Wanneer grote merken weigeren een plus-size model te kleden

© Vogue

Ashley Graham siert het januarinummer van Vogue. Dit zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn, maar het blijft uniek in een wereld waar zelfs een modebijbel als Vogue moeite heeft met labels te vinden die hun plus-size covermodel willen kleden.

De vraag om realistische (rol)modellen in magazines klinkt steeds luider, maar vaak ligt die beslissing niet in de handen van zij die dat magazine runnen. Zelfs een gigant Vogue had het lastig om de keuze voor covermodel Ashley Graham (maat 44) te verantwoorden bij de designers die meestal staan te springen om het voorblad van de modebijbel te sieren met hun creaties. Vogue UK hoofdredactrice Alexandra Shulman beschrijft in haar editor’s letterhoe sommige merken weigerden om kleding op te sturen voor de covershoot. Ze wil geen namen noemen, maar bedankt uitvoerig het modelabel Coach dat wél met plezier Graham wilde kleden. “Terwijl de rest van de wereld het broodnodig vindt dat de modewereld een bredere definitie van “schoonheid” leert omhelzen, gaan sommige van onze meest bekende modelabels net de tegengestelde kant uit”, aldus Shulman, die dit “onwijs en onbegrijpelijk” noemt.

Shulman is niet het enige Vogue-opperhoofd dat de kritiek op de weinig diverse maten in de modebladen doorschuift naar de labels. Ook voormalig hoofdredacteur van de Australische Vogue schreef in haar boek The Vogue Factor dat het een bijzonder complex probleem is. “Designers gebruiken steeds dunnere pasmodellen, meisjes die het merendeel van hun tijd aan een infuus in het ziekenhuis liggen, wandelende skeletten bijna. Dit zijn de lichamen waarop de kleding gemaakt wordt, de kleding die vervolgens op de runway gestuurd wordt en daarna beschikbaar is voor shoots. Wij krijgen soms couturejurken binnen die eerder lijken op doopjaponnen, zo klein zijn ze, maar wanneer we het label om een andere maat vragen krijgen we te horen dat die niet beschikbaar is. Als we die kleding willen shooten, dan moeten we dus op zoek naar modellen die in die kleding passen”, aldus Clements in haar boek.

Gradueel groter

Het is echter niet zo dat labels geen kleding in grotere maten produceren – ze moeten wel, anders zou het discriminatie zijn- , maar die grotere stuks worden pas na de show en na de goedkeuring van de reguliere collectie ontwikkeld. Pas wanneer ontwerpers via interesse van inkopers weten welke ontwerpen er succesvol zullen zijn beginnen ze aan de uitbreiding van het gamma, en zelden nemen ze daarvoor een ander pasmodel onder de arm. Hierdoor worden de maten gewoon gradueel groter, maar houden ze geen rekening met een verschillende vorm van lichaam, waardoor de kleding ook niet altijd goed zal aanpassen en vrouwen met een maat die begint met een 4 deze boetieks al niet meer binnen stappen uit angst voor teleurstelling in de paskamer.

Undercoverjournaliste Imogen Edwards-Jones liet in 2006 in haar bestseller ‘Fashion Babylon‘ anoniem enkele van deze ontwerpers aan het woord die uitlegden waarom hun pasmodellen (en dus hun ontwerpen) doorgaans geïnspireerd zijn op slanke lichamen.

“Uiteindelijk fungeren deze meisjes niet als vrouwen, maar als levende kapstokken. Hoe slanker het model, hoe meer ze de originele schets in 2D kunnen benaderen”. De meeste ontwerpers zijn visionairs, schrijft Edwards-Jones, perfectionisten die vinden dat ze kunst creëren en niet stilstaan bij het feit dat hun kunst op een zeker moment ook commercieel moet worden.

Daarnaast zijn er ook ontwerpers die argumenteren dat grotere maten opnemen in hun gamma net niet commercieel is. “Het klinkt flauw, maar ik heb haast dubbel zoveel stof nodig om een maat 44 te maken in vergelijking met een maat 32. Als ik die extra stof, nieuwe patronen en de uurprijs van mijn plus-size pasmodel mag doorrekenen aan mijn klanten die deze grote maten kopen zou ik het doen”, getuigde een designer in Fashion Babylon.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content