Jean-Paul Mulders
‘Steeds vaker zou ik, in plaats van onderweg, eens ter bestemming willen zijn’
Het is zo’n week waarin ik van hot naar her rij voor dingen die geen spat zullen veranderen aan de loop van de wereldgeschiedenis. Soms troost ik mijzelf met de gedachte: het is belangrijk in beweging te blijven, om het verroesten van gewrichten en geest tegen te gaan en eventuele belagers op een dwaalspoor te brengen. Steeds vaker zou ik, in plaats van onderweg, eens ter bestemming willen zijn. Sommige mensen lijken daar talent voor te hebben. Ik vergaap mij aan hen zoals het meisje met de zwavelstokjes: ‘Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans.’
Op een van die tochten voert een collega mij met zijn automobiel door de tunnels van de hoofdstad. Een daarvan is nog niet zo lang geleden herdoopt naar een koningin van het levenslied. In plaats van Leopold II heet de tunnel nu Annie Cordy, wat beter bekt dan Léonia Juliana barones Cooreman. Ik vind het een beproeving om naar haar liedjes te luisteren, zoals ik het een beproeving vind om te kijken naar pakweg de koers. Sommige vrouwen worden helemaal wild van de koers. Er is weinig dat ik minder aantrekkelijk vind.
Maar om in de Brusselse tunnels te blijven: als kind reed ik daar vaak door met mijn ouders, laat in de avond, opgerold op de achterbank van onze stopverfkleurige Opel Rekord die simililederen zetels had. De tunnels waren beroet en zwart en leken zonder omweg naar de hel te leiden. Nu echter heeft iemand zijn best gedaan om ze met een zweem van dartelheid te besprenkelen. Er worden pastelkleuren geprojecteerd op de wanden, waar namen en tekeningen van meisjes te zien zijn. Vaak komt zoiets geforceerd over, maar vandaag maakt zelfs een poging tot schoonheid mij al enthousiast. Van de parking van de supermarkt tot het zielloze industrieterrein waar ik onlangs verloren liep: ik kom zo vaak op plekken waar lelijkheid de belangrijkste drijfveer lijkt.
Sommige vrouwen worden helemaal wild van de koers. Er is weinig dat ik minder aantrekkelijk vind.
De tekeningen in de tunnel doen mij denken aan mijn dochter, die op haar tiende de speelsheid nog niet kwijt is. Toch voelde zij zich onlangs erg schuldig. Met wat moeite kreeg ik het eruit: tijdens de speeltijd had ze op school een fotokopie gemaakt van haar hand. Een klasgenootje dreigde nu om haar te verklikken wegens verspilling van papier en inkt. Ik raadde mijn dochter aan zich uit eigen beweging bij de juf te verontschuldigen en zo de klikspaan voor te zijn. Het was aandoenlijk haar dat kleine vergrijp te zien opbiechten. Ik dacht aan de miljoenen kopieën die lelijkheid aan de wereld toevoegen. Ik dacht aan daden die erger zijn dan de afdruk van een handje, maar waarvoor niemand zich ooit verontschuldigt.
Na deze flashback duiken mijn collega en ik weer op uit de Annie Cordytunnel. Op de radio pruttelt het nieuws met zijn geruststellende klankband van fraude en misbruik. Het is een dag zoals alle andere. Er ontploft geen vuile bom en we raken niet betrokken bij een kettingbotsing. Als we Gent naderen, breekt de zon zelfs door de wolken. Mijn collega zet mij af nabij het centrum. Overal zit mens en ik koop een ijsje met één bolletje.
Ik kom thuis, maar voel mij weer niet ter bestemming.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier