Binnenkijken bij de inwoners van Brusilia, de hoogste woontoren van België: ‘Wist je dat de Rolling Stones hier zijn geweest?’

Brusilia

Brusilia, die tot tien jaar geleden gold als de hoogste woontoren van België, viert dit jaar zijn vijftigste verjaardag. We gingen op bezoek bij de bewoners van dit gigantische verticale dorp.

Er zijn van die gebouwen die de gemoederen blijven beroeren. Wat voor sommigen een architectonisch hoogstandje is, is anderen een doorn in het oog. Dat gaat zeker op voor de Brusilia-toren, die sinds 1974 zo’n 110 meter uittorent boven Schaarbeek, een van de 19 Brusselse gemeenten. Deze gewelfde wolkenkrabber biedt een adembenemend uitzicht over het weelderige Josaphatpark, en bij uitbreiding de hele hoofdstad en zelfs veel verder.

Bruseilia is een toonbeeld van de hoogdravende architecturale dromen aan het einde van de golden sixties. In die tijd was de bruxellisering, zoals het pejoratief wordt genoemd, al aan de gang. Projectontwikkelaars probeerden het Brussel van toen om te vormen tot een moderne metropool zonder rekening te houden met het bestaande weefsel. Toen al was er kritiek op de financiers en de architecten die hen bijstonden, waaronder Jacques Cuisinier (1915-2000), de architect van Brusilia.

Het gebouw van gewapend beton, bekleed met geprefabriceerde elementen van gewassen vuursteen, was nochtans een innovatief project. Het durfde de stedelijke verdichting uit te spelen, lang voordat de stadsplanners van het derde millennium het als oplossing zagen voor de huizencrisis en de woekering van gebouwen op het platteland. In de brochure waarin het bouwproject aan toekomstige kopers werd gepresenteerd, stond te lezen: Brusilia is meer dan een hypermodern flatgebouw. We durven te spreken over een nieuwe levensstijl. Een levensstijl die volledig is aangepast aan de behoeften van deze tijd.

Vijftig jaar na de opening bezoeken we de toren, die nog steeds de skyline van onze hoofdstad bepaalt. Verdient dit gebouw, dat niet op de monumentenlijst staat, een bepaalde erfgoedwaarde? Gaat het avant-gardistische model van toen nog steeds op? Hoe het is om met je hoofd in de wolken te leven, met meer dan 200 huishoudens als buren, in gestandaardiseerde ruimtes? We vroegen het aan de bewoners, die elk op hun manier verliefd werden op dit ‘monster’.

© Marthe Hoet

Paul-Alexander woont al meer dan twintig jaar in Brusilia, in een flat op de 32ste verdieping, met glaspartijen aan drie zijden. Hij heeft het appartement verbouwd samen met zijn partner Liesbeth, een binnenhuisarchitecte.


Paul Alexander: ‘Ik zag dit betonnen monster voor het eerst tijdens een wandeling. Ik studeerde kunstgeschiedenis en het was liefde op het eerste gezicht. Drie jaar later kocht ik er een kapperszaak, die tien jaar lang dienstdeed als mijn atelier. Ik besloot mijn thesis te schrijven over Brusilia en zijn architect, Jacques Cuisinier. Er was niets over hem te vinden, dus werd ik zijn biograaf.’(lacht) Wist je dat hier vroeger het Palais des Sports stond en dat de Rolling Stones hier zijn geweest? We hebben in onze woonkamer een foto van Mick Jagger die door de straat hier beneden loopt!’

‘Toen ik Liesbeth leerde kennen, hoorden we dat een flat op de 32ste ­verdieping gekraakt werd. We hebben navraag gedaan en konden ’m kopen. Hij was in erbarmelijke staat, dus we konden hem herinrichten zonder ons schuldig te voelen. Ik was een van de eerste liefhebbers van Brusilia, maar sinds de jaren 2010 is het trendy geworden om er te wonen. Voor mij is het ook een levensstijlkeuze; het is hier ecologischer wonen dan in een huis op het platteland.’

© Marthe Hoet

Liesbeth: ‘We hebben de scheidingswanden verwijderd om een loftgevoel te creëren en overal licht te krijgen. Tijdens covid hebben we daarvan geprofiteerd, omdat we niet het gevoel hadden opgesloten te zitten. Om onze zoon te laten rondrennen, gingen we naar beneden, naar het grasveld voor het gebouw. Het was de speeltuin van Brusilia geworden.’

‘Er is hier een gemeenschapsleven. Soms zijn er feestjes. Maar we werken ook samen aan grote projecten. Een paar buren en ik hebben nagedacht over het vervangen van de ramen. We hebben een voorstel gedaan aan alle bewoners, die vrij waren om ons daarin te volgen of niet. Onze babysit woont in het gebouw en we spelen scrabble met een stel dat hun babyfoon meebrengt… Het is net een groot huis met veel gezinnen, of een verticaal dorp! En de straat, dat is de lift: je komt er iedereen tegen.’

© Marthe Hoet

Nathalie en Kaat werken in de filmindustrie. Ze regisseerden de serie Beau Séjour, te zien op Netflix. Ze wonen samen op de zesde verdieping. De flat is aangepast voor rolstoelgebruikers en gerenoveerd in de geest van Le Corbusier.

Nathalie: ‘Als je als regisseur een plek kiest om te filmen, is dat om esthetische redenen, maar ook omdat er iets van die plek uitgaat. Ik ben daar gevoelig voor. Ik ben weleens van hotelkamer veranderd omdat ik me er niet op mijn gemak voelde. Ik voelde de energie van dit gebouw meteen. In de zomer, als de zonwering omhoog staat, heb je het gevoel dat je op vakantie in Spanje bent.’

Het uitzicht is filmisch, en als buren helpen we elkaar ook écht.

‘Het is ook interessant om al die gestandaardiseerde ruimtes te zien die iedereen heeft gepersonaliseerd. We wilden een doorloopruimte en op maat gemaakt meubilair in de geest van Le Corbusier en Mad Men. Met gele en groene tinten en hout, wat doet denken aan Deens design. Aanvankelijk wilden we niet in een groot gebouw wonen. We dachten dat het te lawaaierig en hectisch zou zijn… Maar het is een zegen voor mij, als rolstoelgebruiker. Er zijn twee liften die rechtstreeks naar de parkeergarage leiden en in onze ruimte kan ik me vrij bewegen dankzij de deuren die we hebben laten verbreden. Vanaf hier kan ik de stad en het leven om me heen zien, zowel vanuit de woonkamer als vanuit de keuken. Het is een filmisch uitzicht!

© Marthe Hoet

‘Nog een sterk punt is dat we elkaar als buren ook echt helpen. Een paar weken geleden viel ik uit mijn rolstoel. Ik nam de telefoon en vond snel iemand die me overeind kon helpen. Ik zou graag een ruilhandel willen invoeren, zoals een privéles Latijn in ruil voor een lekkere huisgemaakte maaltijd. We zijn met 600 en we hebben allemaal wel vaardigheden om te delen. Ik ben er trots op om te kunnen zeggen dat ik in Brusilia woon en ik heb er geen spijt van dat ik zo laag in het gebouw ben gaan wonen. Ik kijk graag naar de bomen, maar nog liever naar de mensen.’

© Marthe Hoet

Jacques woont hier niet. Op de bovenste verdieping richtte de fotograaf en oprichter van het beroemde Clockarium in Brussel in 2006 zijn kantoor en studio in. Hij brengt de skyline rondom hem fotografisch in kaart.

‘Op een dag was ik op weg naar mijn werk en stopte ik omdat ik een gebouw zag dat ik vreselijk vond. Het was in mijn ogen een misdaad tegen de pracht van de laan. Maar de nogal prestigieuze ingangen deden me beseffen dat het gebouw in werkelijkheid niet zo lelijk was. Er hing een klein te koop-bordje aan het inlichtingenbord. Toen ik zag dat het helemaal bovenaan was, ging mijn hart tekeer, want ik hou van hoogtes. Ik heb drie jaar in Houston-Texas gewerkt en een vriend woonde daar in een toren met een buitengewoon uitzicht. Hij nam prachtige foto’s… Als je zo hoog zit, is het licht ongelooflijk, zelfs als het beneden ellendig weer is. Ik heb het appartement gekocht en niets veranderd!’

‘Toen ik hier net was, was ik zo onder de indruk dat ik besloot het uitzicht in kaart te brengen. Op een dag ontdekte ik dat je bij helder weer de haven van Antwerpen, de elektriciteitscentrale van Doel of de kathedraal van Mechelen kunt zien. Nu plaats ik mijn werk geleidelijk op Flickr en heb ik weleens tentoongesteld op de Affordable Art Fair.’

© Marthe Hoet

‘Intussen ben ik het gewoon om alles van bovenaf te zien, maar lang dacht ik telkens als ik door het raam keek: wow! Of ik weleens de trap neem? Nee, maar mijn dochters wel. Op een dag liet ik tijdens het fotograferen de geheugenkaart van mijn camera vallen. Ik dacht dat ik hem op de zevende verdieping zag liggen. Ik liep helemaal naar daar en wat ik dacht dat mijn dierbare kaart was, bleek duivenpoep. Ik had het hele stuk voor niets gestapt. Toch liever de lift.’

© Marthe Hoet

Jean is een van de oorspronkelijke bewoners van de toren. Hij is een voormalige voorzitter van de raad van eigenaars. In zijn appartement op de 13de verdieping behield hij de sfeer van de jaren zeventig.

‘Ik ben geboren in Luik, maar ik heb 32 jaar in Antwerpen gewerkt en daar hebben we ook een tijdje gewoond. In 1974 wilde mijn vrouw naar Brussel verhuizen. Veel mensen raadden me aan om een woning te zoeken in de buurt van Ukkel of Elsene, maar dat betekende nog meer files om in Vlaanderen te raken. Toevallig kwam ik hier langs op weg naar huis. De toren was voor 95% af. Het gebouw trok me aan. We bezochten een showflat en we waren gecharmeerd van de nabijheid van de snelweg, het centrum, een school… maar ook door de moderne stijl. Het avant-gardistische concept stoorde me helemaal niet!’

‘Vandaag is mijn flat erg veranderd. We hebben een muur afgebroken en een gebogen scheidingswand geplaatst. Je zou het niet zeggen, maar ik heb nu 200 vierkante meter! Het was mijn vrouw, die er vandaag niet meer is, die de leiding had over dit project. Nu ga ik verder met het ontwikkelen van de meubels. Mijn passie is het restaureren van objecten. Ik heb deze vier stoelen in mijn eetkamer laten repareren. Ze zijn prachtig.’

© Marthe Hoet

‘We hebben jaren op het derde gewoond. Maar toen kocht ik deze flat, die we verbouwden. De andere verhuur ik. Als ik ga zitten, kan ik de wolken niet zien omdat we te laag zitten. Ik kan wel het park zien, en dat vind ik prima! Na vijftig jaar geniet ik nog elke dag van het uitzicht over de stad. Veel mensen hebben dat niet, zelfs niet in hun mooie villa. Als je in je eigen appartement bent, heb je niet het gevoel dat je in een torenflat met 204 eenheden zit, je voelt je thuis. Dat gezegd zijnde, ik ben jarenlang voorzitter geweest van de raad van eigenaren en ik heb het hier toch wat zien veranderen. Zo zijn er veel meer Nederlandstaligen dan vroeger. En over het algemeen babbelen we toch een pak minder met elkaar…’

Kristien en Gideon wonen met hun tienerkinderen in Brusilia, op de 26ste verdieping. Beiden architect van opleiding, hebben ze de ruimte aanzienlijk verruimd. Met voiles en gordijnen verzachtten ze de strakheid van het volume.

Kristien: ‘We hebben in Gent gewoond en daarna in Rotterdam, maar we wilden naar een andere stad. We vonden deze flat toen ik zwanger was, zeventien jaar geleden. Hij was in originele staat, met veel kleine kamers. Er zijn maar twee dragende balken, dus we konden de scheidingswanden weghalen om te profiteren van licht uit het oosten en het westen. We behielden een centraal volume met daarin de keuken, kasten en de badkamer. Om tegenwicht te bieden aan de strakheid van het volume hebben we gordijnen gebruikt, waardoor we kunnen spelen met de ruimte en het uitzicht. Voor de rest van de toren heb ik ook al een paar ideeën. Maar het is niet gemakkelijk om iedereen op één lijn te krijgen. We zouden bijvoorbeeld een moestuin op het dak kunnen aanleggen. Dat zou geweldig zijn.’

© Marthe Hoet


Gideon: ‘Brusilia is een kleine stad waar je je pantoffels aan kunt houden. Er is een grote gemeenschap en we helpen elkaar. Maar je kunt dit project niet vergelijken met de Cité Radieuse in Marseille. Le Corbusier heeft daar een wooneenheid gebouwd, met accommodatie maar ook met een crèche, winkels… Als een dorp, maar met gangen. In Brusilia vinden we de klassieke indeling waar Brusselse projectontwikkelaars voor staan, met liften die twee appartementen op elk niveau bedienen. De architect van Brusilia, Jacques Cuisinier, was destijds een bekende figuur in Brussel, maar hij kreeg kritiek. Brusilia is een ongelooflijk gebouw, maar het is ook een overblijfsel van een duistere kant van de jaren 70, die van de bruxellisering. Maar daar hebben wij niets mee te maken. We zijn er dan ook trots op om hier te wonen. Met een gemeenschap die rijk is aan leeftijdsverschillen en culturen, met een uitzicht waar we geen genoeg van kunnen krijgen. Vooral omdat het panorama verandert volgens het weer. Op dit moment kun je het Jubelpark in de zon zien liggen. Straks is het misschien Woluwe.’

© Marthe Hoet

Nathalie verdeelt haar tijd tussen Frankrijk en België en heeft sinds 2001 een appartement in Brusilia. Ze heeft een paar kleine veranderingen aangebracht en probeert haar ruimte niet te overweldigen met decoratie.

‘Ik noem het de helse toren, omdat hij opvalt in het landschap. Maar het is een prettig gebouw om in te wonen. Wat voor mij belangrijk was toen ik het kocht, was dat er geen inkijk was. Er hoeven geen gordijnen voor de ramen. Het licht, de manier waarop de flat is ingedeeld: alles paste bij me. Mijn enige spijt is dat ik geen open haard heb!’

‘Het is leuk om te zien wat mensen met deze standaardflats hebben gedaan. Een paar buren kwamen laatst bij me langs en zeiden: “Uw flat is groter dan de onze.” Dat kan natuurlijk niet, dat komt door hun inrichting, die is drukker. Sommige mensen klagen over de overlast die de renovatie van de flats veroorzaakt. Persoonlijk vind ik het een goed teken. Het bewijst dat de plek leeft. Dat heb ik liever dan een gebouw dat op sterven na dood is. Voor de 50ste verjaardag van het gebouw plannen we een tentoonstelling van werken van de bewoners, want er zijn hier veel creatieve mensen.’

© Marthe Hoet

‘We hebben allemaal anekdotes over deze plek. Ik herinner me een afschuwelijk moment. Op een dag gebruikte iemand steigers en daarna de brandtrappen om op het dak te komen en eraf te springen. De politie was er toen ik die dag thuiskwam, zij vertelden me het vreselijke nieuws. Toen ik een paar jaar later uit het niks twee schaduwen voor mijn raam zag voorbijkomen terwijl ik televisie zat te kijken, vreesde ik opnieuw voor een zelfmoordpoging. Het bleken mensen die in het geheim van de top aan het paragliden waren. Toen ze eenmaal beneden waren, renden ze terug naar hun auto om zich te verstoppen. Ik herinner me ook een bruiloft bij een Afrikaanse familie. Ze stonden allemaal in de gang in feestelijke outfits, kleurrijk en elegant. Het was prachtig en ik zat op de eerste rij. Brusilia is een bloemlezing van kleine stukjes leven. Er zijn gelukkige en minder gelukkige momenten. En we beleven het allemaal samen.’

© Marthe Hoet

Anke en haar partner Andries wonen met hun 19-jarige zoon op de 15de verdieping. Bij hen is de structuur minder veranderd. De inrichting is een vrolijke mix van voorwerpen en kleuren.

‘Toen mijn zoon werd geboren, zijn we op zoek gegaan naar een huis. Maar betaalbare huisvesting moest altijd nog grondig gerenoveerd worden. We kwamen een appartement tegen in Brusilia en ik was meteen onder de indruk van het uitzicht. We misten de koop, maar de volgende beschikbare flat was voor ons. We hebben geen grote verbouwingen gedaan, omdat we de ruimte mooi vonden zoals hij was. Sommige bewoners hebben muren neergehaald, maar wij vonden het wel leuk dat we de deuren konden sluiten en een film konden kijken terwijl onze kleine sliep… We hebben ook de kasten uit de jaren zeventig in de keuken gehouden. Het draagt allemaal bij aan de sfeer.’

‘Mijn vriend werkt voor monumentenzorg in Vlaams-Brabant, hij is erg geïnteresseerd in waardevolle gebouwen. Ik geef Nederlandse les en vertaal Duitse en Zweedse literatuur. De bibliotheek getuigt van mijn passie voor boeken. En ik heb een voorliefde voor Scandinavië, wat terug te zien is in de inrichting: Marimekko-gordijnen, Stig Lindberg-behang…’

© Marthe Hoet

‘Ik denk dat het wonen hier ook een invloed heeft gehad op mijn zoon, want als kind was hij erg geïnteresseerd in architectuur: hij was altijd torens aan het bouwen en tekenen. Hij zei altijd “mijn toren” tegen zijn vrienden in plaats van “mijn huis”. Sommige mensen vinden dat hoge gebouwen steden lelijk maken. Ik hield vroeger ook niet echt van wolkenkrabbers. Maar nu ben ik geschokt als mensen kritiek hebben op Brusilia: het is mijn thuis!’ (lacht)

‘Het is wel waar dat er nadelen zijn, niet in de laatste plaats het lawaai! Je denkt misschien dat het hierboven rustig is, maar je hoort de drukte van het park en de straat. En er zijn veel eigenaren die werkzaamheden laten uitvoeren: door de betonnen structuur hoor je alles. Wat brand betreft, daar denk ik weleens over na. In theorie zouden we via de balkons moeten evacueren, maar we oefenen nooit. Maar die minpunten wegen niet op tegen de locatie en het park aan de overkant, dat ik “onze tuin” noem.’

© Marthe Hoet

Corentin is al lange tijd lid van de raad van eigenaren en is actief betrokken bij de viering van de 50ste verjaardag van de toren. Hij heeft zijn intrek genomen in een lichte, open ruimte die hij bewoont met zijn vrouw en hun kinderen van 4 en 6 jaar.

‘Als je hoort wat er in andere hoogbouw in Brussel gebeurt, zeg ik tegen mezelf dat we het in Brusilia toch best goed doen. Het is waar dat er soms wrijving is, maar daar slaan we ons doorheen. Daarom ben ik al jaren betrokken bij de raad van eigenaren. Mensen samen een gebouw laten beheren, dat motiveert mij.’

‘Ik kwam per toeval bij Brusilia terecht. Ik was op zoek naar een lichte flat met uitzicht. Ik herinner me dat ik een beetje trilde toen ik de ruimte binnenkwam en het panorama zag. De kans was gewoon te mooi. Toen we kinderen kregen, was de ruimte in onze eerste flat te klein geworden en we hadden geluk: net op dat moment kwam er twee verdiepingen lager een andere flat met meer kamers vrij. Dus trokken we in deze flat, die al volledig was gerenoveerd en heel open was. We hoefden ’m alleen nog maar te schilderen en er onze minimalistische meubels in te zetten.’

© Marthe Hoet

‘Hier wonen geeft ons een zekere trots, omdat dit gebouw een identiteit heeft. We zijn ons er allemaal van bewust dat we in iets speciaals wonen. Er is nu zelfs een wachtlijst van kandidaatbewoners. We zien ook mensen die via de lagere flats ‘binnenkomen’, om dan een andere te kopen en hogerop te klimmen. Zelfs voor onze kinderen is het speciaal. Omdat ze vlakbij naar school gaan, kent iedereen hun huis. Het is een echt stedelijk herkenningspunt’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content