Ridders van de scheve schaats: de wondere wereld van het rendez-voushotel
Auto’s die stil de parking oprijden. Stellen die schichtig naar binnen glippen. Welkom in de schimmige wereld van het rendez-voushotel. Jean-Paul Mulders sprak met twee uitbaters, een escortmeisje en een koppel dat er zijn geheime liefde bedreef.
Evi (33): bezoekster van een daghotel
Jonas en Evi zijn collega’s. Ze kwamen in een daghotel terecht toen ze verliefd werden maar geen eigen plek hadden om elkaar te ontmoeten.
Jonas en ik leerden elkaar kennen op het werk. Hij zat al jaren in een slabakkend huwelijk. Ik woonde samen met mijn vriend, maar de vlinders waren weg. Jonas was een jaar of drie ouder dan ik en altijd attent als hij mij tegenkwam op de gang. Op een keer hoorde hij mij met een andere collega spreken over gebak. Het waren de donkere dagen voor Kerstmis; buiten was het kil. In de hal van het ziekenhuis hadden ze een mooie kerstboom gezet. ‘Ik zal je mijn recept voor wortelcake eens sturen’, knipoogde Jonas.
’s Avonds kreeg ik een vriendschapsverzoek op Facebook. Al gauw wisselden Jonas en ik spannende berichtjes uit via Messenger. Ik stond daar ’s nachts zelfs voor op. Ik voelde mijn bloed weer stromen, als jonge moeder die de laatste jaren vooral met neuspeertjes en luiers in de weer was geweest. Ik weet niet of daar cijfers over bestaan, maar volgens mij hebben dingen als Whatsapp en Messenger het overspel vermenigvuldigd. Aan een onbekende man zou ik nooit mijn telefoonnummer geven, maar dit ging vanzelf.
Jonas was grappig en ik had de indruk dat hij mij begreep. We hadden dezelfde muzieksmaak en hielden allebei van Friends. Dat vond ik apart, een man die een zwak had voor Friends.
Toch duurde het nog een paar maanden voor we de eerste keer hebben afgesproken buiten het werk. Ik herinner mij de smaak van onze eerste kus. We worstelden met schuldgevoelens, maar wilden allebei meer. De eerste keer bedreven we de liefde op de achterbank van zijn auto, een Nissan Sunny die nog van zijn vader geweest was. We voelden ons als pubers.
Wekelijks zagen we elkaar Ć©Ć©n of twee keer, in bossen en op eenzame plekken. (lacht) Ik denk dat we elke bouwval in de omgeving ondertussen kennen; mijn gps staat vol paadjes waar niemand komt. Ik weet wat het is de liefde te bedrijven in de vrieskou, of terwijl de regen roffelt op een roestig dak. EĆ©n keer stonden mijn billen rood van de brandnetels. Ik zei aan mijn man dat ik wellicht allergisch was voor de kleurstof in mijn jeansbroek.
Gelukkig werd het al vlug lente, en schoot de maĆÆs op. Een maĆÆsveld is voor geheime koppels een droomplek. Die planten hebben dikke bladeren en schieten lekker hoog op. Je gaat daar vijf of tien meter in, en je bent onttrokken aan het oog van de buitenwereld. MaĆÆsvelden zijn de rendez-voushuizen die de natuur in haar barmhartigheid heeft voorzien voor overspeligen. In die geurige diepte, in die sfeer van groenig licht, heb ik Jonas tientallen keren bemind. Die zomer staat voorgoed in mijn herinnering gebrand.
Maar in september rooit de boer de maĆÆs. Opeens bestond ons favoriete veld uit treurige stoppels. Ik kon wel janken toen ik het zag. De eerste dolverliefdheid was er inmiddels wat af. Ik begon het een beetje schaamtelijk te vinden, twee dertigers op de achterbank van een auto of in een verlaten bunker langs de weg. Op een keer werden we bijna betrapt door de politie. We stonden onder een brug geparkeerd, die agenten hadden de wasem gezien op de ruiten van de auto. Opeens priemde er een zoeklicht naar binnen. Die agent had het natuurlijk door, maar ik denk dat hij sympathie voor ons voelde. “Geboren in 1984”, las hij van mijn identiteitskaart. Hij trok veelbetekenend een wenkbrauw op. Dat was grappig, maar als moeder van een dochtertje van drie vond ik het best wel gĆŖnant.
We gingen op zoek naar een comfortabeler plek. Op internet vond ik adressen van daghotels. De eerste keer was een afknapper: het hotel was groezelig en er zat een ongelikte beer aan de receptie. Er lagen kruimels op het tafeltje in de kamer. Op het bed tastte ik tot mijn afgrijzen in een onbestemde natte plek. Toen vonden we dit adres. Het klinkt misschien melig, maar het werd een plek waar we konden thuiskomen. Een luchtbel buiten de tijd. Er zijn weinig plaatsen in de wereld waar ik in die mate urenlang volmaakt gelukkig was.
Intussen zijn mijn vriend en ik uit elkaar en zit Jonas in een vechtscheiding. We hebben nu elk onze eigen plek. Behoefte aan maĆÆsvelden of rendez-voushuizen van steen hebben we niet meer. Het klinkt misschien vreemd, maar ik voel nog weleens heimwee naar ons clandestiene daghotel. Soms denk ik: als Jonas en ik vijf jaar samen zijn, wil ik er terug naartoe. Of naar de maĆÆsvelden van weleer, bij een heldere sterrenhemel en de maan die haar mysterie over alles sprenkelt …”
Johan en Rita, uitbaters van Chadim in Wetteren
Dertien jaar geleden nam Johan Vermote een voormalige bar met kamerverhuur over en bouwde die om tot hotel Chadim. Zijn medewerkster Rita kwam er terecht via een vriendin die er poetste. Het klikte en ze ging er niet meer weg.
Rita: “Als ik mensen vertel wat ik doe, dan zeggen ze vaak: ‘Wow, spannend! Ik zou graag eens een dag meelopen met jou.’ Maar zo bijzonder is dat eigenlijk niet. Voor ons voelt het aan als een gewoon hotel dat je toevallig per uur in plaats van per nacht verhuurt. Wat er boven gebeurt, daar staan wij zelfs niet meer bij stil. Soms is het best een eenzame job. Je ziet je klanten wel, maar die komen niet om met jou te praten. De kamers kunnen volgeboekt zijn, maar zelf ben je alleen.”
Johan: “Vroeger zag het interieur van het hotelletje er nogal wulps uit. Toen ik het heb overgenomen, dacht ik: dat moet eruit. Ik wou het huiselijker, een gewone omgeving. Dat hebben de meeste klanten het liefst. Als ik de deur open, denk ik nooit: die mensen komen hier de liefde bedrijven. Ik denk: die mensen hebben een kamer nodig. Als in een gewoon hotel. Ik beschouw de koppels die hier komen als man en vrouw. Alleen wanneer je elders, in de buitenwereld, een klant tegenkomt, besef je opeens dat ze eigenlijk bij iemand anders zijn dan bij de persoon met wie je ze doorgaans ziet. Dan is dat altijd even schrikken.”
Rita: “Soms denk ik dan: amai, uw partner past niet bij u. Ik kan mij voorstellen dat het met die ander, waarmee je bij ons komt, veel beter klikt.”
Johan: “Zelfs toen ik onlangs in het ziekenhuis lag, kwam ik iemand tegen die ik ken van in Chadim. De deur van de onderzoekskamer zwaaide open, en de knappe dokteres bleek een klant van ons. Ze knipoogde naar mij voor ze met het onderzoek begon. Ik zou natuurlijk niets gezegd hebben, want discretie is iets wat ik hoog in het vaandel voer.”
Rita: “We hebben klanten van in de twintig en klanten van tachtig. Alle leeftijden. Soms gebeurt het dat je iemand opeens niet meer ziet. We zitten daar dan een beetje mee in en vragen ons af: wat zou er voorgevallen zijn ? Met sommige klanten bouw je echt wel een band op. Wij houden het er dan maar op dat ze gaan samenwonen zijn. Dat is prettiger dan de gedachte dat een van de twee is gestorven of dat de relatie op de klippen liep. (zucht) Eigenlijk zijn wij hopeloze romantici. We zien niet liever dan dat mensen samen gelukkig zijn.”
Johan: “Niet iedereen die hier komt, rijdt trouwens een scheve schaats. Je hebt ook mensen met kinderen die alleen zijn gevallen, maar niet direct iemand nieuw bij hen thuis over de vloer willen laten komen. Soms zijn ze bang dat de buren zullen roddelen. Je hebt vlug een reputatie, zeker in kleinere gehuchten. Er komen hier zelfs mensen die gewoon met elkƔƔr getrouwd zijn. Die kampen dan bijvoorbeeld met de sleur. Het bed is een plek geworden die ze alleen nog associĆ«ren met slapen. Terwijl ze er hier nog eens naartoe kunnen leven om de liefde te bedrijven. Ze zijn dan twee uur op hun gemak, zonder kinderen in de buurt.”
Johan: “Natuurlijk maak je ook wel apartere dingen mee. Nadia, een escortmeisje dat hier soms komt, had eens een klant die er een fetisj voor hoge hakken op nahield. Die hak moest Ć”ltijd zichtbaar zijn. Zaten ze aan tafel, dan moest die hak op tafel staan. Lag ze in bed, dan moest die hak op bed staan. Vreemd. Maar die man deed voor de rest niemand kwaad.”
Rita: “Een andere man bracht hele mooie, dure dameskleren mee die toebehoorden aan zijn vrouw. Hij vroeg zijn escort vriendelijk of ze die wou aantrekken. Vervolgens scheurde hij die kleren van haar lijf en slingerde het arme meisje allerlei scheldwoorden naar het hoofd. Zo reageerde hij zich af op zijn echtgenote, die hem blijkbaar een en ander had misdaan. Eigenlijk vond ik het wel een elegante manier om van zijn woede af te geraken. Beter zo, denk ik dan, dan dat hij zijn vrouw te lijf zou zijn gegaan.”
Johan: “Ik heb de indruk dat escortmeisjes sinds de financiĆ«le crisis veranderd zijn. Na 2008 zijn nogal wat gewone vrouwen dat beginnen te doen, niet zelden naast een gewone job. Vroeger herkende je een prostituee van uren ver : overdadig geschminkt, met sexy kousen en zo. Nu is die grens vervaagd. Er is een beetje een wildgroei. Je krijgt de indruk dat iedereen dat nu durft te doen. Alleenstaande moeders zien het als een middel om financiĆ«le putten te vullen. Ze gaan werken, maar komen niet rond met hun loon. In al die jaren heb ik maar twee meisjes gekend die zeiden: ‘Ik doe dat graag. Ik put er energie uit.’ Bij alle andere was het voor het geld.”
Isabelle, escortmeisje
Hoewel ze er nog geen dertig uitziet, doet ze al zeven jaar escort. Isabelle, girl next door van het sympathieke soort, ontvangt haar klanten in diverse daghotels.
Ik begon aan een tweede, langdurige studie en had een heleboel kosten. Er moest ergens geld vandaan komen en ik dacht: waarom geen escort? Het leek mij wel boeiend. Als het in je zit, is het easy money. Ik heb er geen problemen mee, zelfs de eerste keer niet. Dat ging gewoon.
‘Degenen die het mooiste pak dragen, zijn de grootste varkens’, zeggen ze weleens. Dat klopt eigenlijk wel. Maar ik ben nogal strikt. Wat in mijn zoekertje op internet staat, doe ik. Al de rest moet je niet vragen. Ik had een man die zei dat hij het leuk zou vinden, mocht ik kokhalzen tijdens het pijpen. Zo’n beetje gedwongen-achtig, weet je wel. Dan antwoord ik : ‘OkĆ© als dat je ding is, maar niet met mij.’ (lacht) Eigenlijk ben ik best preuts. Gangbangs, anaal, mannen die als een baby gepamperd willen worden: het is niet my cup of tea. Voetfetisjisten mogen mij wel bellen. Blijkbaar heb ik kleine, schattige voetjes. Als iemand daaraan wil likken en sabbelen, vind ik dat wel fijn.
Onderhandelen over de prijs vind ik vreselijk. Ik vraag tweehonderd euro voor een uur, plus de huur van de kamer. Ik doe liever geen twee klanten op een dag, drie is al extreem. Soms accepteer ik er maar twee of drie in een week. In de blok moeten ze mij helemaal met rust laten.
Ik probeer een fatsoenlijk publiek aan te trekken en blijkbaar slaag ik daar wel in. Met sommige klanten zou ik zo ook wel kunnen daten. Soms krijg ik parfum of brengen ze iets lekkers mee.
Soms vraagt een klant: wat heb je graag? Ik haat die vraag. Als ik zeg ‘ik doe het graag op zijn hondjes’ en hij krijgt hem niet overeind, dan is die man al meteen teleurgesteld (lacht). In het begin ben ik wel gefrustreerd geweest omdat ik zelf niet aan mijn trekken kwam. Ik ben een jonge vrouw en wil graag wat actie. Als je dan almaar oudere mannen krijgt of heren van middelbare leeftijd … Vanaf veertig hebben mannen vaker wel dan niet problemen. Ik zat zelf zonder lief in die tijd en als er eens een jong gastje binnenkwam, dacht ik: yes!
Maar ik heb ook een klant van in de zeventig die nog ongelofelijk fit is. Hij zwemt nog drie keer per week. Zo fit dat die is. Echt! En zo intens. Je ziet gewoon dat hij in de zevende hemel is. Dat hele lichaam geniet, daar hangt zo’n aura omheen. Echt mooi om te zien. Zijn berichten zijn ook altijd heel respectvol en beleefd: ‘Mag ik nog eens zo’n superfijne date met u?’
Een psychiater, een prof, een bakker, een IT’er … ik heb het allemaal als klant. Veel zelfstandigen ook, want die kunnen zich overdag vrijmaken. Laatst had een familielid problemen bij een verbouwing. Ik heb mijn oor te luisteren gelegd bij een klant die aannemer is – of hij eens wat tips kon geven. Soms vraag ik mij af hoe ik mijn ouders moet uitleggen dat ik al die dingen weet. Zij denken dat ik een gewone job heb. Op dat vlak leid ik een echt dubbelleven.
Ik ga altijd op hotel, nooit bij de klant thuis. Ik heb weleens gehoord van een meisje dat bij een klant was, toen er opeens – letterlijk – nog een man uit de kast kwam. Zij heeft dan maar gedaan alsof er niets aan de hand was. Twee voor de prijs van Ć©Ć©n, zeker?
Sommige daghotels zijn okƩ, andere hebben zulke dunne muren dat je je in een pornofilm waant. Afgeleefd, louche, zonder voorzieningen. Soms zijn de vuilnisbakjes van de vorige klanten niet eens leeggemaakt. Ik heb liever dat er niet gerookt mag worden, want dan draag je die geur de hele dag met je mee. En het plafond moet wit zijn, want je ligt vaak op je rug en dan word je afgeleid door de barsten, scheurtjes en vlekken van doodgeslagen muggen.
Een bloemetje hier en daar, wat kleuren: dat kan ook geen kwaad. En muziek. Want als het stil is: vreselijk! Een goed hotel moet van die trage, romantische rockmuziek voorzien, maar geen radio. Op de radio zeggen ze constant hoe laat het is en dan lig je de minuten af te tellen. Om nog te zwijgen van de reclame en dat gezever tussendoorn … dat leidt erg af van waar je mee bezig bent.
Ik voel dat ik het wel een beetje beu aan het worden ben. Vooral die telefoontjes midden in de nacht en de onnozele sms’jes die je krijgt. Na al die tijd heb ik het wel gezien. Ik denk stilaan aan afbouwen. Mijn vaste klanten houden, maar geen nieuwe meer aanvaarden. Voor de oude voel ik mij verantwoordelijk. Het is niet vanzelfsprekend om iemand nieuw te vinden bij wie ze zich goed voelen. Sommige klanten zal ik daar een handje bij moeten helpen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier