Jean-Paul Mulders

‘Meester Jan vertelde vol vuur hoe je een boom kunt vellen met een salvo aan kogels uit een machinegeweer op een tank’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Het is zondagnamiddag, overwegend bewolkt en in het binnenland proberen wielrenners elkaar de loef af te steken. Op een nieuwssite bots ik op het woord telvinger. Dat ken ik niet, en ik word nerveus als sieraden ontsnappen aan mijn woordenschat. Volgens mijn moeder kon ik als kind stampvoeten als ik de betekenis van een woord in een sprookje niet vatte. Ik zou mijzelf dan, zoals Repelsteeltje, in tweeën gescheurd hebben van woede.

De laatste tijd komen woorden die ik niet begrijp meestal uit het Engels. Clusterfuck bijvoorbeeld, dat als vanzelfsprekend in Vlaamse kranten opduikt. Het stampvoetende kind in mij zoekt zo’n pronkjuweel dan op. Een clusterfuck blijkt een situatie te zijn waarin alles misgaat. Een puinhoop of rotzooi kortom, maar in het Engels klinkt dat indrukwekkender. Op dezelfde manier kun je je interessant maken door krenten als janking, lamestream of nonpology doorheen je woordenpudding te mengen. In wezen blijven volwassenen toch altijd een beetje kleine kinderen.

Het was wreed om een pelsdier open te snijden voor een klasje elfjarigen. Toch vond ik het een van de boeiendste lessen die ik ooit heb gekregen.

Maar om terug te keren naar de telvinger: dat blijkt een rubberen vingerdop, somwijlen voorzien van noppen, die je helpt om grote hoeveelheden papieren te tellen. Telvingers bestaan in tal van maten, kleuren en merken. Ze zijn een handig hulpmiddel als je een bladzijde wil omslaan. Binnenkort is de telvinger weer koning, want in 2024 trekt de helft van de wereldbevolking naar de stembus. Een aanzienlijk deel daarvan zelfs nog met papieren kiesbiljetten.

Vergeleken met clusterfuck klinkt het woord telvinger analoog, hoewel het de oorsprong van het digitale in zich draagt. Een vinger is immers digitus in het Latijn. Ik herinner mij nog levendig hoe onze meester in het vijfde leerjaar uitlegde dat er een nieuw en spannend tijdperk aankwam, en dat we dat digitaal zouden noemen. We konden toen moeilijk geloven dat de toekomst bevingerd zou worden.

In die tijd waren kwartshorloges met cijfers van vloeibaar kristal het enige digitale in onze leefwereld. De seconden versprongen op een manier die ons fascineerde. De Seiko van onze onderwijzer had een lichtje en kon piepen als je het op een bepaald tijdstip instelde. ‘ALARM’, heette dat, dramatisch voor wat het uiteindelijk maar was. Maar piepen vonden we toen machtige toverkunst. We wisten nog niet dat er iPhones zouden komen, killer drones en de verkilling die we heden om ons heen zien.

Die les over het digitale is mij haarscherp bijgebleven, naast die waarin het konijn werd gevild dat meester Jan van thuis had meegebracht. Hij toonde ons nieren, longen en een hartje dat ik even in mijn hand mocht houden, en dat in mijn herinnering nog dampte. Het was wreed om een pelsdier open te snijden voor een klasje elfjarigen. Toch vond ik het een van de boeiendste lessen die ik ooit heb gekregen.

Meester Jan was reserveofficier en had aan zijn legerdienst fijne herinneringen. Hij vertelde vol vuur hoe je een boom kunt vellen met een salvo aan kogels uit een machinegeweer op een tank ­– zo netjes dat de boom lijkt afgezaagd. Dat sprak toen tot mijn verbeelding.

Gelukkig was oorlog iets uit een ver en onbegrijpelijk verleden.


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content