Jean-Paul Mulders

‘Wat verandert ons van boze jongeren in lamzakken met respect voor de openbare orde?’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Er zit een man op de tram met sandalen, een staartje en een bloedrood T-shirt van Che Guevara dat rond zijn buik spant. Ooit was ik fan van de Cubaanse vrijheidsstrijder, maar toen was ik jong en deze man is van middelbare leeftijd. Dan loop je niet meer te pronken met slogans als Hasta la victoria siempre. Om nog te geloven in de overwinning, heb ik te veel gezien van de mensheid. Ik zag ook foto’s van Che, vermoord en blootsvoets op een steen. ‘Ik ben Che. Dood mij niet’, was naar verluidt het laatste wat hij zei.

Het T-shirt maakt iets wakker in mij. Voor het eerst in jaren denk ik aan een zwart-witte poster op mijn tienerkamer. Er stond een soldaat op die sneuvelde op een godvergeten grasvlakte. Hij leek zijn wapen weg te gooien toen hij door de knieën ging. ‘WHY?’, stond er in de rechterbovenhoek.

Ik stap uit aan de halte Verlorenkost. Op een verkeerslicht plakt een sticker zoals je die de laatste tijd vaak ziet. Ik verwacht FREE GAZA, maar bij nader inzien blijkt het RED HENRY. Ik vraag me af wie Henry is. En ook: komt ‘red’ hier van ‘redden’ of van ‘rood’ – zoals in Red Sebastian?

Zo berustend ben ik geworden dat ik vind dat politiek niet thuishoort op verkeerslichten. Vroeger had ik zulke boodschappen er zelf op geplakt. Wat verandert ons van boze jongeren in lamzakken met respect voor de openbare orde? Onlangs had ik daarover een gesprek met mijn dochter van achttien. Zij begreep niet waarom niemand actie onderneemt terwijl alles naar de knoppen gaat. Ik stamelde iets over hoop en wilde bloemen, maar dacht aan het radionieuws van die ochtend. In 2024, zeiden ze daarin, verdwenen er twee Belgiës aan regenwoud.

Mijn dochter van achttien begrijpt niet waarom niemand actie onderneemt terwijl alles naar de knoppen gaat.

Op de hoek van de Vogelmarkt loopt een troep schoolkinderen in fluohesjes als eendjes achter een kloek. Ik kan het niet helpen dat mij dat blij maakt. Fluohesjes vind ik zorgzame dingen – net als fietshelmen, branddekens, kinderzitjes, nachtlampjes op de gang en defibrillators in sporthallen. Ze bevestigen mijn gevoel dat ik, tot nader order, niet in de slechtste wijk van de wereld leef.

‘Hassan, stop eens met fluiten a.u.b.’, hoor ik de juf zuchten als de kinderen de straat oversteken. Haar stem klinkt vermoeid, alsof ze het al te vaak zei. Hassan wordt stil, maar houdt zijn lippen getuit en kijkt mij samenzweerderig aan.

Je maakt mijn dag, Hassan, denk ik als de rij verdwijnt. Ik hoop dat je nooit met fluiten stopt.

Uit nieuwsgierigheid googel ik Red Henry. Hij blijkt een eendagshaantje te zijn. Volgens GAIA worden er daar in België elke dag vijfenzestigduizend van gedood. ‘Want mannelijke kuikens worden door de eierindustrie als nutteloos beschouwd. Daarom worden ze enkele uren na de geboorte levend verbrijzeld of vergast.’

Zoveel onrecht, groot en klein, dat op verkeerslichten om voorrang strijdt. De barbarij kan ik niet stoppen, wel teken ik een petitie gericht aan de supermarkten. De tekst eindigt met: ‘Ik verwacht van u een duidelijk teken van engagement.’

De Landsbond Pluimvee, intussen, noemt het verhakselen van levende kuikens ‘pure fictie en laster’.

Waar is Che als je hem nodig hebt, piep ik in stilte.

Lees ook:  ‘Ik ken mensen die de maanlanding wantrouwen, maar hun horoscoop nooit zullen overslaan’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise