Jean-Paul Mulders
‘Mijn dochter heeft een goed hart, wat mij vervult met een eigenaardig mengsel van trots en schrik’
“Ik maak mij zorgen om Hermelien”, zegt mijn dochter van elf na een lastige dag op school. Het is diezelfde grimmige avond waarop het nieuws door het land waart dat er in de hoofdstad twee Zweden doodgeschoten zijn. “Sinds haar zusje is gestorven, zit ze alleen in haar kooi, terwijl cavia’s groepsdieren zijn. Vroeger was ze supersociaal, maar nu schrikt ze al op van het minste geluid. De allenigheid verandert haar karakter helemaal.”
Tot mijn verbazing loopt er een traan over de wang van mijn dochter. Meestal is ze geen huilerig type. Ik check net een nieuwssite met beelden vol verhakkelde mensen. De klacht over een huisdier klinkt surrealistisch. Ik besef wat voor luxe het is om, in deze grote boze wereld, oog te kunnen hebben voor leed dat zo klein is.
Helaas heb ik maar weinig in de pap te brokken; ze houdt de cavia bij mijn ex en die heeft al een jaar of zeven geleden het gras aan de overkant opgezocht. Of het daar groener is, weet ik niet, maar gelukkig zijn wij meestal wel on speaking terms. Ik beloof dat ik een lans zal breken voor betere leefomstandigheden van Hermelien. Ik doe wat research over dit geslacht van Zuid-Amerikaanse knaagdieren, die blijken te klappertanden als ze boos zijn en te fluiten als er eten komt. ‘De bekendste soort is de huiscavia (Cavia porcellus), die waarschijnlijk zo’n drieduizend jaar geleden door de Inca’s gedomesticeerd is.’ Voor zo’n onbeduidend diertje vind ik dat een ontzagwekkende geschiedenis. De naam cavia schijnt te komen van cavum, het Latijnse woord voor een hol, de plek waar veel soorten in het wild leven.
Ik besef wat voor luxe het is om, in deze grote boze wereld, oog te kunnen hebben voor leed dat zo klein is.
Mijn dochter blijkt gelijk te hebben: telkens weer wordt de cavia als een echt groepsdier omschreven, hoeveel sites ik ook raadpleeg om te ontsnappen aan de oncomfortabele waarheid. ‘Sociaal contact is een van de essentiële basisbehoeften’, lees ik. ‘Ze doen alles samen. Vroeger wist bijna niemand dat en hielden we het bij één cavia. Je kon toen ook niet zomaar even googelen. Gelukkig weten we nu veel meer, waardoor steeds meer baasjes hun cavia een soortgenootje gunnen.’
“Ik begrijp je mama anders ook wel”, zeg ik aan mijn dochter. “Als jullie nu een cavia bijkopen en de oude sterft, dan heeft de nieuwe weer een soortgenootje nodig. Zo blijf je bezig en wordt het huisdier een nooit uitdovende kwestie. Dan is er nog het risico op ongewenste voortplanting als een vrouwtje plots een mannetje blijkt.”
Ze zegt dat ze dat wel weet, maar nog liever afstand doet van Hermelien dan haar ongelukkig te zien. Mijn dochter heeft een goed hart, wat mij vervult met een eigenaardig mengsel van trots en schrik.
Ik beloof dat ik zal helpen om voor dit stukje wereldleed een oplossing te zoeken. “Misschien vinden we iemand die je cavia wil adopteren”, zeg ik haar. “Of ik bel eens naar vzw Opvang Knaagje, wat een leuke naam is. Volgens hun site werken ze samen met een dierenarts die Peggy Versweyveld heet.”
Mijn dochter glimlacht. Ze is blij met het vooruitzicht Hermelien op een verse, groene weide een gelukkige oude dag te bezorgen.
Op de nieuwssite, intussen, dreigt uitbreiding van de oorlog naar andere fronten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier