkheid om oude wonden te helen. Zoals auteur Brianna Wiest zo treffend verwoordt: ‘Je kunt je verleden niet veranderen, maar je kunt wel stoppen met geloven in een verhaal dat je niet zelf hebt geschreven.’ En dat is mij gelukt.

En nu? Blijf ik hardlopen? Misschien wel. Af en toe joggen lijkt me een fijne manier om mijn “liefde” voor de sport verder te ontdekken. Een volledige marathon staat nog niet op de planning, maar andere avonturen, zoals bergen beklimmen, beginnen te lonken. Wat eerst onmogelijk leek, voelt nu haalbaar, en die gedachte alleen is al een overwinning.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content